Dienst van SURF
© 2025 SURF
Parents who grew up without digital monitoring have a plethora of parental monitoring opportunities at their disposal. While they can engage in surveillance practices to safeguard their children, they also have to balance freedom against control. This research is based on in-depth interviews with eleven early adolescents and eleven parents to investigate everyday negotiations of parental monitoring. Parental monitoring is presented as a form of lateral surveillance because it entails parents engaging in surveillance practices to monitor their children. The results indicate that some parents are motivated to use digital monitoring tools to safeguard and guide their children, while others refrain from surveillance practices to prioritise freedom and trust. The most common forms of surveillance are location tracking and the monitoring of digital behaviour and screen time. Moreover, we provide unique insights into the use of student tracking systems as an impactful form of control. Early adolescents negotiate these parental monitoring practices, with responses ranging from acceptance to active forms of resistance. Some children also monitor their parents, showcasing a reciprocal form of lateral surveillance. In all families, monitoring practices are negotiated in open conversations that also foster digital resilience. This study shows that the concepts of parental monitoring and lateral surveillance fall short in grasping the reciprocal character of monitoring and the power dynamics in parent-child relations. We therefore propose that monitoring practices in families can best be understood as family surveillance, providing a novel concept to understand how surveillance is embedded in contemporary media practices among interconnected family members.
MULTIFILE
This paper describes the work done to track the supply chains of sur-veillance technologies from the global North to African governments for illegal surveillance of their citizens. We conducted desk research to analyse the supply side of surveillance technology exported to African countries. Our preliminary findings show nine key exporting states-actors for surveillance technologies to Africa. These are China; European Union agencies, and member states France, Germany, Italy; Israel, United Kingdom, Russia, and the United States of Amer-ica. Regarding the specific surveillance technologies being transferred, each export-ing state tends to have a focus area, both in geographic area and within the five surveillance technology categories covered by this study. The paper identified six motives for state surveillance, including the suppliers' perspective. These are: 1) surveillance as legitimacy for state security, 2) surveillance for political gain, 3) surveillance as diplomacy, 4) surveillance as a tool for development, 5) Surveil-lance as neocolonialism, and 6) surveillance as business opportunity. Further re-search is needed to deepen the analysis of surveillance technologies exports to the African continent and the human rights violations.
MULTIFILE
De African Digital Rights Network (ADRN) heeft een nieuw rapport gepubliceerd waarin de toevoer en verspreiding van digitale surveillance technologie in Afrika in kaart is gebracht. Onderzoeker Anand Sheombar van het lectoraat Procesinnovatie & Informatiesystemen is betrokken bij het ADRN-collectief en heeft samen met de Engelse journalist Sebastian Klovig Skelton, door middel van desk research de aanvoerlijnen vanuit Westerse en Noordelijke landen geanalyseerd. De bevindingen zijn te lezen in dit Supply-side report hoofdstuk van het rapport. APA-bronvermelding: Klovig Skelton, S., & Sheombar, A. (2023). Mapping the supply of surveillance technologies to Africa Supply-side report. In T. Roberts (Ed.), Mapping the Supply of Surveillance Technologies to Africa: Case Studies from Nigeria, Ghana, Morocco, Malawi, and Zambia (pp. 136-167). Brighton, UK: Institute of Development Studies.
MULTIFILE
In veel Afrikaanse landen zien we een inperking van de maatschappelijke ruimte (‘civic space’). Deze ruimte is cruciaal om in democratische staten transparantie, vrijheid van meningsuiting en verantwoording van bestuur te realiseren. In een steeds sterke digitaliserende maatschappij wordt toegang tot digitale middelen een mensenrecht. Daar waar regeringen proberen hun burgers en organisaties dat recht tot digitale informatievoorziening en –uitwisselingen te ontnemen komen de Sustainable Development Goals in het gedrang. Doel African Digital Rights Network (ADRN) wil inzicht verkrijgen in de stakeholders ne technologieën die betrokken zijn net het openen of onderdrukken van de online maatschappelijke ruimte (‘civic space’). Het netwerk beoogt bij te dragen aam empowerment van burgers om hun digitale mensenrechten uit te oefenen. Resultaten ADRN heeft een vergelijkende studie van 10 Afrikaanse landen uitgevoerd naar het gebruik van digitale technologieën voor het openen of onderdrukken van de online maatschappelijke ruimte (‘civic space’). Het project heeft onder andere geleidt tot de volgende publicatie: Mapping the Supply of Surveillance Technologies to Africa: Case Studies from Nigeria, Ghana, Morocco, Malawi, and Zambia Looptijd 01 mei 2020 - 20 april 2021 Aanpak ADRN organiseert een netwerk van onderzoekers, analisten, digitale rechtenorganisaties en activisten om de dynamiek van het openen en onderdrukken van de digitale maatschappelijke ruimte in kaart te brengen. Het netwerk bouwt op een interdisciplinaire onderzoeksaanpak o.l.v. het Institute for Development Studies, een vooraanstaand onderzoeksinstituut. Relevantie van het project Het onderzoek leidt tot aanbevelingen voor o.a. beleidsmakers en maatschappelijke organisaties ter bevordering van de digitale maatschappelijke ruimte. Daarnaast worden digitale tools en trainingsmateriaal gefaciliteerd voor het monitoren van ontwikkelingen en dreigingen van de digitale maatschappelijke ruimte. CofinancieringDit onderzoek wordt gefinancierd door UKRI - GCRF Digital Innovation for Development in Africa (DIDA)Meer weten? UKRI GCRF: African Digital Rights Network Website ADRN
Ontwikkelingssamenwerking is een gebied dat sterk in beweging is. Veranderingen in financiering door de Nederlandse overheid van ontwikkelingssamenwerking (Schulpen et al., 2018) en de opkomst van digitale digitale technologieën en daarmee de toename van mobiele telefonie, sociale media, internetgebruik in ‘de landen van de ontwikkelingssamenwerkingsprojecten, big data, fintech, online surveillance en censuur hebben de ontwikkelingssamenwerkingsorganisaties opgeschud en zelfs in een stroomversnelling gebracht. Maatschappelijke organisaties actief in ontwikkelingssamenwerking onderkennen de mogelijkheden die digitalisering hen biedt maar ervaren de gevolgen van deze digitale transformatie tegelijkertijd als complex, onzeker en onduidelijk in impact in ontwikkelingssamenwerking (Haikin & Flatters, 2017; Partos & The Spindle, 2018; Mitchell et al., 2020). In afstemming met mantelorganisaties actief in ontwikkelingssamenwerking beoogt dit project een antwoord te geven op de vraag hoe maatschappelijke organisaties digitale transformatie kunnen managen in de context van ontwikkelingssamenwerking met als doel om diverse Sustainable Development Goals te behalen De onderzoeksopzet is ingebed in de reeds opgedane theoretische kennis en onderzoekslijnen van het lectoraat Procesinnovatie en Informatiesystemen over de relatie van e-Leadership, IT Capabilities met Digitale Transformatie (Ravesteijn & Ongena, 2019), en breidt de kennis uit op het vlak van maatschappelijke organisaties actief in ontwikkelingssamenwerking, waar de dynamiek van geografisch wijd verspreide stakeholders en verschillende niveaus van digitale ontwikkelingen van organisaties zowel vanuit de praktijk als vanuit een academisch perspectief een interessante onderzoekdimensie opleveren. Voortbordurend op inzichten vanuit het promotieonderzoek van de kandidaat over hoe de organisaties sociale media inzetten voor ontwikkelingssamenwerkingsdoelen (Sheombar, 2019b; Sheombar et al., 2021), alsmede het onderzoekslijnen van het lectoraat is op basis van de systeembenadering van een socio-technische lens op digitale transformatie de onderzoeksvraag als volgt geformuleerd. hoe managen maatschappelijke organisaties digitale transformatie door socio-technische systemen in de context van meervoudige waardecreatie in ontwikkelingssamenwerking? Het project resulteert in ontwikkelde instrumenten en trainingsmateriaal voor de ontwikkelingssamenwerkingsorganisaties voor omgaan met digital transformatie.
This project addresses the fundamental societal problem that encryption as a technique is available since decades, but has never been widely adopted, mostly because it is too difficult or cumbersome to use for the public at large. PGP illustrates this point well: it is difficult to set-up and use, mainly because of challenges in cryptographic key management. At the same time, the need for encryption has only been growing over the years, and has become an urgent problem with stringent requirements – for instance for electronic communication between doctors and patients – in the General Data Protection Regulation (GDPR) and with systematic mass surveillance activities of internationally operating intelligence agencies. The interdisciplinary project "Encryption for all" addresses this fundamental problem via a combination of cryptographic design and user experience design. On the cryptographic side it develops identity-based and attribute-based encryption on top of the attribute-based infrastructure provided by the existing IRMA-identity platform. Identity-based encryption (IBE) is a scientifically well-established technique, which addresses the key management problem in an elegant manner, but IBE has found limited application so far. In this project it will be developed to a practically usable level, exploiting the existing IRMA platform for identification and retrieval of private keys. Attribute-based encryption (ABE) has not reached the same level of maturity yet as IBE, and will be a topic of further research in this project, since it opens up attractive new applications: like a teacher encrypting for her students only, or a company encrypting for all employees with a certain role in the company. On the user experience design side, efforts will be focused on making these encryption techniques really usable (i.e., easy to use, effective, efficient, error resistant) for everyone (e.g., also for people with disabilities or limited digital skills). To do so, an iterative, human-centred and inclusive design approach will be adopted. On a fundamental level, scientific questions will be addressed, such as how to promote the use of security and privacy-enhancing technologies through design, and whether and how usability and accessibility affect the acceptance and use of encryption tools. Here, theories of nudging and boosting and the unified theory of technology acceptance and use (known as UTAUT) will serve as a theoretical basis. On a more applied level, standards like ISO 9241-11 on usability and ISO 9241-220 on the human-centred design process will serve as a guideline. Amongst others, interface designs will be developed and focus groups, participatory design sessions, expert reviews and usability evaluations with potential users of various ages and backgrounds will be conducted, in a user experience and observation laboratory available at HAN University of Applied Sciences. In addition to meeting usability goals, ensuring that the developed encryption techniques also meet national and international accessibility standards will be a particular point of focus. With respect to usability and accessibility, the project will build on the (limited) usability design experiences with the mobile IRMA application.