Dienst van SURF
© 2025 SURF
While the optimal mean annual temperature for people and nations is said to be between 13 °C and 18 °C, many people live productive lives in regions or countries that commonly exceed this temperature range. One such country is Australia. We carried out an Australia-wide online survey using a structured questionnaire to investigate what temperature people in Australia prefer, both in terms of the local climate and within their homes. More than half of the 1665 respondents (58%) lived in their preferred climatic zone with 60% of respondents preferring a warm climate. Those living in Australia's cool climate zones least preferred that climate. A large majority (83%) were able to reach a comfortable temperature at home with 85% using air-conditioning for cooling. The preferred temperature setting for the air-conditioning devices was 21.7 °C (SD: 2.6 °C). Higher temperature set-points were associated with age, heat tolerance and location. The frequency of air-conditioning use did not depend on the location but rather on a range of other socio-economic factors including having children in the household, the building type, heat stress and heat tolerance. We discuss the role of heat acclimatisation and impacts of increasing air-conditioning use on energy consumption.
MULTIFILE
Not much is known about the etiology, or development, of deviant sexual interests. The aim of this systematic review was to provide a broad overview of current theories on the etiology of sexual deviance. We conducted a systematic search of the databases PubMed and APA PsycInfo (EBSCO). Studies were included when they discussed a theory regarding the etiology or development of sexual deviance. Included studies were assessed on quality criteria for good theories. Common etiological themes were extracted using thematic analysis. We included 47 theories explaining sexual deviance in general as well as various specific deviant sexual interests, such as pedophilia and sadism/masochism. Few theories (k = 7) were of acceptable quality as suggested by our systematic assessment of quality criteria for good theories (QUACGOT). These theories indicated that deviant sexual interests may develop as the result of an interplay of various factors: excitation transfer between emotions and sexual arousal, conditioning, problems with “normative” sexuality, and social learning. Neurobiological findings could not be included as no acceptable quality neurobiological theories could be retrieved. The important roles of excitation transfer and conditioning designate that dynamic, changeable processes take part in the etiology of sexual deviance. These same processes could potentially be deployed to diminish unwanted deviant sexual interests.
Current symptom detection methods for energy diagnosis in heating, ventilation and air conditioning (HVAC) systems are not standardised and not consistent with HVAC process and instrumentation diagrams (P&IDs) as used by engineers to design and operate these systems, leading to a very limited application of energy performance diagnosis systems in practice. This paper proposes detection methods to overcome these issues, based on the 4S3F (four types of symptom and three types of faults) framework. A set of generic symptoms divided into three categories (balance, energy performance and operational state symptoms) is discussed and related performance indicators are developed, using efficiencies, seasonal performance factors, capacities, and control and design-based operational indicators. The symptom detection method was applied successfully to the HVAC system of the building of The Hague University of Applied Sciences. Detection results on an annual, monthly and daily basis are discussed and compared. Link to the formail publication via its DOI https://doi.org/10.1016/j.autcon.2020.103344
Nederland streeft naar een verduurzaming van het energiesysteem. In 2020 moet 14% van onze energie duurzaam opgewekt zijn, waarbij de zon, naast wind, als belangrijkste duurzame energiebron gezien wordt. Systemen voor geconcentreerde zonne-energie kunnen worden ingezet voor het opwekken van elektrische en/of thermische energie. Grootschalige systemen (multi-MW) met spiegels worden reeds toegepast in zonnevelden. Het HAN Lectoraat Duurzame Energie werkt al enige jaren aan innovatieve systemen met lenzen waarbij naast het concentreren van direct licht het overblijvende diffuse licht beschikbaar is voor verlichting van de onderliggende ruimte. We willen de in eerdere projecten opgedane kennis en ervaring nu inzetten in een nieuw project, waarin we streven van prototype naar toepassing te komen. De bedrijven zijn benaderd over de nog openstaande vragen. Hieruit is een nieuwe onderzoeksvraag gevormd: Hoe kan voor systemen van geconcentreerde zonne-energie voor toepassingen in glastuinbouw en gebouwde omgevingen voor de productie van zowel elektriciteit als warmte, de energie-opbrengst verhoogd worden door een optimaler gebruik van de lichtinval en met een compacter en duurzamer systeem? In dit project, CONSOLE (acroniem voor CONcentrated SOLar Energy), gaan we werken aan het optimaliseren van de bestaande systemen en het ontwerpen van verbeterde (hybride) systemen voor het opwekken van warmte en elektriciteit in kassen en gebouwde omgeving. We gebruiken hiervoor zowel modellering als meten en testen en komen vanuit een inventarisatie tot een pakket van eisen wat uiteindelijk tot verbeterde prototypes leidt die geschikt zijn voor commerciële toepassing. We doen dit vanuit een nauwe samenwerking met 12 MKB’s, een branche-organisatie en een Centre of Expertise. Daarnaast is er een directe koppeling met het onderwijs, door de betrokkenheid van docent-onderzoekers en studenten in semesterprojecten, stages en afstudeerprojecten.
Door klimaatverandering is het vaker en langer heet in de stad. Hinder door oververhitting in woningen neemt toe. In woonwijken worden steeds meer airconditionings zichtbaar om woningen ook in de zomer comfortabel te houden, met een toenemend energiegebruik als gevolg. Verschillende factoren zijn van invloed op de hoogte van de temperatuur in de woning, zoals het gebied, het gebouw en het gedrag van de bewoner. Professionals van woningcorporaties staan voor ontwerpkeuzes bij renovatie van woningen en willen zekerheid over het effect van die keuzes op de binnentemperatuur. De kennis over de daadwerkelijke binnentemperatuur in bestaande woningen, de beleving van de bewoner en het effect van mogelijke maatregelen is beperkt. Ook is de invloed van de directe omgeving van woningen onbekend. Gemeenten en provincies werken samen aan Regionale energiestrategieën (RES) en warmtevisies. De koelbehoefte wordt hierin momenteel niet meegenomen. Het project Hitte in de woning heeft als doel antwoord te geven op de vraag wat de (toekomstige) koelbehoefte van Nederlandse woningen is en welke maatregelen woningcorporaties, gemeentes en provincies effectief in kunnen zetten om op energiezuinige manier aan deze behoefte te voldoen. Door praktijkmetingen wordt de koelbehoefte en het effect van verschillende maatregelen bepaald. Hiermee wordt in kaart gebracht in welke praktijksituaties daadwerkelijk hinder ontstaat en welke maatregelen zinvol zijn. Ook worden met deze metingen rekenmethodieken aan de praktijk getoetst. Woningcorporaties krijgen handvatten voor zowel ontwerpkeuzes bij renovatie als voor de communicatie naar bewoners over effectief (ventilatie)gedrag. Voor gemeenten en provincies worden de meetresultaten vertaald naar scenario's op het niveau van een stad. Wat is het effect van klimaatverandering op de koelbehoefte (en energievraag) van een stad en wat zijn mogelijke maatregelen waar professionals van gemeenten op kunnen sturen?
Van de paarden in Nederland die voor recreatiedoeleinden worden gebruikt, hebben ongeveer 55% (ongeveer 192.500 paarden) overgewicht. Dit wordt geassocieerd met een verscheidenheid aan gezondheidsproblemen en daarnaast een verminderde prestatie. Het ‘Five Domain Model Framework’, een dierenwelzijnsmodel, stelt dat het hebben van een juiste lichaamsconditie en de afwezigheid van ziekte of disfunctionele lichaamssystemen bijdraagt aan het paardenwelzijn. Pavo is een voerproducent die paardenwelzijn erg belangrijk vindt. Via verschillende kanalen leiden zij paardeneigenaren op over manieren van voeding en gezonde voeding. Bijvoorbeeld via de website, via educatieve video’s en door middel van bijscholing. Het gewicht en de lichaamsconditie, en hoe deze te meten en daarop de voeding aan te passen, zijn reguliere onderwerpen. Pavo heeft ons practoraat gevraagd of we een bewezen methode, het automatische Body Conditioning Scoring (BCS) systeem dat gebruikt wordt bij de koeien, kunnen evalueren voor gebruik bij paarden. Het systeem moet dan dienen als data-input voor keuzes omtrent de voeding. Weegschalen zijn duur en het gebruik ervan is omslachtig voor paardeneigenaren. De handmatige BCS is in hun praktijkervaring niet succesvol gebleken. Het is arbeidsintensief en men vindt het moeilijk om het bij te blijven houden. Daarnaast stelt onderzoek dat paardeneigenaren het moeilijk vinden om het verschil tussen spier en vet in te schatten, wat ertoe leidt dat paardeneigenaren hun paard sneller goed gespierd inschatten dan te zwaar. Dit project evalueert het gebruik van een 3D camera voor het BCS protocol voor paarden. We bouwen voort op kennis uit de veehouderijsector, die verschillende onderzoeken hebben gedaan naar de automatische gewichtsschatting en hier een systeem (DeLaval BodyConditieScore-systeem) voor hebben. We spiegelen de data-analyse methode met beelden die we zelf opnemen bij paarden, en gaan zoeken naar de gehele schaal voor alle lichaamsdelen van het BCS protocol. Dit leidt tot een overzichtelijk schema voor het protocol in 3D beelden.