Dienst van SURF
© 2025 SURF
Om kinderen goed te leren lezen, is het belangrijk dat ze daar in groep 2 al op worden voorbereid. Leerkrachten besteden daarom veel aandacht aan het ontwikkelen van die vaardigheden die van belang zijn om te leren lezen. Recentelijk onderzoek van Van de Sande heeft aangetoond, dat naast het stimuleren van leesvoorwaarden ook het stimuleren van executieve functies van belang is. Executieve functies reguleren onder andere de verwerking van complexe informatie tijdens de leesactiviteiten en zorgen ervoor dat kinderen hun aandacht erbij kunnen houden (van de Sande, Bruggink, & Lamers, 2015). Op basis van het hierboven genoemde onderzoek wordt aanbevolen om tijdens de voorbereidende leesles ook aandacht te besteden aan het stimuleren van de executieve functies. En dan rijst de vraag: “Is dit niet het zoveelste advies waar een leerkracht rekening mee moet houden?” De auteurs van dit artikel denken van niet. Met enkele herkenbare praktijkvoorbeelden willen zij aantonen dat veel leerkrachten dit al doen. Het is belangrijk dat zij zich hier ook bewust van zijn en de executieve vaardigheden expliciet in hun activiteiten meenemen. In het artikel worden hiervoor tips aangereikt.
LINK
Artikel over executieve functies bij studenten na de COVID-periode. Het artikel is onderdeel van het vakblad Toegepaste Psychologie. Wilt u de volledige editie met het thema “Omgeving” lezen? Ga naar: https://www.professioneelbegeleiden.nl/omgeving-oktober-2022
MULTIFILE
Om te kunnen functioneren in de huidige kennismaatschappij worden kritische en onderzoekende vaardigheden belangrijk geacht voor toekomstige professionals (De Boer, 2017). Hogescholen spelen een belangrijke rol in het opleiden van deze professionals en hebben mede daarom de wettelijke taak gekregen om onderzoek te doen en dit te integreren in het onderwijs (Griffioen & De Jong, 2015). Hoe dragen docenten, onderzoekers, onderzoek- en onderwijsmanagers in de dagelijkse praktijk bij aan het samenbrengen van onderzoek en onderwijs? Om deze vraag te beantwoorden werden N=61 interviews afgenomen met deze actoren binnen drie Nederlandse hogescholen. De resultaten laten zien dat de gedragsintenties die de respondenten bespreken verdeeld kunnen worden in drie categorieën: integratie van onderzoek in onderwijs; integratie van onderwijs in onderzoek; en het samenkomen van onderzoek en onderwijs. In de drie categorieën kan zowel ‘direct gedrag’ als ‘ondersteunend gedrag’ onderscheiden worden. Opvallend is dat de focus binnen de gedragsintenties ligt op het integreren van iets van onderzoek in het onderwijs, en in mindere mate van iets van onderwijs in het onderzoek. De implicaties van de resultaten en de opzet van het vervolgonderzoek worden bediscussieerd met het publiek tijdens het congres.
In het funderend onderwijs wordt de basis gelegd voor de kennissamenleving. Het is belangrijk dat kinderen van jongs af aan leren zichzelf aan te sturen wanneer ze leerzame activiteiten ondernemen. In de kinderopvang, vve en onderbouw basisonderwijs wordt veel aandacht besteed aan de ontwikkeling van zelfsturing ('executieve functies') bij jonge kinderen en is spel een belangrijke activiteit. Maar onderzoek wijs uit dat de cognitieve ontwikkeling tegenvalt. In veldonderzoek articuleren professionals grote handelingsverlegenheid om de nieuwsgierigheid van kinderen en hun spel te gebruiken voor de cognitieve ontwikkeling in directe samenhang met de ontwikkeling van de executieve functies. Vanaf groep 3 basisschool, wanneer het accent verschuift van 'spel' naar 'leren', ligt de aansturing grotendeels in handen van de leerkracht en ervaren kinderen geen noodzaak meer te plannen of het gedrag te reguleren. Hierdoor betrekken kinderen hun nieuwsgierigheid en exploratiedrang niet meer op leertaken. Deze ongewenste verschoolsing lijkt zich door te zetten naar de kleuters en de peuters. In dit project willen de onderzoekspartners onder leiding van het lectoraat Leiderschap in Onderwijs en Opvoeding van Windesheim inzichten en tools ontwikkelen om deze handelingsverlegenheid weg te nemen door samen met professionals in opvang en basisonderwijs rijke spelsituaties te ontwerpen en te onderzoeken, die een beroep doen op specifieke executieve functies en waar expliciet aandacht is voor leren, met name wat betreft taalontwikkeling, aanvankelijk rekenen en het beter begrijpen van de wereld van wetenschap en technologie. Het project richt zich op professionals die kinderen begeleiden in de leeftijd van 3 tot 7 jaar. Hierbij is aandacht voor de belangrijke overgangen van peuter- naar kleutergroep en van de kleuters naar groep 3. Het onderzoek wordt uitgevoerd door een consortium van vier lectoraten van de hogescholen Windesheim, Saxion en Stenden in samenwerking met 16 locaties voor kinderopvang en basisonderwijs in Flevoland, Drenthe, Friesland en Overijssel