Dienst van SURF
© 2025 SURF
Dit boek gaat over enterprise architectuur. Enterprise architectuur is een relatief nieuwe discipline, met als doel de opzet, structurering en inrichting van organisaties te sturen en vast te leggen. Enterprise architectuur omvat de business architectuur (beschrijving van bedrijfsprocessen en hoe deze gestructureerd zijn) en de ICT architectuur (de architectuur van het applicatielandschap en van infrastructuur architectuur). De discipline is de afgelopen 20 jaar ontstaan vanuit het bedrijfsleven en de overheid, waar men behoefte had aan inzicht en overzicht in de complexiteit van een moderne organisatie. Het boek beschrijft de rol en het nut van enterprise architectuur en de motivatie voor toepassing ervan. Onderzoeksvragen die hierbij aan de orde komen zijn: waarom wordt er door organisaties überhaupt aandacht besteed aan enterprise architectuur? Wat wordt er nu mee bedoeld? Wat willen we ermee bereiken? Worden de doelstellingen ook gehaald? Kunnen we hier ook de resultaten van meten? We zullen trachten op deze vragen een concreet en helder antwoord te formuleren.
Dit artikel beschrijft onderzoek naar de rol die Enterprise Architectuur kan hebben bij het verduurzamen van een organisatie van hoger onderwijs. Hierbij zijn de volgende producten opgeleverd: - Een overzicht van relevante literatuur met betrekking tot Enterprise Architectuur en Duurzaamheid. - Een overzicht van de rol die Enterprise Architectuur speelt in geselecteerde organisaties en instellingen voor Hoger Onderwijs. - Een validatie van de beschreven ‘best practices’. - Lesmateriaal over de rol van Enterprise Architectuur en Duurzaamheid. Uit het onderzoek blijkt dat de rol van Enterprise Architectuur bij het behalen van duurzaamheidsdoelstellingen op dit ogenblik nog gering is. Wel zien de geïnterviewde architecten en duurzaamheidscoördinatoren op termijn een grotere rol weggelegd voor Enterprise Architectuur.
De markt voor Business Process Management (BPM) software groeit razend snel. Voor 2010 wordt er een marktomvang voorspeld van tussen de 1 tot 6 miljard dollar, dit betekend dat deze markt sinds 2005 meer dan verdubbeld is. BPM krijgt ook in toenemende mate publiciteit in de markt echter dan gaat het veelal om wat BPM nu precies wel en niet is en niet over hoe het toegepast kan worden. Hetzelfde geldt voor BPM software, beter bekend als Business Process Management Systemen (BPMS). Het onderzoek beschreven in dit proefschrift focust op BPMS, het ontstaan, waar het naartoe gaat en wat er allemaal komt kijken bij de invoering en het gebruik ervan. De hoofdonderzoeksvraag in dit proefschrift is: Welke factoren en competenties bepalen het succes van de implementatie van Business Process Management Systemen in een specifieke situatie? Centraal in dit proefschrift staan de volgende onderzoeksvragen: 1. Wat zijn de succes factoren bij de implementatie van Business Process Management Systemen? 2. Welke competenties hebben stakeholders in een Business Process Management Systeem implementatie project nodig? 3. Hoe ziet een Business Process Management Systeem implementatie methodiek eruit welke rekening houdt met de omgevingsfactoren van een organisatie?
MULTIFILE
De Nederlandse agrosector heeft te maken met sterke schaalvergroting, klimaatverandering, achteruitgang van bouwland door bodemverdichting van zware machines, teruglopende beschikbaarheid van arbeid en een strengere milieuwetgeving. Oplossingen worden gezocht in het gebruik van kleine, autonome machines (agrobots) die specifieke taken van boeren kunnen overnemen. Nederlandse machinebouwers als Lely spelen hierop in met melk-, voer- en mestruimrobots. De agrarische sector wil steeds efficiënter werken, haar productiviteit verbeteren en vraagt zodoende voortdurend om slimmere applicaties. Een toekomstbeeld waarbij samenwerkende agrobots situaties kunnen beoordelen en gezamenlijk complexe taken kunnen uitvoeren wordt gezien als ‘The next step’ en onvermijdelijk, maar tevens als ingewikkeld, risicovol en voorlopig onrealiseerbaar. Machinebouwers hechten grote waarde aan betrouwbaarheid en missen de technologie om onderlinge coöperativiteit tussen machines met de nodige robuustheid te kunnen ontwikkelen en te integreren in hun product. De HAN heeft inmiddels veel ervaring opgebouwd op het gebied van programmeertools voor robotica en wil samen met kennisinstellingen als WUR, TUDelft en UT, machinebouwers als Lely en MultiToolTrac en eindgebruikers uit de agrarische sector, kennis en ervaring ontwikkelen op het gebied van het programmeren van robuuste, coöperatieve systemen. Het consortium wil dit doen met behulp van een modelgebaseerde workflow op basis van een integrale, open source toolchain waarin bestaande tools c.q. ecosystemen zijn geïntegreerd. Dit moet uiteindelijk resulteren in een praktijkdemonstratie – op de Floriade 2022 - van de technologie middels twee prototypes: mestrobots in de veehouderij en oogstafvoersystemen in de akkerbouw. Ten behoeve van een goede projectfocus beschouwt DurableCASE autonomie als reeds bestaand en voegt hier coöperativiteit aan toe. Concreet levert DurableCASE het volgende op: - gedemonstreerde en gepubliceerde, toepasbare kennis over robuuste coöperativiteit in agrobotica, gebaseerd op multi-agent technologie; - een open toolchain die efficiënte, modelgebaseerde ontwikkeling van robuuste coöperativiteit mogelijk maakt; - inzicht in de business case; - lesmateriaal op basis van bovengenoemde kennis en toolchain.
Textiele toepassingen in de bouw/architectuur beginnen steeds relevanter te worden. Architecten en ontwerpers waarderen de driedimensionale vormvrijheid die door de lichtgewicht, flexibele materialen bewerkstelligd kunnen worden. Fabrikanten kunnen steeds meer functionaliteiten integreren, zoals elektronica en zonnecellen. Gebruikers zoals aannemers kunnen met textiele oplossingen meer duurzame en circulaire opties aanbieden. Ondanks deze potentie weten de bouw en textiel werelden elkaar nog onvoldoende te vinden. Om de mogelijkheden van nieuwe functionaliteiten en vrijheden voor lichtgewicht textiele oplossingen te verkennen, is dit consortium van innovatieve partijen vanuit diverse posities over de waardeketen van plan kennis en kansen te delen. In samenwerking met het gerenommeerde Jongeriuslab is dit KIEM project, in de vorm van een Pressure Cooker, de start van een project waarin concepten, ontwerpen en prototypes voor toepassingen in textiele architectuur vorm krijgen. De samenwerking tussen designers en onderzoekers en bedrijven maakt dit project extra innovatief. De pressure cooker bestaat uit 3 fases, de analytische fase, de ontwerpfase en de concept ontwikkeling. Dit zal beginnen en eindigen met een bijeenkomst van het hele consortium, en tussentijds zullen de bedrijven bezocht en betrokken worden bij de verschillende fases. Resultaten bestaan uit: - Eerste prototypes van textiele, recycleerbare en functionele materialen die op kortere of langere termijn beschikbaar zullen voor bouwtoepassingen. - Ontwikkelde concepten over hoe kunnen dergelijke materialen toegepast en onderworpen worden aan een realistische testomgeving. - Concrete (circulaire) businesscases die aantrekkelijk zijn voor zowel textiel- als bouwnijverheid en uitwerkingen voor welke uitdagingen, zowel technologisch als marketingtechnisch, deze zich geplaatst zien. - Projectplan waarin samenkomt hoe bovenstaand in de regio, met zowel textiele als bouwnijverheid, innovatiepartners bijeenbrengen in een aansprekend “open innovatie” project kunnen worden samengebracht.
Our country contains a very dense and challenging transport and mobility system. National research agendas and roadmaps of multiple sectors such as HTSM, Logistics and Agri&food, promote vehicle automation as a means to increase transport safety and efficiency. SMEs applying vehicle automation require compliance to application/sector specific standards and legislation. A key aspect is the safety of the automated vehicle within its design domain, to be proven by manufacturers and assessed by authorities. The various standards and procedures show many similarities but also lead to significant differences in application experience and available safety related solutions. For example: Industrial AGVs (Automated Guided Vehicles) have been around for many years, while autonomous road vehicles are only found in limited testing environments and pilots. Companies are confronted with an increasing need to cover multiple application environments, such restricted areas and public roads, leading to complex technical choices and parallel certification/homologation procedures. SafeCLAI addresses this challenge by developing a framework for a generic safety layer in the control of autonomous vehicles that can be re-used in different applications across sectors. This is done by extensive consolidation and application of cross-sectoral knowledge and experience – including analysis of related standards and procedures. The framework promises shorter development times and enables more efficient assessment procedures. SafeCLAI will focus on low-speed applications since they are most wanted and technically best feasible. Nevertheless, higher speed aspects will be considered to allow for future extension. SafeCLAI will practically validate (parts) of the foreseen safety layer and publish the foreseen framework as a baseline for future R&D, allowing coverage of broader design domains. SafeCLAI will disseminate the results in the Dutch arena of autonomous vehicle development and application, and also integrate the project learnings into educational modules.