Dienst van SURF
© 2025 SURF
Veel goede bedoelingen, maar geen tempo bij de circulaire transitie. Ruimtegebrek voor grootschalige, hoogwaardige recycling en bouwhubs, en tegelijkertijd onderbenutte ruimte op bijvoorbeeld watergebonden locaties zijn de grootste bottlenecks. Cees-Jan Pen, Juriën Poulussen en Evert Jan de Kort beschrijven negen manieren om ruimte te scheppen voor de circulaire transitie.
LINK
Het doel van het whitepaper is tweeledig: - Een bijdrage leveren aan de visievorming rondom regionale ontwikkeling door middel van innovatie. Dit vanuit het perspectief van de transitie van een lineaire naar een circulaire economie. - Een kader te schetsen waarbinnen praktijkonderzoek en plaats kan vinden rondom de vraag: ‘Hoe organiseren we concreet samenwerking rondom innovatie die dienstbaar is aan en zorgt voor impact op de circulaire economie’?
De Nederlandse maatschappij staat voor een belangrijke uitdaging. In 2030 moet de CO2-uitstoot met minimaal 49% zijn teruggedrongen en de Nederlandse industrie dient veel meer circulair te werken dan nu het geval is. In 2050 is de industrie circulair en stoot vrijwel geen broeikasgas meer uit. Een hele opgave als je bedenkt dat Nederland volgens de Nieuwe Economie Index nu nog op een score zit van 12.1% wat betreft circulariteit (Van ‘t Klooster et al., 2020). Voor de topsector Logistiek betekent dit dat er kennis en nieuwe concepten ontwikkeld moeten worden om duurzame logistieke oplossingen te realiseren.
LINK
In het interdisciplinaire CIRC-PEB project wordt het Product Architecture Mapping (PAM) instrument − een Lean methode die een systematische ontwikkeling van de productarchitectuur ondersteunt − in nauwe samenwerking met drie MKB (maak)bedrijven en één grootbedrijf verder ontwikkeld en toegepast in de richting van duurzaamheid en circulariteit. Hierbij is ook aandacht voor nieuwe product-dienst combinaties. Tevens richt CIRC-PEB zich op een sterkere koppeling van PAM, wat zich vooral richt op de ‘waarde-propositie’ van een bedrijf, met de andere bedrijfsmodel componenten: ‘waarde creatie’, ‘waarde netwerk’, en ‘waarde toe-eigening’ of verdienmodel. Deze koppeling is van belang omdat PAM keuzes direct invloed hebben op de mogelijkheden en onmogelijkheden voor andere bedrijfsmodel componenten. Het resultaat is een meer holistisch en toekomstbestending analyse-instrument voor circulaire bedrijfsmodellen wat past bij het toenemende belang van duurzaamheid in de maakindustrie. Na een eerste toepassing van het vernieuwde instrument in de consortiumbedrijven worden inzichten verder verspreid onder andere MKB maakbedrijven en studenten.
Nederland wil in 2050 een circulaire economie zijn. Een economie zonder afval, waarbij alles draait op herbruikbare grondstoffen. Het zuiniger en slimmer omgaan met grondstoffen is ook voor de textielbranche van belang. De meest gebruikte en bekende hernieuwbare plantaardige grondstof voor de textielindustrie is katoen. De huidige niet-circulaire productie en toepassingen van katoen hebben vergaande negatieve impact op mens en milieu. De gebruikersduur van kleding wordt steeds korter en afgedankte kleding wordt laagwaardig verwerkt om uiteindelijk alsnog te worden verbrand. Zowel het economische als duurzame verbeterpotentieel voor circulair textiel is dan ook enorm. De kwaliteit van katoen vermindert met iedere (mechanische) recyclingstap omdat de vezellengte steeds korter wordt. De uitdaging is om meermaals te recycling waarbij in iedere recyclestap waarde wordt behouden en gecreëerd. Als uiteindelijke stap wordt nagestreefd de grondstof veilig terug te laten keren naar de biosfeer als voedingsmiddel waarna een nieuwe cascade kan beginnen: een kringloop in de vorm van regeneratieve cascades. Om dit te realiseren moet de hele keten samenwerken in een transparant systeem waarbij stakeholders meervoudige waarde in balans ontwikkelen, zodat geen partij in de keten wordt benadeeld. Organisaties worstelen met deze veranderende rollen en zoeken nieuwe bedrijfsmodellen, waarin herstel en volhoudbaarheid boven oneindige groei en uitputting staan. In dit project werken Nederlandse bedrijven (met name MKB) uit de gehele textielketen samen met Indiase bedrijven om de werking van een katoencascade -een regeneratief, circulair systeem van katoenzaad tot worteldoek- te onderzoeken en op te tekenen. Een interdisciplinaire benadering is hierbij cruciaal. De nadruk ligt zowel op onderzoek naar de technische haalbaarheid van de katoenvezel als op de ontwikkeling van collaboratieve bedrijfsmodellen. De geformuleerde onderzoeksvraag luidt: Welke collaboratieve bedrijfsmodellen ontstaan tijdens het ontwerponderzoek die geschikt zijn voor meervoudige waardecreatie in een katoencascade en hoe kunnen die bijdragen aan de verdere ontwikkeling van regeneratieve cascadeprincipes?
In 2030 moet de CO2 uitstoot minimaal 49% teruggedrongen worden. De Nederlandse industrie dient daarbij veel meer circulair te gaan werken. Dit betekent dat er kennis en nieuwe concepten ontwikkelt moeten worden om duurzame logistieke oplossingen te realiseren.Doel Dit onderzoek is de start van langdurig onderzoeksprogramma naar de adaptatie van logistieke oplossingen die de overgang naar een circulaire economie en verschillende bedrijfsmodellen daarbinnen bevorderen. Als eerste stap in de langdurige ambitie is in dit project gewerkt aan ontwikkeling van een netwerk en een eerste concept meetinstrument. Momenteel is het tweede project gestart waarbinnen het meetinstrument wordt getest bij diverse bedrijven en waarin ook beslissingsondersteunende methoden worden ontwikkeld die kunnen helpen bij het definiëren van acties naar aanleiding van de uitkomsten van metingen. Resultaten Een beschrijving van het ontwikkelproces van het meetinstrument is gepubliceerd in Logistiek+. Looptijd 01 juni 2019 - 31 juli 2020 Aanpak Om een degelijke en gevalideerd benchmark instrument te ontwikkelen dat gebruikt kan worden om jaarlijks de voortgang van de overgang naar een circulaire economie in kaart te brengen is het van belang dat eerst de volgende vraag wordt beantwoord: Welke kenmerken karakteriseren een circulaire bedrijfsmodel in de logistiek en hoe kan de volwassenheid hiervan worden gemeten? Vervolgens wordt gekeken hoe hier een goed gevalideerd benchmark instrument van gemaakt kan worden.