Dienst van SURF
© 2025 SURF
Dit rapport beschrijft de onderzoeksuitkomsten van het project ‘het interprofessionele Leer en InnovatieNetwerk (LIN); een coproductie van zorg en welzijn’, een project waarin beoogd is de verbinding en afstemming tussen de professionals die verpleging en verzorging bieden en professionals van het sociale domein (bv de Wmo-consulent, welzijnswerkers, mantelzorgers, vrijwilligers) te verbeteren en cultuurverschillen te overbruggen. Met de verbinding tussen de domeinen zorg en welzijn kan meer integrale zorg/ondersteuning worden geboden die, naar verwachting, de begeleiding van kwetsbare thuiswonende ouderen in de regio Amstelveen ten goede zal komen.
Met elkaar of naast elkaar? wijkteamprofessionals en informele krachten in Oud Noord over kwesties bij de gezamenlijke ondersteuning aan huishoudens in kwetsbare posities Het beleidsideaal van hybridisering in het sociaal domein staat voor een situatie waarin professionals en informele partijen steeds meer onderling verweven raken in hun ondersteuning van kwetsbare huishoudens. Informele en formele partijen zouden in dat ideaal steeds nauwer met elkaar optrekken en taken uitwisselen, en op basis van gelijke waardeoriëntaties komen tot een ‘coproductie’ van ondersteuning. Hybridisering is een belangrijk streven in de gebieden waarin het wijkteamonderzoek van de werkplaats Sociaal Domein (2016-2018) is uitgevoerd. Met dit onderzoek werpen wij licht op de invulling van dat beleidsideaal in de praktijk, door te bestuderen of en hoe professionals uit wijkteams samenwerken met uiteenlopende informele partijen. In deze rapportage wordt verslag gedaan van de bevindingen van het deelonderzoek dat binnen dit project is uitgevoerd in Oud Noord (Amsterdam Noord). Voor dit onderzoek zijn diepte-interviews afgenomen met stakeholders die onder meer betrokken zijn bij activeringsteams, Ouder en Kind teams, het wijkzorgnetwerk, de vrijwilligerscentrale en de maatschappelijke dienstverlening. Onze conclusie is dat in Oud Noord eerder sprake is co-existentie dan van hybridisering.
Twee welzijnsinstellingen in Limburg, te weten Trajekt in het zuidelijk deel en Wel.Kom in het noordelijk deel van de provincie, zijn samen met de onderzoeksgroep CESRT van Hogeschool Zuyd in 2007 op basis van een landelijke RAAK subsidie, gestart met een tweejarig actieonderzoek. Doel was om de ‘tacit knowledge’ van de welzijnsprofessionals expliciet te maken en daardoor welzijnsstrategieën van activering en dienstverlening voor het voetlicht te brengen. De uitdaging in het Procivi project lag in het expliciet naar buiten brengen van de ervaringen en ontwikkelde kennis van professionals. Met andere woorden ‘hoe breng je de eigen methodische aanpak onder woorden zodat anderen weet hebben van jouw kennis en inzicht in de gebruikte werkwijzen’. Procivi beoogde om een ontwikkeling in gang te zetten van ‘tacit knowledge’ naar ’reflective knowledge’ (Schön, 1983). Binnen Procivi is daarbij gaandeweg een methodiek ontwikkeld voor de professionalisering van het welzijnswerk in de praktijk. Oftewel voor de ontwikkeling van welzijnswerkers tot reflectieve professionals. In dit rapport wordt deze methodiek uiteengezet. Procivi vertoonde vele kenmerken van een actieonderzoek waarbij de coproductie van onderzoekers en professionals samen centraal stond. De onderzoekers brachten hun kennis van onderzoekstechnieken gekoppeld aan een nieuwsgierige houding ten opzichte van ‘het fenomeen welzijnswerk’ in, terwijl de professionals de kennis en ervaring van welzijnswerk in de praktijk bijdroegen. Het Procivi project heeft meerdere stappen en fases doorlopen die in het eindrapport van Procivi uitgebreid beschreven zijn. De hoofdlijnen bestonden uit het zoeken naar een manier om de kern en het wezen van het welzijnswerk te beschrijven en te duiden en het ontwikkelen van een methode om van binnenuit het welzijnswerk te onderzoeken en te bevragen. Gebruikte methodieken binnen Procivi bestonden uit interviews, focusgroep bijeenkomsten, intervisie bijeenkomsten, expert meetings, spiegel bijeenkomsten en het gezamenlijk ontwikkelen van een reflectie instrument. In dit methodiekboek wordt een beschrijving gegeven van hoe een professionaliseringsproces dat gericht is op reflectie in de welzijnspraktijk vorm gegeven kan worden. Uit de ervaringen die in Procivi zijn opgedaan en alle lessen die daar geleerd zijn, is een methodiek ‘gedestilleerd’ die ook voor andere organisaties in het welzijnswerk van nut kan zijn. Aangezien elke organisatie zijn eigen achtergrond, ervaringen en doelstellingen heeft, is er voor gekozen deze methodiek niet in veel vastliggende details te beschrijven, maar daarentegen in hoofdlijnen. Procivi was een samenwerking van onderzoekers en professionals, een combinatie die belangrijke voordelen bleek te hebben, maar ook enkele nadelen met zich meebracht (zie hiervoor het eindrapport).
ontwerpend onderzoekco-productiekrimpenergietransitieHet project ‘Ontwerpend onderzoek, co-productie in context van krimp’ gaat over het stimuleren van de (mogelijke) rol van ontwerpers in (ruimtelijke) processen van gemeenschappelijk leren, in een context van demografische krimp en duurzame kleinere steden. Het primaire doel van het project is te verkennen welke rol ontwerpers kunnen vervullen in ruimtelijke ontwikkelingsprocessen. Dat gebeurt vanuit de veronderstelling dat de methode van ontwerpend onderzoeken zowel een explorerende (verwerven kennis, inzicht) als een samenbindende (wegen van standpunten, belangen) functie heeft. En dat het daardoor een bruikbaar instrument kan zijn om betrokkenen bij krimpopgaven te helpen om gezamenlijk na te denken over mogelijke oplossingen (of oplossingsrichtingen), dus een combinatie van participeren en collectief leren.
Golfsport is zich aan het verduurzamen. De Nederlandse Golf Federatie (NGF) promoot hiervoor richtlijnen van internationale GEO (Golf Environmental Organisation) Foundation. Dit GEO-beleid is een goede insteek voor duurzaamheid, maar omdat het sterk intern gericht op de kwaliteit van de golfbaan, blijft het onduidelijk welke meerwaarde het heeft voor omliggende ecologische systemen. De golfbranche zoekt naar een verbreding in het duurzaamheidsbeleid en ziet in ecosysteemdiensten (ESD) goede kansen om bijdrage te leveren aan de maatschappelijk uitdagingen op het gebied van biodiversiteit, landschap en klimaatbeheersing. Het probleem ligt in het gebrek aan kennis en tools om GEO en ESD samen te laten gaan. Hogeschool Van Hall Larenstein gaat samen met de NGF en ecologisch adviesbureau Buiting verkennend onderzoek doen. Enerzijds, naar bijdrage die golfbanen kunnen leveren aan de maatschappelijke waarden van ecosysteemdiensten. Anderzijds, naar de bijdrage van lokale ESD aan de bedrijfskundige en recreatieve waarden van de golfbaan (spelers en speelplezier). Voor dit onderzoek wordt gebruikgemaakt van de methodologie Social-Ecological System (SES) waarin op participatieve wijze ecologische factoren verbonden worden met sociale actoren binnen een duidelijke context. Het onderzoek naar de mogelijkheden van ESD-GEO is triangulair. De resultaten van een deskresearch, een case study van twee golfbanen (ruraal en urbaan) en een survey onder golfbanen zullen in een workshop met golfbaanbeheerders, spelers en deskundigen geanalyseerd worden. De eindresultaten zullen de uitgangspunten vormen van een RAAK-aanvraag gericht op het valoriseren van de verbinding ecosystemen-golfbanen en het ontwikkelen van een draaiboek voor de aanpak van een coproductie proces voor promising practices.