Dienst van SURF
© 2025 SURF
The imbalance between demand and supply in Dutch healthcare led to the introduction of task redistribution at the beginning of the 21st century. Some new occupations arrived, and many, especially occupations in allied healthcare, underwent major changes in scope of practice and authorization. One example is dental hygiene, which is the field of study chosen for this thesis.
Attitudes of dental students regarding the provision of treatment tend to be dentist-centered; however, facilitating mixed student group formation could change such perceptions. The aim of this study was to investigate the perceived scope of practice of dental and dental hygiene students and whether their perceptions of task distribution between dentists and dental hygienists would change following an educational intervention consisting of feedback, intergroup comparison, and competition between mixed-group teams. The study employed a pretest-posttest single group design. Third-year dental students and second-year dental hygiene students at a university in The Netherlands were randomly assigned to intraprofessional teams (four or five members) and received team-based performance feedback and comparison. The intervention was finalized with an award ceremony for the best intraprofessional team. Before and after the intervention, students completed a questionnaire measuring their perceived distribution of ten tasks between dentists and dental hygienists. A total of 38 dental students and 32 dental hygiene students participated in the intervention-all 70 of those eligible. Questionnaires were completed by a total 88.4% (n=61) of the participants: 34 dental (89.5%) and 27 dental hygiene students (84.4%). Dental and dental hygiene students had similar perceptions regarding teeth cleaning (prophylaxis) (p=0.372, p=0.404) and, after the intervention, preventive tasks (p=0.078). Following the intervention, dental students considered four out of ten tasks as less dentist-centered: radiograph for periodontal diagnosis (p=0.003), local anesthesia (p=0.037), teeth cleaning (p=0.037), and periodontal treatment (p=0.045). Dental hygiene students perceived one task as being less dentist-centered after the intervention: radiograph for cariologic diagnosis (p=0.041). This study found that these dental and dental hygiene students had different opinions regarding the scope of practice for dentistry and dental hygiene. The number of redistributed tasks after the intervention was especially substantial among the dental students, although the amount of change per task was minimal. Half of all tasks were perceived as less dentist-centered as a result of the intervention.
The questionnaire was completed by 36 third year nursing students. Results indicate that main reasons for insufficient dental hygiene performed by nurses include insufficient knowledge of protocols, lack of skills and time, opposition of the patient and low priority. In addition, respondents indicated that an eHealth application with explanation, pictures, videos, examples and a reminder function and a possibility for report could help nurses to optimize dental hygiene care in their elderly patients.
Er is een toenemende vraag naar biologisch geproduceerde en afbreekbare smeermiddelen als alternatief voor op petroleum gebaseerde smeermiddelen. Het gebruik van op petroleum gebaseerde smeermiddelen heeft veel nadelen; er is een eindige voorraad van beschikbaar, ze dragen bij aan de emissie van broeikasgassen, zijn niet biologisch afbreekbaar en er zijn daarnaast zorgen over de ecotoxiciteit. Huidige Europese en Amerikaanse wetgeving schrijft voor dat, afhankelijk van het applicatiegebied, producten biologisch afbreekbaar, niet ecotoxisch mogen zijn en niet mogen accumuleren in het milieu. Plantaardige olie kan dienen als vervanger van op petroleum gebaseerde smeermiddelen, maar heeft als nadeel dat dit ten koste gaat van landbouwareaal en er dus competitie kan zijn met voedselproductie. Daarnaast beschikt de olie niet altijd over de juiste eigenschappen waardoor de gewenste levensduur niet bereikt wordt. Microbiële olie geproduceerd op koolstof afkomstig van hernieuwbare biomassa (rest-)stromen door Schwanniomyces occidentalis zou mogelijk als smeermiddel toegepast kunnen worden. Er is echter nog weinig bekend over de producteigenschappen en toepasbaarheid van deze microbiële olie in zijn huidige vorm als smeermiddel. In samenwerking met Van Meeuwen Lubrication wordt binnen dit project onderzocht wat de smerende eigenschappen van de microbiële olie zijn. Op basis van deze eigenschappen worden vervolgstappen geformuleerd om de microbiële olie aan te passen om tot een alternatief bio-smeermiddel te komen. Tevens zal gekeken worden naar het recycling van de olie na einde levensduur om te komen tot een circulair proces.