Dienst van SURF
© 2025 SURF
BACKGROUND: Burn scar maturation can take several years but is generally studied shortly after injury. Therefore, we investigated patient-reported scar quality up to 5-7 years post-burn.METHODS: Patients with ≤ 20 % total body surface area burned completed the Patient Scale of the Patient and Observer Scar Assessment Scale (POSAS 2.0) on the same scar at 3, > 18 months (median 28 months) and 5-7 years (median 63 months) post-burn.RESULTS: Fifty-eight patients (21 children; 37 adults) with a median total body surface area burned (TBSA) of 6.3 % participated. Average patient-reported scar quality (POSAS score) was generally worst at 3 months (median score: 4.2), best at 28 months (median score: 2.2) and intermediate at 63 months post-burn (median score: 3.4) (p < 0.001). Many patients (66 %) reported a median 1.8 point higher (worse) POSAS score at 63 months compared to 28 months post-burn, whereas 14 % reported an identical, and 21 % a lower (better) score. At any assessment, largest differences with normal skin were reported for scar colour. Univariate predictive factors of long-term patient-reported scar quality were scar quality at 3 months (p = 0.002) and 28 months post-burn (p < 0.001), full-thickness burn size (p = 0.033), length of hospital stay (p = 0.003), and number of surgeries (p < 0.001).CONCLUSION: Two-thirds of patients with burns up to 20 % TBSA scored the quality of their scars worse at 63 months compared to 28 months post-burn. Whether this corresponds to increased dissatisfaction with scars in the long term should be further investigated. These new insights add to the body of knowledge on scar maturation and underscores the importance of discussing patients' expectations.
Dit is alweer de vijfde editie van het congres Met het oog op behandeling. De afgelopen jaren hebben we gezien dat de maatschappelijke belangstelling voor mensen met een licht verstandelijke beperking (LVB) sterk toeneemt. Dit jaar is er zelfs een Interdepartementaal Beleidsonderzoek gedaan door diverse ministeries over de positie van mensen met een LVB in de Nederlandse samenleving. In het onderzoeksrapport wordt gepleit voor het verbeteren van de communicatie tussen algemene voorzieningen en deze burgers. Voor alle professionals in het brede sociaal domein wordt aanbevolen dat zij meer kennis en vaardigheden moeten hebben voor hun hulp- en dienstverlening aan mensen met een LVB. Dat geldt voor alle professionals in het sociaal domein en in het bijzonder voor professionals die werken voor cliënten met een LVB waarbij sprake is van ernstige gedragsproblematiek en psychische problemen. In dat geval moet je kunnen omgaan met ‘onbegrepen gedrag’ en agressie en wil je beschikken over de beste, actuele kennis op dat gebied.
Er lijkt een duidelijke mate van evidentie te bestaan betreffende de relatie fysieke activiteit, respectievelijk fitheid en gezondheid in de algemene populatie en bij bepaalde pathologieën. Er is evenwel nog behoefte aan verder wetenschappelijk onderzoek naar mogelijke determinanten en onderliggende mechanismen, als ook naar evidentie bij bepaalde, specifieke aandoeningen. Tevens mag duidelijk zijn dat ondanks de bestaande evidentie fysieke activiteit/oefening te weinig toegepast wordt in de gezondheidszorg. Het onderzoek naar de effectiviteit van gezondheidskundige interventies is dan ook uitermate belangrijk. Dit lectoraat hoopt dan ook een bescheiden bijdrage hieraan te kunnen leveren. Hiervoor heeft zij reeds afspraken tot samenwerking met de academische en medische wereld (in Utrecht, Amsterdam, Maastricht en Leuven), met de gezondheidszorg (RIVM Bilthoven en GG&GD Utrecht) en met de beroepen- of bedrijfswereld (Politie regio Utrecht; Enraf Nonius, Delft). De beoogde doelstellingen zullen echter naar alle waarschijnlijkheid beduidend meer tijd in beslag nemen dan de periode van 4 jaar die de Stichting Kennis Ontwikkeling voorzien heeft met betrekking tot het oprichten en financieren van de lectoraten.
Resultaten van fysiotherapie worden mede bepaald door verwachtingen die patiënten hebben. Positieve verwachtingen kunnen een gunstige invloed op het behandelresultaat hebben (placebo-effecten) en negatieve verwachtingen een ongunstige invloed (nocebo-effecten). De informatie die de fysiotherapeut geeft en de wijze van communiceren beïnvloedt de verwachtingen van de patiënt en dit kan zodoende placebo- en nocebo-effecten triggeren. Hoewel veel fysiotherapeuten de impact van deze mechanismen herkennen, weet men niet goed hoe hiermee in de praktijk om te gaan. Samen met zes in rugpijn gespecialiseerde fysiotherapiepraktijken en veertien andere fysiotherapiepraktijken wordt de rol van placebo- en nocebo-effecten in de behandeling van lage rugpijn onderzocht. Momenteel wordt in het kader van het stimuleringsfonds van het HAN zwaartepunt Health de invloed van communicatie en taalgebruik op de mate van angst en pijnklachten bij patiënten na afloop van een fysiotherapeutisch consult onderzocht. Op basis hiervan wordt een innovatieve communicatietraining ontwikkeld. De ontwikkelde communicatietraining fungeert als basis en vertrekpunt voor het project. Het project beoogt richtlijnen te ontwikkelen voor placebo-bevorderende en nocebo-vermijdende communicatie door de fysiotherapeut bij de behandeling van lage rugpijn. Deze worden geïntegreerd in de communicatietraining en geëvalueerd in een experimenteel onderzoek. Uitkomstmaten hierbij zijn de mate van angst na afloop van het eerste consult, de verwachtingen van de patiënt over de uitkomst van de behandeling, en de kwaliteit van de geobserveerde communicatie. Daarnaast worden de kwaliteit van de behandelrelatie (‘therapeutic alliance’), de door de patiënt ervaren pijn en het zelf gerapporteerde functioneren gemeten na afloop van de fysiotherapiebehandeling. Bij het onderzoek zijn naast de fysiotherapiepraktijken experts van de Radboud Universiteit (Centre for Language Studies), Universiteit Leiden, het Radboudumc, het Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie en Saxion Hogeschool betrokken. De verkregen kennis over de placebo-bevorderende en nocebo-vermijdende communicatie wordt verspreid en geïmplementeerd in het onderwijs en het werkveld via de aangesloten kanalen.
Resultaten van fysiotherapie worden mede bepaald door verwachtingen die patiënten hebben. Positieve verwachtingen kunnen een gunstige invloed op het behandelresultaat hebben (placebo-effecten) en negatieve verwachtingen een ongunstige invloed (nocebo-effecten). De informatie die de fysiotherapeut geeft en de wijze van communiceren beïnvloedt de verwachtingen van de patiënt en dit kan zodoende placebo- en nocebo-effecten triggeren. Hoewel veel fysiotherapeuten de impact van deze mechanismen herkennen, weet men niet goed hoe hiermee in de praktijk om te gaan. Samen met zes in rugpijn gespecialiseerde fysiotherapiepraktijken en veertien andere fysiotherapiepraktijken wordt de rol van placebo- en nocebo-effecten in de behandeling van lage rugpijn onderzocht. De ontwikkelde communicatietraining fungeert als basis voor het RAAK-mkb 'Let op je woorden' project. Het project beoogt richtlijnen te ontwikkelen voor placebo-bevorderende en nocebo-vermijdende communicatie door de fysiotherapeut bij de behandeling van lage rugpijn. Deze worden geïntegreerd in de communicatietraining en geëvalueerd in een experimenteel onderzoek. Uitkomstmaten hierbij zijn de mate van angst na afloop van het eerste consult, de verwachtingen van de patiënt over de uitkomst van de behandeling, en de kwaliteit van de geobserveerde communicatie. Daarnaast worden de kwaliteit van de behandelrelatie (‘therapeutic alliance’), de door de patiënt ervaren pijn en het zelf gerapporteerde functioneren gemeten na afloop van de fysiotherapiebehandeling. Door de coronacrisis is er vertraging ontstaan in de data-verzameling. Fysiotherapiepraktijken zijn tijdens de eerste 'lock down' dicht geweest en moesten daarna een inhaalslag maken. Velen van hen verrichten nu COVID-herstelzorg. Een en ander had tot gevolg dat er minder bereidheid was om mee te doen aan het RAAK-mkb 'Let op je woorden project'. Met de aangevraagde RAAK-impuls subsidie wordt beoogd een extra impuls te geven aan de data verzameling van dit project.
Het doel van dit project is het slimmer scoren in de fysiotherapeutische zorg door gebruik te maken van PROMIS Computer Adaptive Testing. De verschuiving van acute naar chronische zorg, de toename van evidence based handelen, het (h)erkennen van het belang van het perspectief van de patiënt en de opkomst van value based health care heeft geleid tot het meten van patiënt gerapporteerde uitkomsten, meestal in de vorm van vragenlijsten (Patient Reported Outcome Measures (PROMs). Fysiotherapeuten blijken het belang van de meetinstrumenten wel te (h)erkennen, maar met name de tijdsinvestering en de veelheid van vragenlijsten te groot vinden om de instrumenten consequent te gebruiken. Fysiotherapeuten vragen dan ook “Help ons met kortere en meer relevante vragenlijsten die klinisch inzetbaar en betekenisvol zijn in de praktijk en elkaar niet overlappen“. Het Patient-Reported Outcomes Measurement Information Systeem (PROMIS) is ontwikkeld om beperkingen van klassieke PROMs op te lossen door gebruik te maken van Item Response Theory en Computer Adaptive Testing en geldt als de nieuwe gouden standaard voor het (slimmer) meten en scoren van PROs in de zorg. Tot dusver blijken de Engelstalige PROMIS instrumenten meer valide, betrouwbaarder en responsiever is dan alle bestaande PROMs. Voor de Nederlandstalige versies zijn de betrouwbaarheid en responsiviteit van voor de fysiotherapie belangrijke PROMIS instrumenten nog niet bekend. Het is ook onbekend of fysiotherapeuten de PROMIS instrumenten beter hanteerbaar vinden dan de traditionele PROMs. Omdat betrouwbaarheid en responsiviteitsscores in belangrijke mate bijdragen aan de hanteerbaarheid en interpretatie van meetinstrumenten moeten deze eigenschappen eerst worden uitgezocht. Wij maken gebruik van 5 werkpakketten: WP1 is een test-hertest studie (betrouwbaarheid) van de PROMIS instrumenten, WP2 is een responsiviteit studie van de PROMIS instrumenten, WP3 is een feasibility studie van de PROMIS instrumenten, WP4 is ontwikkeling van scholing en WP5 is de evaluatie van de scholing.