Dienst van SURF
© 2025 SURF
Dit hoofdstuk beschrijft acht fundamentele problemen, die zich voordoen als men competenties, in de betekenis die gangbare definities aan dit begrip verlenen, probeert te meten in het onderwijs. Uit het betoog vloeit een dilemma voort: we kunnen niet meten wat we in competentiegericht onderwijs zouden willen meten. Wat we wel kunnen meten, zijn geen 'echte' competenties. Uit dit dilemma wordt een uitweg gezocht.
De dataverzamelingsmethodiek ‘verhalen vangen’ (afgeleid is van de methodiek storytelling) die voor het project “Samenwerken met ouders: hoe doe je dat?” is gekozen, is in de praktijk een deel van de oplossing voor de soms moeizame samenwerking tussen ouders en leerkrachten. De verhalen van leerkrachten en ouders zeggen veel over de individuele beleving van de samenwerking. Analyse van de verhalen geeft inzicht in de werkzame factoren en de competenties die een leerkracht nodig heeft om met ouders samen te werken. Maar, de impact van de verhalen is groter. Door aan dit project deel te nemen hebben leerkrachten (en ouders) leren luisteren. Iets wat op het oog vanzelfsprekend en eenvoudig lijkt, bleek in de praktijk verrassend lastig. Het oprecht luisteren naar ouders bleek voor veel leerkrachten een nieuwe en leerzame ervaring. Deze aanpak heeft veel scholen aangesproken. Deze laagdrempelige manier van data verzamelen bleek voor veel schooldirecteuren, leerkrachten en ouders een eye opener. Wij merken dat de methodiek relatief arbeidsintensief en dus duur is omdat alle gesprekken tot nu toe worden opgenomen en getranscribeerd. Uit deze transcripten worden de verhalen van ouders, leerkrachten en kinderen gedestilleerd. Om te kunnen voldoen aan de vraag van scholen om getraind te worden in ‘verhalen vangen’ en dus beter luisteren, willen wij de methodiek minder arbeidsintensief maken. We willen verkennen welke mogelijkheden er zowel inhoudelijk als technisch zijn om de methodiek, met behoud van alle waardevolle gesprekstechnieken, efficiënter te kunnen aanbieden.
Vanwege veranderende onderwijskundige inzichten - 21st century learning - worden schoolgebouwen verbouwd of vervangen door nieuwbouw. Deze 21st century leeromgevingen blijken in de praktijk niet te voldoen aan de verwachting van de gebruikers. Het ontwikkelen en gebruiken van een 21st century leeromgeving stelt blijkbaar specifieke eisen aan de 21st century competenties van alle betrokkenen. Dit roept vragen op ten aanzien van product en proces. De beantwoording van deze vragen vereist kennis van wisselwerking tussen psycho-sociale leeromgeving en fysieke leeromgeving. Het betreft onder andere de benodigde “ruimtelijke competenties” van de betrokkenen om de fysieke leeromgevingen te ontwikkelen en te gebruiken en - andersom - hoe de fysieke leeromgeving de ontwikkeling van 21st century competenties beïnvloedt. De kiem voor dit onderzoeksproject is gelegd toen scholen en vormgevers deze vragen voorlegden aan experts van de NHL Hogeschool en TU Eindhoven. Dit KIEM project wil de probleemstelling in één of meerdere praktijkvragen articuleren door het uitvoeren van een reeks workshops met een focusgroep van stakeholders. De uitkomsten hiervan zullen worden vertaald naar een voorstel voor een langduriger onderzoeksproject. In dit beoogde vervolgproject zullen de gearticuleerde vragen worden vertaald naar één of meer praktijkonderzoeken waarin wetenschappelijke kennis en methodes worden doorontwikkeld en beproefd op het effectief stimuleren van 21st century vaardigheden van docenten en vormgevers in praktijksituaties. Dit project maakt deel uit van de opbouw van een regionaal kennisnetwerk Onderwijs & Ruimte, wat op een duurzame wijze wil bijdragen aan de kennisontwikkeling en -deling betreffende de 21st century leeromgeving. De kern van dit netwerk wordt gevormd door de initiatiefnemers van deze aanvraag; Adema Architecten (MKB), lectoraat Open Innovation van de NHL Hogeschool (Onderzoeksinstelling) en Next Level (Onderwijs).
In dit onderzoek worden de kansen van ontwerp- en maakonderwijs benut om aansprekend techniekonderwijs voor de theoretische leerweg van het vmbo te ontwikkelen. Het onderzoek betreft zowel de onderbouw als de bovenbouw. Doel Het doel is om inzichten te ontwikkelen in de mogelijkheden en uitdagingen die ontwerp- en maakonderwijs met zich meebrengen voor vmbo scholen (theoretische leerweg), vooral in de grote steden. Het gaat daarbij om het ontwikkelen van interesse in techniek en bètatechnologische geletterdheid van leerlingen. Resultaten De verwachte resultaten liggen op het gebied van inzicht in de benodigde docentcompetenties, geschikte opdrachten voor leerlingen, randvoorwaarden, en manieren van samenwerking met bedrijven. Ook worden concrete opdrachten voor leerlingen uitgewerkt, die bruikbaar zijn voor andere scholen, en aanbevelingen voor landelijke examenprogramma’s. Looptijd 01 september 2019 - 01 december 2022 Aanpak Samen met vmbo-docenten wordt onderwijs ontwikkeld en uitgeprobeerd. Door tussentijdse evaluaties wordt de didactische aanpak steeds verder verfijnd.