Dienst van SURF
© 2025 SURF
LINK
Background: The purpose of this study is to increase our understanding of environmental correlates that are associated with route choice during active transportation to school (ATS) by comparing characteristics of actual walking and cycling routes between home and school with the shortest possible route to school. Methods: Children (n = 184; 86 boys, 98 girls; age range: 8–12 years) from seven schools in suburban municipalities in the Netherlands participated in the study. Actual walking and cycling routes to school were measured with a GPS-device that children wore during an entire school week. Measurements were conducted in the period April–June 2014. Route characteristics for both actual and shortest routes between home and school were determined for a buffer of 25 m from the routes and divided into four categories: Land use (residential, commercial, recreational, traffic areas), Aesthetics (presence of greenery/natural water ways along route), Traffic (safety measures such as traffic lights, zebra crossings, speed bumps) and Type of street (pedestrian, cycling, residential streets, arterial roads). Comparison of characteristics of shortest and actual routes was performed with conditional logistic regression models. Results: Median distance of the actual walking routes was 390.1 m, whereas median distance of actual cycling routes was 673.9 m. Actual walking and cycling routes were not significantly longer than the shortest possible routes. Children mainly traveled through residential areas on their way to school (>80 % of the route). Traffic lights were found to be positively associated with route choice during ATS. Zebra crossings were less often present along the actual routes (walking: OR = 0.17, 95 % CI = 0.05–0.58; cycling: OR = 0.31, 95 % CI = 0.14–0.67), and streets with a high occurrence of accidents were less often used during cycling to school (OR = 0.57, 95 % CI = 0.43–0.76). Moreover, percentage of visible surface water along the actual route was higher compared to the shortest routes (walking: OR = 1.04, 95 % CI = 1.01–1.07; cycling: OR = 1.03, 95 % CI = 1.01–1.05). Discussion: This study showed a novel approach to examine built environmental exposure during active transport to school. Most of the results of the study suggest that children avoid to walk or cycle along busy roads on their way to school. https://doi.org/10.1186/s12966-016-0373-y
MULTIFILE
Deze rapportage is het resultaat van een praktijkgericht onderzoek naar een bijzonder project De Kunst van Delen. In samenwerking met het Grijze Koppen Orkest, hebben diverse organisaties uit Utrecht door middel van het project De Kunst van Delen een bijdrage geleverd aan Utrecht als Age Friendly Cultural City (AFCC). Deze onderzoeksrapportage is als volgt opgebouwd: In het eerste hoofdstuk schetsen we de achtergrond en context van het project De Kunst van Delen en het onderzoeksdoel en de onderzoeksvraag worden gepresenteerd. In hoofdstuk 2 staan de eerste onderzoeksstap, de participerende observaties, en de tussenresultaten daarvan beschreven. Hoofdstuk 3 behandelt de tweede onderzoeksstap: de individuele interviews en de tussenresultaten ervan, in de vorm van de belangrijkste voorwaarden van het project De Kunst van Delen voor de ontwikkeling van stad Utrecht als Age Friendly Cultural City. In hoofdstuk 4 is te lezen hoe de validering van die voorwaarden heeft plaatsgevonden en wat deze validering heeft opgeleverd. Dat is de derde stap in het onderzoek. Als vierde en laatste stap in het onderzoeksproces, is op basis van die gevalideerde voorwaarden een verkennend literatuur-onderzoek uitgevoerd. Dit literatuuronderzoek is te lezen in hoofdstuk 5. In hoofdstuk 6 zijn tot slot de conclusie en aanbevelingen van dit verkennend praktijkgericht onderzoek te vinden.
In onze visie voeren robots autonoom taken uit op de akker. Ze kunnen zaaien, oogsten, onkruid verwijderen, gewassen monitoren en verzorgen. Hierdoor zijn agrariërs minder kostbare tijd kwijt aan basistaken. Ook zijn er met dit soort robots geen (of veel minder) bestrijdingsmiddelen nodig en rijden er geen zware machines meer op het land. Dit leidt tot minder bodemverdichting en daardoor hoeft het land niet (of minder diep) te worden omgeploegd. Naast een enorme besparing op brandstof leidt dit ook tot een betere bodemkwaliteit en worden nieuwe teelten mogelijk. Agrarische robots zijn volop in ontwikkeling. Er zijn echter nog een aantal uitdagingen die opgelost moeten worden. Eén van die uitdagingen is volledig autonome, robuuste en veilige navigatie. De robot moet kunnen rijden zonder een bestuurder. Het AgriNav project: Agricultural Navigation In dit project werkt Saxion samen met drie pioniers op het gebied van agrarische robots in Nederland. Het doel is om een gedegen beeld van oplossingen voor het navigatieprobleem te ontwikkelen. We brengen daarvoor in kaart welke producten en frameworks er zijn en in hoeverre deze direct te gebruiken zijn. Op basis van de bevindingen maken we een afweging of de navigatie oplossing wordt ingekocht of dat deze zelf wordt ontwikkeld, bijvoorbeeld op basis van bestaande open source projecten. Onderdeel van dit KIEM project is het starten van vervolgtrajecten, zoals RAAK-mkb of RAAK-PRO. Impact Het project “AgriNav” geeft de inzet van kleine autonome zelfrijdende robots in de agrarische sector een boost, waardoor er nieuwe en duurzamere landbouw kan ontstaan. Dit past bij de ambitie van Nederland om voorop te lopen op het gebied van technologie voor voedselproductie. Door het project wordt de kennispositie van het consortium versterkt in zowel de topsector HTSM als AgriFood en de NWA routes “Duurzame productie van gezond en veilig voedsel” en “smart industrie”.
Dutch Cycling Intelligence (DCI) embodies all Dutch cycling knowledge to enhances customer-oriented cycling policy. Based on the data-driven cycle policy enhancement tools and knowledge of the Breda University of Applied Sciences, DCI is the next step in creating a learning community between road authorities, consultants, cycling industry, and knowledge institutes with their students. The DCI consists of three pilars:- Connecting- Accelerating knowledge- Developing knowledgeConnecting There are many stakeholders and specialists in the cycling domain. Specialists with additional knowledge about socio-cultural impacts, geo-special knowledge, and technical traffic solutions. All of these specialists need each other to ensure a perfect balance between the (electric) bicycle, the cyclist and the cycle path in its environment. DCI connects and brings together all kind of different specialists.Accelerating knowledge Many bicycle innovations take place in so-called living labs. Within the living lab, the triple helix collaboration between road authorities the industry and knowledge institutes is key. Being actively involved in state-of-the-art innovations creates an inspiring work and learning environment for students and staff. A practical example of a successful living lab is the cycle superhighway F261 between Tilburg and Waalwijk, where BUAS tested new cycle route signage. Next, the Cycling Lab F58 is created, where the road authorities Breda and Tilburg opened up physical cycling infrastructure for entrepreneurs in the bicycle domain and knowledge institutes to develop e-cycling innovation. The living labs are test environments where pilots can be carried out in practice and an excellent environment for students to conduct scientifically applied research.Developing knowledge Ultimately, data and information must be translated into knowledge. With a team of specialists and partners Breda University of applied sciences developed knowledge and tools to monitor and evaluate cycling behavior. By participating in (inter)national research programs BUAS has become one of the frontrunners in data-driven cycle policy enhancement. In close collaboration with road authorities, knowledge institutes as well as consultants, new insights and answers are developed in an international context. By an active knowledge contribution to the network of the Dutch Cycling Embassy, BUAS aims to strengthen its position and add to the global sustainability challenges. Partners: Province Noord-Brabant, Province Utrecht, Vervoerregio Amsterdam, Dutch Cycling Embassy, Tour de Force, University of Amsterdam, Technical University Eindhoven, Technical University Delft, Utrecht University, DTV Capacity building, Dat.mobility, Goudappel Coffeng, Argaleo, Stratopo, Move.Mobility Clients:Province Noord-Brabant, Province Utrecht, Province Zuid-Holland, Tilburg, Breda, Tour de Force
The aim of the project is to upskill and reskill Cultural Routes Staff in all aspects related to digital and creative competencies to support Cultural Routes in the digital transition. The project will help Cultural Routes to manage and disseminate content in an engaging and effective way by promoting their cultural heritage through innovative gamification approaches.Societal issueThe aim of the project is to strengthen the skills and knowledge of European Cultural Routes’ staff, through digital and creative transformation, using an innovative gamification approach, in order to promote cultural heritage at a local, national and transnational level, making Cultural Routes known to the wider audience to increase their attractiveness.Benefit to societyThe NEXT ROUTES project comes from the need of addressing the digital transformation through the development of an innovative toolkit based on gamification elements aimed at delivering tailored training opportunities to increase the knowledge, and the digital and creative skills of Cultural Route managers and staff. The project will represent a great added value both at Cultural Routes level, through the improvement of skills and knowledge, and at EU level with the great impact that it will achieve among all the Cultural Routes of the Council of Europe, through the capitalisation of the toolkit and the NEXT ROUTES user manual.