The research focuses on the key role played by ‘collectives of makers’ from SMEs in urban transformations. Case studies are central. At a time when space in the city is becoming increasingly scarce, the pressure on space for work is increasing. Entrepreneurs of 6 best practices secure space for work by operating as a collective. By securing their (affordable) space for work, collective can yield added value for area development in urban environments. If applied to into a social investment businessmodel, entrepreneurs could 1. more clearly legitimise the position and relevance of SMEs in the city 2. make unprofitable end affordable (to be shared among the benefit-holders) 3. Offer SME collectives a permanent role in area development 4. Make better use of real estate, facilities and infrastructures (densify/stack/cluster) 5. Promote urban-mining and last mile of circular chains back to the city.We describe three specific preconditions that contribute to scaling up entrepreneurial collectives: 1) measuring their impact at building, area and city level, 2) embracing new forms of collaboration and 3) developing a long-term vision of workspace in the city. The perspective of the entrepreneur is central. But there is also a focus on the role of government, the necessary policy support and the tools to enable upscaling.
Relatief kleine, gespecialiseerde bedrijven in de maakindustrie hebben behoefte aan flexibele assemblageprocessen en productielogistiek. Digitalisering biedt veel mogelijkheden om productieprocessen efficiënter en duurzamer te maken, innovatieve producten te fabriceren en over te schakelen op andere businessmodellen. Dit moet dan wel werken voor kleine series en enkelstuks. ‘Kunnen wij het maken?’ verwijst naar onderliggende vragen over: ‘Hoe beheersen we risico’s in complexe maakprocessen?’, ‘Hoe werken we samen in de keten?’ en ‘Wat moeten huidige en toekomstige engineers weten over ‘Industry 4.0’ en circulaire maakindustrie?’. Bijgaand essay, in verkorte vorm uitgesproken als Intreerede, legt uit hoe de onderzoekers van Smart Sustainable Manufacturing aan de slag gaan om een antwoord te vinden op deze vragen, door middel van cocreatie met de beroepspraktijk en het onderwijs in het Re/manufacturing lab.
Relatief kleine, gespecialiseerde bedrijven in de maakindustrie hebben behoefte aan flexibele assemblageprocessen en productielogistiek. Digitalisering biedt veel mogelijkheden om productieprocessen efficiënter en duurzamer te maken, innovatieve producten te fabriceren en over te schakelen op andere businessmodellen. Dit moet dan wel werken voor kleine series en enkelstuks. ‘Kunnen wij het maken?’ verwijst naar onderliggende vragen over: ‘Hoe beheersen we risico’s in complexe maakprocessen?’, ‘Hoe werken we samen in de keten?’ en ‘Wat moeten huidige en toekomstige engineers weten over ‘Industry 4.0’ en circulaire maakindustrie?’. Bijgaand essay, in verkorte vorm uitgesproken als Intreerede, legt uit hoe de onderzoekers van Smart Sustainable Manufacturing aan de slag gaan om een antwoord te vinden op deze vragen, door middel van cocreatie met de beroepspraktijk en het onderwijs in het Re/manufacturing lab.
In het interdisciplinaire CIRC-PEB project wordt het Product Architecture Mapping (PAM) instrument − een Lean methode die een systematische ontwikkeling van de productarchitectuur ondersteunt − in nauwe samenwerking met drie MKB (maak)bedrijven en één grootbedrijf verder ontwikkeld en toegepast in de richting van duurzaamheid en circulariteit. Hierbij is ook aandacht voor nieuwe product-dienst combinaties. Tevens richt CIRC-PEB zich op een sterkere koppeling van PAM, wat zich vooral richt op de ‘waarde-propositie’ van een bedrijf, met de andere bedrijfsmodel componenten: ‘waarde creatie’, ‘waarde netwerk’, en ‘waarde toe-eigening’ of verdienmodel. Deze koppeling is van belang omdat PAM keuzes direct invloed hebben op de mogelijkheden en onmogelijkheden voor andere bedrijfsmodel componenten. Het resultaat is een meer holistisch en toekomstbestending analyse-instrument voor circulaire bedrijfsmodellen wat past bij het toenemende belang van duurzaamheid in de maakindustrie. Na een eerste toepassing van het vernieuwde instrument in de consortiumbedrijven worden inzichten verder verspreid onder andere MKB maakbedrijven en studenten.
Ruimte voor maakbedrijven in Nederlandse steden staat steeds meer onder druk. De primaire focus op woningbouw en kantoren in combinatie met de stijgende vastgoedprijzen drukken de maakindustrie - zeker de kleinere bedrijven - uit de stad. Een aantrekkelijke stad beschikt echter over ruimte voor wonen en werken. Een gezonde mix van functies is bovendien nodig voor duurzame verstedelijkingsambities. Maakbedrijven zijn cruciaal voor een toekomstbestendige stedelijke economie, inclusieve arbeidsmarkt en circulaire transitie. Gemeenten geven aan dat steden ‘op slot’ zitten. Onder meer in Amsterdam, Rotterdam, Utrecht en Den Haag en de snelgroeiende steden Leiden en Tilburg woedt de strijd om de ruimte en lukt het nauwelijks ruimte te behouden, laat staan te creëren, voor maakbedrijven. Gemeentelijke professionals hebben sterke behoefte aan nieuwe oplossingen en aanpakken om te kunnen sturen op behoud en ontwikkeling van (betaalbare) ruimte voor werk, en maakbedrijven in het bijzonder. Ze hebben onvoldoende (actuele) kennis over wat maakbedrijven beweegt, wat voor ruimte zij nodig hebben en missen onderbouwde data om deze te vertalen naar de praktijk van gebiedsontwikkeling. De gemeentelijke professionals hebben specifiek behoefte aan een praktisch instrumentarium hoe zij meer sturend en faciliterend ruimte voor maakbedrijven in de complexe planpraktijk van de gebiedsontwikkeling kunnen behouden en creëren. Voor deze opgave hebben we een consortium van drie hogescholen, zes gemeenten en negen netwerk- én ondernemersorganisaties samengebracht. Door de unieke benadering vanuit drie expertises/vakgebieden wordt op integraal niveau geanalyseerd, verdiept en gecreëerd om te komen tot vernieuwde rollen voor publieke professionals en een verbeterd instrumentarium om beter en meer te sturen op ruimte voor werken. We vertalen de inzichten en beproefde toepassingen in een concreet praktijkhandboek voor publieke professionals. We verspreiden deze kennis op landelijk niveau via onze netwerk- en ondernemersorganisaties en dragen we bij aan verbeterings- en verdiepingsprogramma’s in het onderwijs en de betrokken gebiedsontwikkelingen in de praktijk.
Het project Meer met Minder in de Maakindustrie wil een circulair businessmodel portfoliomanagement systematiek ontwikkelen om MKB-maakbedrijven in staat te stellen om circulaire businessmodellen naast bestaande (lineaire) businessmodellen te ontwikkelen en te managen. Uit vraagarticulatie en vooronderzoek komt naar voren dat mkb-maakbedrijven grote moeite hebben om de transitie naar een circulaire economie te realiseren. Circulariteit vraagt van deze doelgroep significante wijzigingen in de bedrijfsvoering en vaak ook een andere inrichting en aansturing van de keten. De daarvoor benodigde stappen zijn niet altijd helder en duidelijk. Hierdoor overzien bedrijven het risico van deze transitie niet en blijft men de oude werkwijzen en het bestaande businessmodel hanteren. Dit structurele probleem binnen de mkb-maakindustrie heeft vanuit de vraagarticulatie geleid tot de volgende praktijkvraag: Hoe kan een mkb-bedrijf in de maakindustrie naast het bestaande (lineaire) businessmodel ook een circulair businessmodel ontwikkelen en integreren in de bedrijfsvoering? Uit de literatuur blijkt dat businessmodel portfoliomanagement, een systematiek voor het ontwikkelen en managen van verschillende businessmodellen, een oplossing kan bieden. Door bewust nieuwe circulaire businessmodellen te ontwikkelen, in het bedrijf te integreren en het aldus ontstane portfolio van businessmodellen goed te managen, kunnen bedrijven de waardevolle aspecten van het oude en het nieuwe combineren en de minder wenselijke aspecten uit faseren. Op die manier kan Circulair BusinessModel PortfolioManagement (CBMPM) mkb-bedrijven helpen om bewust en gecontroleerd de transitie van een lineaire naar een circulaire economie mogelijk te maken. Zowel in de praktijk als in de wetenschap ontbreekt het echter aan specifieke kennis en ervaring over methoden en technieken die de toepassing van CBMPM bij mkb-maakbedrijven mogelijk maakt. Kenniscentrum Business Innovation van Hogeschool Rotterdam wil een oplossing bieden voor dit probleem door samen met bedrijven te onderzoeken welke methoden en technieken mkb-bedrijven in de maakindustrie in staat kunnen stellen om een circulair businessmodel portfolio te ontwikkelen en managen.