Dienst van SURF
© 2025 SURF
Social media zijn momenteel het gesprek van de dag. In slechts enkele jaren tijd hebben social media sites als YouTube, Facebook en LinkedIn een miljoenenpubliek aan zich gebonden. En het aantal consumenten en bedrijven dat gebruik maakt van deze online platformen groeit nog steeds sterk. Hoewel er dagelijks nieuwe cijfers verschijnen over het gebruik van social media is er vooralsnog weinig bekend over de adoptie van social media door bedrijven. Middels dit boek willen de onderzoekers van het lectoraat Online Ondernemen van de Hogeschool van Amsterdam een bijdrage leveren aan het opvullen van deze kennisleemte door het social media gebruik binnen de detailhandel in Nederland in kaart te brengen. Het boek bevat de resultaten van een onderzoek naar gebruik van de social media sites Hyves, Facebook, LinkedIn, YouTube, weblogs, Twitter en fora door (web)winkels en consumenten in Nederland. Welke social media sites worden veel en welke weinig gebruikt door (web)winkels en consumenten in Nederland? Wat zijn de kenmerken van de (web)winkels en consumenten die voorop lopen en achterblijven in het gebruik van social media platformen? In hoeverre zijn Nederlanders geïnteresseerd in het volgen van commerciële bedrijven via social media? Hoeveel volgers hebben (web)winkels op Hyves, Facebook, LinkedIn, YouTube en Twitter? Op deze en andere vragen over het gebruik van social media in de detailhandel in Nederland wordt in dit boek antwoord gegeven.
Het gaat slecht met de binnensteden, aldus veel krantenartikelen. Wie verder kijkt dan de winkel-functie, krijgt een ander beeld. Recent onderzoek van PBL onderstreept dat Nederlandse binnensteden het juist goed doen, maar dat er een ingrijpende transformatie plaatsvindt waarbij de winkel-functie afneemt en andere functies opkomen. Fontys Hogescholen wil onderzoeken hoe de ontwikkeling van binnensteden kan worden gestimuleerd met het concept van de ‘ondernemende binnenstad’. Conventionele samenwerkingsvormen zoals een stichting binnenstadsmanagement blijven vaak steken in overleg, focussen eenzijdig op detailhandel en gaan uit van een traditionele rol voor de overheid. Vernieuwende vormen van samenwerking betreffen ondernemersfondsen of Bedrijven Investeringszones. De gedachte is zo de slag van praten naar doen makkelijker te kunnen maken, beter in staat te zijn gezamenlijk te investeren in zaken die er daadwerkelijk toe doen. Een visionaire gedachte is de gehele binnenstad als een bedrijf te runnen, als ware het een ‘BV Binnenstad’. In het door Fontys Hogescholen en consortiumpartners beoogde onderzoek staat de vraag centraal welke meerwaarde een meer ondernemende op samenwerking van publieke en private stakeholders gerichte organisatie van de binnenstad oplevert, hoe een ‘BV Binnenstad’ eruit zou kunnen zien en welke eisen dan (moeten) worden gesteld aan binnenstadsmanagers en andere professionals die werkzaam zijn voor en in deze ‘BV Binnenstad’. Er is tot dusver veel onderzoek gedaan naar binnensteden, maar niet met als focus de rol van de professionals die uiteindelijk de gewenste impulsen en transformatie gaan organiseren. Het onderzoek voorziet daarmee in een duidelijke behoefte. Om de voortgang bij het ondernemender maken van binnensteden te kunnen volgen, wordt een hierop gerichte binnenstadsmonitor ontwikkeld. Met deze monitor is ook na het onderzoek blijvende aandacht gegarandeerd voor het werken aan een ondernemende binnenstad. Het onderzoek richt zich eerst op Brabant, als Nederland in het klein, met als doel daarna tot bredere kennisspreiding te komen.
Het gaat slecht met de binnensteden, aldus veel krantenartikelen. Wie verder kijkt dan de winkel-functie, krijgt een ander beeld. Recent onderzoek van PBL onderstreept dat Nederlandse binnensteden het juist goed doen, maar dat er een ingrijpende transformatie plaatsvindt waarbij de winkelfunctie afneemt en andere functies opkomen. Fontys Hogescholen wil onderzoeken hoe de ontwikkeling van binnensteden kan worden gestimuleerd met het concept van de ?ondernemende binnenstad?. Conventionele samenwerkingsvormen zoals een stichting binnenstadsmanagement blijven vaak steken in overleg, focussen eenzijdig op detailhandel en gaan uit van een traditionele rol voor de overheid. Vernieuwende vormen van samenwerking betreffen ondernemersfondsen of Bedrijven Investeringszones. De gedachte is zo de slag van praten naar doen makkelijker te kunnen maken, beter in staat te zijn gezamenlijk te investeren in zaken die er daadwerkelijk toe doen. Een visionaire gedachte is de gehele binnenstad als een bedrijf te runnen, als ware het een ?BV Binnenstad?. In het door Fontys Hogescholen en consortiumpartners beoogde onderzoek staat de vraag centraal welke meerwaarde een meer ondernemende op samenwerking van publieke en private stakeholders gerichte organisatie van de binnenstad oplevert, hoe een ?BV Binnenstad? eruit zou kunnen zien en welke eisen dan (moeten) worden gesteld aan binnenstadsmanagers en andere professionals die werkzaam zijn voor en in deze ?BV Binnenstad?. Er is tot dusver veel onderzoek gedaan naar binnensteden, maar niet met als focus de rol van de professionals die uiteindelijk de gewenste impulsen en transformatie gaan organiseren. Het onderzoek voorziet daarmee in een duidelijke behoefte. Om de voortgang bij het ondernemender maken van binnensteden te kunnen volgen, wordt een hierop gerichte binnenstadsmonitor ontwikkeld. Met deze monitor is ook na het onderzoek blijvende aandacht gegarandeerd voor het werken aan een ondernemende binnenstad. Het onderzoek richt zich eerst op Brabant, als Nederland in het klein, met als doel daarna tot bredere kennisspreiding te komen.
Onderzoeker ir. J. (Jacob) J. Capelle bij de onderzoeksgroep Aquacultures in deltagebieden van de Delta Academy – HZ University of Applied Sciences is betrokken bij een aantal projecten op het gebied van optimalisatie kweektechnieken en introductie nieuwe soorten. Eén van de projecten is het RAAK PRO project Zilte Productie, PRO-4-30 waarin hij in contact is gekomen met de heer D. Haaij die op zoek is naar kennis om tapijtschelpen in de Oosterschelde te kweken. Er is veel vraag naar tapijtschelpen, maar deze wordt nog niet in de Oosterschelde gekweekt. De belangrijkste reden waarom deze kweek in Nederland nog niet in open en getijdewateren als de Oosterschelde plaatsvindt is het ontbreken van een kostenefficiënte kweektechniek voor tapijtschelpen om de broedjes tapijtschelpen door de eerste kwetsbare fase heen te helpen. Een aantal studies (waaronder onderzoek van de onderzoeksgroep) tonen aan dat Flupsies succesvol gebruikt kunnen worden in de opkweek van tapijtschelpen en verwante soorten. Dit bracht de onderzoeker en ondernemer op het idee om te onderzoeken of een Flupsy in aangepaste vorm ingezet kan worden voor de vroege opkweek van kleine tapijtschelpen-broedjes in de Oosterschelde. Het vergt echter wel een extra innovatieslag om de Flupsy geschikt te maken voor de kweeklocaties in de Oosterschelde (rekening houdend met een behoorlijk getijdenverschil, gebrek aan walfaciliteiten en inpasbaarheid in de omgeving) om deze als handzame tool geschikt te maken voor het biologisch onderzoek en bij gebleken haalbaarheid deze in definitieve versie in te zetten bij de kweek zelf. De benodigde technische haalbaarheid is onderwerp van deze Take Off aanvraag. De heer Haaij heeft zelf al gezocht naar mogelijkheden om zijn product af te zetten in de groothandelmarkt, waar een vijftal bedrijven al serieuze interesse hebben getoond in de tapijtschelp. Hij richt zich in eerste instantie op de groothandel, maar mogelijkheden om ook de detail handel te bedienen ziet hij op termijn ook, mits het biologisch en technisch haalbaar is en kwalitatief goede tapijtschelpen kunnen worden gekweekt. Tweede onderdeel van het haalbaarheidsonderzoek is het ontwikkelen van een economisch waardemodel met een strategie en implementatieplan voor het opzetten van een detailhandel in schelpdieren, waarbij de tapijtschelp één van de belangrijke producten is. Het doel van het project is het ontwikkelen van een hanteerbare en kostenefficiënte Flupsy waarmee allereerst de biologische haalbaarheid van de commerciële kweek van tapijtschelpen in de Oosterschelde (en rekening houdend met omstandigheden van de kweeklocatie) mogelijk wordt gemaakt om vervolgens met de definitieve versie van de Flupsy een rendabele kweek van tapijtschelpen op te kunnen starten, met een passend business model voor in eerste instantie verkoop aan de groothandel en op termijn verkoop via een eigen detailhandel.