Om te kunnen functioneren in de huidige kennismaatschappij worden kritische en onderzoekende vaardigheden belangrijk geacht voor toekomstige professionals (De Boer, 2017). Hogescholen spelen een belangrijke rol in het opleiden van deze professionals en hebben mede daarom de wettelijke taak gekregen om onderzoek te doen en dit te integreren in het onderwijs (Griffioen & De Jong, 2015). Hoe dragen docenten, onderzoekers, onderzoek- en onderwijsmanagers in de dagelijkse praktijk bij aan het samenbrengen van onderzoek en onderwijs? Om deze vraag te beantwoorden werden N=61 interviews afgenomen met deze actoren binnen drie Nederlandse hogescholen. De resultaten laten zien dat de gedragsintenties die de respondenten bespreken verdeeld kunnen worden in drie categorieën: integratie van onderzoek in onderwijs; integratie van onderwijs in onderzoek; en het samenkomen van onderzoek en onderwijs. In de drie categorieën kan zowel ‘direct gedrag’ als ‘ondersteunend gedrag’ onderscheiden worden. Opvallend is dat de focus binnen de gedragsintenties ligt op het integreren van iets van onderzoek in het onderwijs, en in mindere mate van iets van onderwijs in het onderzoek. De implicaties van de resultaten en de opzet van het vervolgonderzoek worden bediscussieerd met het publiek tijdens het congres.
Om te kunnen functioneren in de huidige kennismaatschappij worden kritische en onderzoekende vaardigheden belangrijk geacht voor toekomstige professionals (De Boer, 2017). Hogescholen spelen een belangrijke rol in het opleiden van deze professionals en hebben mede daarom de wettelijke taak gekregen om onderzoek te doen en dit te integreren in het onderwijs (Griffioen & De Jong, 2015). Hoe dragen docenten, onderzoekers, onderzoek- en onderwijsmanagers in de dagelijkse praktijk bij aan het samenbrengen van onderzoek en onderwijs? Om deze vraag te beantwoorden werden N=61 interviews afgenomen met deze actoren binnen drie Nederlandse hogescholen. De resultaten laten zien dat de gedragsintenties die de respondenten bespreken verdeeld kunnen worden in drie categorieën: integratie van onderzoek in onderwijs; integratie van onderwijs in onderzoek; en het samenkomen van onderzoek en onderwijs. In de drie categorieën kan zowel ‘direct gedrag’ als ‘ondersteunend gedrag’ onderscheiden worden. Opvallend is dat de focus binnen de gedragsintenties ligt op het integreren van iets van onderzoek in het onderwijs, en in mindere mate van iets van onderwijs in het onderzoek. De implicaties van de resultaten en de opzet van het vervolgonderzoek worden bediscussieerd met het publiek tijdens het congres.
Uithuisgeplaatste jongeren hebben vaak te maken met culturele en levensbeschouwelijke verschillen tussen hun gezin van herkomst en hun gezinshuis. Voor het welzijn van jongeren in gezinshuizen is het van belang, en ook één van de Rechten van het Kind, dat ze een eigen identiteit kunnen ontwikkelen en kennis kunnen maken met de cultuur en levensbeschouwing van hun gezin van herkomst. Uit eerder onderzoek blijkt dat een goede samenwerking tussen ouders en pleegouders bijdraagt aan een succesvolle plaatsing en de kans op breakdown vermindert. In dit kwalitatieve onderzoek laten we, op basis van diepte-interviews met jongeren, ouders en gezinshuisouders (n=64), eerst zien welke culturele en levensbeschouwelijke verschillen tussen gezinshuis en gezin van herkomst tot spanningen kunnen leiden en hoe gezinshuisouders deze hanteren. Naast de culturele en levensbeschouwelijke verschillen die tot spanningen kunnen leiden, beschrijven we ook drie manieren waarop gezinshuisouders hiermee omgaan, namelijk door: 1) de identiteit van het gezinshuis centraal te stellen, 2) ruimte te maken voor de identiteit van het gezin van herkomst door inleven en afstemmen, of 3) de identiteitsvorming van de jongere centraal te stellen. Dat laatste komt minder vaak voor, maar is juist belangrijk in de adolescentie. Tot slot pleiten we voor een triadisch-pedagogische benadering van pleeg- en gezinshuiszorg, waarin het kind niet losgezongen wordt van identiteit van het gezin van herkomst, het gezinshuis de eigen identiteit niet hoeft te verloochenen, maar uiteindelijk de culturele en levensbeschouwelijke identiteitsvorming van de jongere beoogd wordt.