Dienst van SURF
© 2025 SURF
De schuldenproblematiek in Nederland neemt al jaren toe. Er zijn inmiddels bijna een miljoen huishoudens met een (risico op) problematische schulden (941.000). Omdat schuldhulpverlening lang niet altijd tot een schuldenvrije toekomst leidt, daarop flink bezuinigd wordt en de effectiviteit van schuldpreventie niet is aangetoond, is vroegsignalering van groot belang. Diverse crediteuren en partijen die betrokken zijn bij het oplossen van problematische schulden hebben gezamenlijk een systeem voor vroegsignalering ontworpen, het Landelijk Informatiesysteem Schulden (LIS). Door huur-, energie-, BKR-achterstanden te registreren op op daartoe gezette momenten door woningcorporaties, energiebedrijven, banken en kredietverstrekkers te laten raadplegen, kunnen zij waar nodig andere, meer passende keuzen maken in de levering van hun diensten en producten. Als gevolg hiervan komen minder huishoudens in een problematische schuldsituatie en/of zullen zij eerder schuldhulp zoeken.
Binnen de eigen woning of het eigen hekwerk zijn burgers en bedrijven primair zelf aan zet om energie te besparen en te verduurzamen. Geen sinecure en vaak kostbaar. “Goed dat de overheid daarbij helpt. Echter, daarbuiten bepaalt de overheid het volledige spel. Beiden zitten aan elkaar vastgeklonken. In een complexe dynamische omgeving met een internationaal speelveld en voortdurend veranderende werkelijkheden, kansen en risico’s.”
LINK
Laten we in Nederland uitgaan van een energieverbruik van 3.500 PJ in 2050, stelt Martien Visser. Grotendeels in te vullen met eigen productie uit diverse bronnen, deels ook via import. “Mocht onze energiebehoefte rond 2050 toch lager zijn, dan kunnen we onze plannen altijd nog bijstellen of de overtollige energie aan onze ooster- en zuiderburen verkopen”, zegt hij.
LINK
In het Nationaal Park Drentsche Aa startte in 2021 het driejarige programma “Energietransitie en participatie’. Hierin staan de opvattingen van bewoners en hun energie-initiatieven centraal: Wat vinden inwoners kwaliteiten op gebieds- en dorpsniveau? Hoe wil men hier in het kader van de energietransitie mee omgaan? Welke concrete projecten kunnen zij hieruit ontplooien? Voor de uitvoering van dit programma maken zij graag gebruik van de integrale methodiek zoals beschreven in het werkboek “WI’J DOONT! Samen energie steken in onze waardevolle gebouwen, dorpen en landschappen”. Met dit nieuwe werkboek kunnen lokale gemeenschappen zelf, vanuit de kracht van hun dorp en erfgoedkwaliteiten, een energievisie en concrete plannen ontwikkelen. Het werkboek is gereed voor toepassing in een pilot. Omdat binnen het programma geen ruimte is voor de (inhoudelijke) ondersteuning van het werkboek wordt in dit KIEM-project een training ontwikkeld voor gebruikers en procesbegeleiders. Dit KIEM-project heeft op verschillende manieren een vernieuwend karakter: - Lokale gemeenschappen zijn centrale besluitvormers over energieplannen en niet slechts een partij die inspreekt op een plan van overheid of energiebedrijven. - Verschillende disciplines werken samen: energie, gebouwd erfgoed en landschappelijk erfgoed. In de huidige praktijk werken deze vaak na elkaar. - Vanuit een theoretisch perspectief is het werkboek het eerste integrale instrument dat aansluit bij de ‘erfgoed als ruimtelijke vector-benadering’. In dit KIEM-project vindt de eerste toepassing plaats. - Met de training en begeleiding heeft dit KIEM-project een directe impact op de praktijk, wat de lokaal gedragen energietransitie ten goede komt. De consortiumpartners voor dit project zijn de Hanzehogeschool Groningen, de Drentse vereniging voor Dorpsbelangen en Dorpshuizen (BOKD), de Natuur- en Milieufederatie Drenthe (NMFD). Daarnaast zullen enkele externe partijen worden ingehuurd voor inhoudelijke ondersteuning van de lokale gemeenschappen (de deelnemers).
In het Nationaal Park Drentsche Aa startte in 2021 het driejarige programma “Energietransitie en participatie’. Hierin staan de opvattingen van bewoners en hun energie-initiatieven centraal: Wat vinden inwoners kwaliteiten op gebieds- en dorpsniveau? Hoe wil men hier in het kader van de energietransitie mee omgaan? Welke concrete projecten kunnen zij hieruit ontplooien? Voor de uitvoering van dit programma maken zij graag gebruik van de integrale methodiek zoals beschreven in het werkboek “WI’J DOONT! Samen energie steken in onze waardevolle gebouwen, dorpen en landschappen”. Met dit nieuwe werkboek kunnen lokale gemeenschappen zelf, vanuit de kracht van hun dorp en erfgoedkwaliteiten, een energievisie en concrete plannen ontwikkelen. Het werkboek is gereed voor toepassing in een pilot. Omdat binnen het programma geen ruimte is voor de (inhoudelijke) ondersteuning van het werkboek wordt in dit KIEM-project een training ontwikkeld voor gebruikers en procesbegeleiders.Dit KIEM-project heeft op verschillende manieren een vernieuwend karakter:- Lokale gemeenschappen zijn centrale besluitvormers over energieplannen en niet slechts een partij die inspreekt op een plan van overheid of energiebedrijven.- Verschillende disciplines werken samen: energie, gebouwd erfgoed en landschappelijk erfgoed. In de huidige praktijk werken deze vaak na elkaar.- Vanuit een theoretisch perspectief is het werkboek het eerste integrale instrument dat aansluit bij de ‘erfgoed als ruimtelijke vector-benadering’. In dit KIEM-project vindt de eerste toepassing plaats.- Met de training en begeleiding heeft dit KIEM-project een directe impact op de praktijk, wat de lokaal gedragen energietransitie ten goede komt.De consortiumpartners voor dit project zijn de Hanzehogeschool Groningen, de Drentse vereniging voor Dorpsbelangen en Dorpshuizen (BOKD), de Natuur- en Milieufederatie Drenthe (NMFD). Daarnaast zullen enkele externe partijen worden ingehuurd voor inhoudelijke ondersteuning van de lokale gemeenschappen (de deelnemers).In het Nationaal Park Drentsche Aa startte in 2021 het driejarige programma “Energietransitie en participatie’. Hierin staan de opvattingen van bewoners en hun energie-initiatieven centraal: Wat vinden inwoners kwaliteiten op gebieds- en dorpsniveau? Hoe wil men hier in het kader van de energietransitie mee omgaan? Welke concrete projecten kunnen zij hieruit ontplooien? Voor de uitvoering van dit programma maken zij graag gebruik van de integrale methodiek zoals beschreven in het werkboek “WI’J DOONT! Samen energie steken in onze waardevolle gebouwen, dorpen en landschappen”. Met dit nieuwe werkboek kunnen lokale gemeenschappen zelf, vanuit de kracht van hun dorp en erfgoedkwaliteiten, een energievisie en concrete plannen ontwikkelen. Het werkboek is gereed voor toepassing in een pilot. Omdat binnen het programma geen ruimte is voor de (inhoudelijke) ondersteuning van het werkboek wordt in dit KIEM-project een training ontwikkeld voor gebruikers en procesbegeleiders.Dit KIEM-project heeft op verschillende manieren een vernieuwend karakter:- Lokale gemeenschappen zijn centrale besluitvormers over energieplannen en niet slechts een partij die inspreekt op een plan van overheid of energiebedrijven.- Verschillende disciplines werken samen: energie, gebouwd erfgoed en landschappelijk erfgoed. In de huidige praktijk werken deze vaak na elkaar.- Vanuit een theoretisch perspectief is het werkboek het eerste integrale instrument dat aansluit bij de ‘erfgoed als ruimtelijke vector-benadering’. In dit KIEM-project vindt de eerste toepassing plaats.- Met de training en begeleiding heeft dit KIEM-project een directe impact op de praktijk, wat de lokaal gedragen energietransitie ten goede komt.De consortiumpartners voor dit project zijn de Hanzehogeschool Groningen, de Drentse vereniging voor Dorpsbelangen en Dorpshuizen (BOKD), de Natuur- en Milieufederatie Drenthe (NMFD). Daarnaast zullen enkele externe partijen worden ingehuurd voor inhoudelijke ondersteuning van de lokale gemeenschappen (de deelnemers).
Elektrisch rijden staat aan de vooravond van een schaalsprong. De ambitie van zowel de Nederlandse overheid als internationale overheden is om binnen nu en 12 jaar alleen nog maar elektrische auto’s nieuw op de markt toe te laten. De elektrisch vervoer (EV) keten staat voor de grote uitdaging om deze schaalsprong op tijd met voldoende laadinfrastructuur te faciliteren. Nederlandse ketenpartners willen, net als de afgelopen jaren, koploper blijven op het gebied van EV-laadinfrastructuur en daarom goed voorbereid zijn op deze schaalsprong. De centrale praktijkvraag van de EV-ketenpartners is “Hoe kan de toekomstige laadbehoefte voor elektrische voertuigen in een snel groeiende markt met nieuwe gebruikersgroepen goed worden ingevuld?” Het doel van Future Charging is om bij te dragen aan de doorbraak van elektrisch rijden door kennis over de laadbehoefte van nieuwe gebruikersgroepen te ontwikkelen en toekomstig laadgedrag in een agent-based model te simuleren. Simulaties geven EV-ketenpartners concrete inzichten in effecten van toekomstscenario’s op het gebruik van laadinfrastructuur, de impact op het elektriciteitsnet en openbare ruimte. Deze kennis ondersteunt EV-ketenpartners bij de uitrol van toekomstbestendige laadinfrastructuur. In totaal brengt dit project 17 consortiumpartners bij elkaar waarmee de volledige EV-keten voor laadinfrastructuur vertegenwoordigd is: gemeenten, netbeheerders, laadpaal-exploitanten, energiebedrijven en gebruikers. De partners bieden hiermee een rijke praktijkomgeving waar continu kan worden geleerd over de veranderende laadbehoefte van verschillende gebruikersgroepen en in verschillende ruimtelijke settings: van grootstedelijk tot “laden in de regio”. Sinds 2014 beheert en monitort de Hogeschool van Amsterdam de laaddata voor G4/MRA-E. Meer dan 8,5 miljoen laadsessies zijn opgeslagen in een professioneel datawarehouse en middels beveiligde accounts toegankelijk voor onderzoek. Future Charging slaat de brug tussen theorie over laadbehoefte, laadgedrag en agent-based simuleren en de praktijk van laadinfrastructuur. Het resultaat is een praktisch toepasbaar simulatiemodel waarmee ontwerpstudies en praktijkcases worden doorgerekend.