Dienst van SURF
© 2025 SURF
Maatschappelijke verantwoordelijkheid - oftewel realisatie van publieke waarden - door voetbalclubs was het onderwerp van het proefschrift ‘De Waardenvolle Club’ van Frank van Eekeren eind vorig jaar. In deze bijdrage gaan we op zoek naar het samenlevingsmodel dat past bij de Waardenvolle Club. We zien dat er belangrijke verbindingen zijn met het Rijnlandmodel in de economie en het communitarisme in de sociale filosofie. Het lijkt erop dat dit samenlevingsmodel in delen van de Nederlandse voetbalwereld terrein verliest. De vraag is dan: wat betekent dat voor de ambities die in het concept Waardenvolle Club liggen opgesloten? In de samenleving is er een belangrijke taak voor het maatschappelijke middenveld: civiele organisaties tussen individu en staat, zoals school, kerk, cultuurorganisatie, consumentenorganisatie en politieke partij. Ook voetbalclubs zijn te plaatsen in het maatschappelijke middenveld. Zeker geldt dat als ze een not-for-profit eigendomsstructuur hebben. Dan is het creëren van publieke waarden vanzelfsprekend en legitiem omdat het past bij de maatschappelijke functie van dat soort organisaties. Inmiddels zijn er ontwikkelingen in het nationale en internationale betaald voetbal die er op duiden dat organisaties die daarin fungeren meer en meer het format aannemen van het Angelsaksische model (organisaties met privaat eigendom, nogal eens één eigenaar en een gerichtheid op het creëren van aandeelhouderswaarde). Dat betekent dat op het niveau van eigendom (en vaak ook bestuur en beleid) de belangen van verschillende stakeholders (werknemers, fans, etc.) niet of minder gerepresenteerd zijn. Dat is niet echt een goede institutionele basis voor een inhoudelijke behartiging van verschillende waarden die beoogd worden in het concept van de Waardenvolle Club.
LINK
Samenvatting niet beschikbaar
Onderwijstijd is een schaars goed en veel onderwerpen zijn relevant en nuttig voor leerlingen. Om die reden wordt elk schoolvak eens in de zoveel tijd geconfronteerd met de legitimiteitsvraag: waarom is het nodig dat leerlingen hierin geschoold worden? Dat geldt ook voor godsdienst/levensbeschouwing. Voor dat vak ligt de legitimeringsvraag echter nog complexer dan bij andere schoolvakken, omdat het een dubbele legitimering kent: vanuit de ‘vrijheid van onderwijs’ en vanuit het belang van algemene vorming. In deze bijdrage begin ik bij de laatste legitimering - redenerend vanuit het algemeen belang - in de hoop vanzelf bij het meer bijzondere belang uit te komen.