Dienst van SURF
© 2025 SURF
Met duurzame warmtenetten is in Nederland nog weinig ervaring opgedaan terwijl ze wel een belangrijke rol kunnen spelen in de overgang naar een aardgasvrij warmtesysteem. Bestaande warmtenetten zijn doorgaans top-down georganiseerd en hebben vaak een slechte reputatie; veel klanten zijn ontevreden over de prijzen, het gebrek aan keuzevrijheid en het ontbreken van transparantie. Betrokkenheid van eindgebruikers bij de ontwikkeling van nieuwe warmtenetten is essentieel en daarmee is in dit project ervaring opgedaan. Er zijn veel scenario’s denkbaar voor het ontwikkelen van een warmtenet, met verschillende consequenties voor de verschillende stakeholders. Binnen dit project is een methodiek ontwikkelt waarmee een betere inschatting kan worden gemaakt van de mogelijke scenario’s en de consequenties, waarbij de bewoners centraal staan. Deze methodiek is beproefd bij het warmtecollectief: ‘Buurtwarmte Paddepoel’ in Groningen. Deze methodiek is generiek en kan ook gebruikt worden bij andere warmtenetten.
In deze studie zijn vier scenario’s voor een aardgasvrije warmtevoorziening in de wijk Paddepoel doorgerekend: ‘all-electric’, ‘hybride’, ‘warmtenet’ en ‘waterstof’. In deze studie is een van de meest veelvoorkomende woningtypen in de wijk, een rijtjeswoning uit de jaren ’60 of ’70, als uitgangspunt genomen. Vervolgens zijn de investeringskosten, kostenbesparing, haalbaarheid, CO2-emissiereducties en kosteneffectiviteit (indicatoren) per scenario in kaart gebracht. Hierbij zijn varianten gemaakt die isolatie, zonnepanelen en subsidies wel of niet meerekenen.
Het doel van dit rapport is meer zicht te krijgen op de vraag in welke mateen hoe burgerinitiatieven rond collectieve warmtenetten erin slaagdenresultaat te boeken. Sinds enige jaren ontstaan steeds meer van dit soortinitiatieven in Nederland, in navolging van wind- en zonne-energiecoöperaties,en als aanvulling op commerciële warmtenetten. De centrale vraaghier is of en hoe de door warmtenet-burgerinitiatieven behaalde resultatensamenhangen met hun interne kracht en hun vermogen om de externesociale en andere omstandigheden te gebruiken of te mobiliseren. Metinterne kracht doelen we op een duidelijk doel, de organisatie, capaciteiten activiteiten van het burgerinitiatief. Met externe sociale omstandighedenbedoelen we drie elementen. Allereerst het naburige netwerk, dewijk en de participatievorm. Verder het externe publieke netwerk, oftewelde rol van de gemeente en andere semi-publieke organisaties. Entenslotte het private netwerk, de adviseurs, financiers, bedrijven en verwanteorganisaties. Tot materiële omstandigheden rekenen we de technologievan de gekozen energiebron en de bio-fysieke omgeving, zoalsde wijkstructuur, en de aanwezigheid van water of aardwarmte. Centraalstaat het Groningse project 050 Buurtwarmte in de wijk Paddepoel datvergeleken wordt met andere projecten die de laatste 5 jaar gestart zijn,in de Wageningse Benedenbuurt, de Haagse Vruchtenbuurt en hetAmsterdamse Ketelhuis/Wilhelmina Gasthuisterrein.
De warmtetransitie in de gebouwde omgeving is cruciaal voor het terugbrengen van klimaatemissies tegen 2050. Hoewel warmtenetten voor bepaalde wijken als kostenefficiënt en duurzaam worden gezien, is de bereidheid om aan te sluiten laag. Een kleinschaliger aanpak op buurtniveau met inzet van buurtinitiatieven en energiecoöperaties kan hierbij helpen, terwijl het koppelen schaalvoordelen bevordert. Een consortium van Saxion Hogeschool met praktijkpartners en casussen in 6 gemeenten, onderzoekt hoe ontwerp en samenwerking voor gekoppelde buurtwarmtenetten kunnen bijdragen aan acceptatie en waarde. De resultaten zullen bijgedragen aan besluitvorming en samenwerking, met kennisverspreiding voor bredere toepassing in Nederland.