Dienst van SURF
© 2025 SURF
Dat er op de stagemarkt sprake is van kansenongelijkheid, wordt door alle studenten waarmee er in dit onderzoek naar stagediscriminatie is gesproken onderschreven. Studenten geven aan dat veel stagebedrijven nog altijd vasthouden aan een bepaald normbeeld. Dit is een ideaalbeeld waar een stagiair of potentiële medewerker aan zou moeten voldoen. Wanneer er aan studenten wordt gevraagd om dit normbeeld te beschrijven, spreken zij van een ‘echte Hollander’ met blond haar en blauwe ogen. Het hebben van een ander uiterlijk, een migratieachtergrond of buitenlandse naam zou resulteren in een beduidend kleinere kans op een stage. Dit geldt ook wanneer er sprake is van een van de heersende norm afwijkende religie, gender of seksualiteit. Sommige studenten concluderen dit uit eigen ervaringen op de stagemarkt. Anderen hebben verhalen gehoord van vrienden, familieleden of schoolgenoten die bij het zoeken naar of lopen van een stage werden geconfronteerd met uitsluiting of discriminatie. Ook deze verhalen van anderen blijken van invloed op de houding van studenten ten aanzien van het stagezoekproces.
Op vrijdag 14 mei 2004 heeft de Haagse Hogeschool/TH Rijswijk een internationaal symposium over 'Leiderschap en Diversiteit' georganiseerd. Het symposium handelde over de dynamiek van gender, nationale cultuur en etniciteit in moderne organisaties. Door de diversiteit van medewerkers, klanten en afzetmarkten worden nieuwe eisen gesteld aan de leidinggevende en is de bedrijfscultuur blijvend veranderd. Veel bedrijfsactiviteiten strekken zich uit tot buiten de landsgrenzen. Leidinggeven in of in samenwerking met bijvoorbeeld vestigingen in Zuid-Amerika of Aziatische landen vergt een andere leiderschapsstijl. Kennis van elkaars achtergronden, ofwel transcultureel inzicht, is nodig om optimaal te kunnen samenwerken. Internationaal gerenommeerde sprekers zijn ingegaan op: leiderschap in de Arabische wereld. leiderschap, gender en etniciteit. leiderschap en culturele dynamiek in organisaties. leiderschap en nationaliteit. Na de inleidingen van de gastsprekers werd in vier werkgroepen over deze thema's verder met de gastsprekers van gedachten gewisseld. Het symposium werd afgesloten met een gezamenlijke forumdiscussie en een borrel. Dit verslag is tevens het startsein voor verdere studie over het thema leiderschap en diversiteit binnen het HRM lectoraat. De leden van de HRM Kenniskring gaan verder onderzoek doen en hun kennis over dit thema overdragen in de dagelijkse onderwijspraktijk aan de Haagse Hogeschool/TH Rijswijk.
Hoe kan de verblijfskwaliteit en veiligheidsperceptie van de publieke ruimte versterkt worden door de toepassing van “interactieve objecten”? (objecten die met beeld, licht, geluid en sensoren real time reageren op de gebruikers en de ruimte daarop afstemmen). De ontwikkeling van deze zogenaamde responsieve ruimte staat nog in de kinderschoenen maar is beloftevol vanwege de meerwaarde voor de leefbaarheid en het onderscheidend vermogen van de plek en de bedrijven. In Co-ReUs worden drie verschillende mkb groepen samengebracht: stedenbouwbureaus, creatieve conceptontwikkelaars en lokale ondernemers. We gebruiken de ArenA-Boulevard als proeftuin: een als ongezellig ervaren ruimte (lage verblijfskwaliteit en slechte veiligheidsperceptie). De mkb-ers lossen hiermee hun eigen praktijkproblemen op: Stedenbouwbureaus houden zich bezig met het ontwerp van de publieke ruimte. Zij merken dat hun instrumentarium (herontwerp, herbestrating etc.) te kapitaalintensief en te weinig flexibel is om de verblijfskwaliteit en veiligheidsperceptie op dit soort plekken op te lossen. De bureaus hebben behoefte aan een lichter, gerichter en responsiever instrumentarium. Ze hebben echter beperkte (technologische) kennis hoe interactieve objecten precies een bijdrage kunnen leveren. Creatieve conceptontwikkelaars hebben een ander probleem: zij hebben wél de beschikking over interactieve objecten (geluid, beeld, licht, sensoren) maar die zijn vooral kunstzinnig en evenementiëel. De objecten zijn stuk voor stuk niet ontwikkeld vanuit een stedenbouwkundige opgave waardoor ze hiervoor geen panklare oplossing vormen. Lokale mkb-ers hebben ook een probleem: zij weten niet goed hoe zij op een gecoördineerde manier invloed kunnen uitoefenen op de activering van de publieke ruimte. Project Co-ReUs: 1) analyseert hoe de ruimte wordt gebruikt (nulmeting en Programma van Eisen voor de inzet van interactieve objecten; 2) ontwikkelt ruimtelijk-interactieve interventies in co-creatie met de drie mkb groepen. 3) deze worden op het plein geplaatst en nametingen brengen de effecten in beeld. Het resultaat is een actiegerichte Handleiding met Roadmap voor de ontwikkeling van responsieve publieke ruimtes.
Het project Partnerschap voor Circulaire economie richt zich op het bieden van ondersteuning aan het MKB in het maken van bewuste keuzes betreffende samenwerking in hun waardenetwerk om circulaire business modellen te realiseren. De casuïstiek in dit project is gericht op het verwaarden van bermgras.Partijen die de gehele waardeketen afdekken, waaronder biomassa-aanbieders (vertegenwoordigd door Branche Vereniging Organische Reststromen en Brinkmann Consultancy) en verwerkers van biomassa fracties in de papierindustrie (vertegenwoordigd door Kenniscentrum Papier en Karton, en Bumaga) staan voor de uitdaging om 120.000 ton bermgras in stappen volledige te verwaarden. Dit past bij de ambitie van de Papier- en Kartonindustrie om lokale grondstoffen te gebruiken en bij de ambitie van de leveranciers van het biomateriaal / maaisel (de overheden) om de kosten van landschapsonderhoud te verlagen. Dit niet alleen uit moreel besef, maar zeker ook uit zakelijk oogpunt. Het Kenniscentrum Papier en Karton geeft aan dat er naast de uitdaging van de kwaliteit van grondstoffen (grote variatie van soorten gewasdelen; aanwezige macro en microvervuiling), een zeker zo grote uitdaging ligt in de afspraken en afstemming tussen de partners en belanghebbenden. De ontwikkeling van een rendabele business case (op basis van alle componenten in het bermgras) binnen een duurzaam partnerschap ervaren de ketenpartners als een lastig te nemen hobbel in de transitie naar een circulaire economie. Dit onderzoek richt zich dan ook op de vraag: Hoe kan het MKB een bij klanten gevalideerde samenwerking met belanghebbenden identificeren en organiseren waarbij aandacht voor sociale en ecologische effecten binnen een economische context centraal meegewogen wordt (de zogenaamde ‘duurzame waardecreatie’)? Potentiële blokkades in partnerschappen en bij internationalisering via buitenlandse partners worden hierbij expliciet gemaakt. Dit project wil een bijdrage bieden aan de ontwikkeling van kennis over duurzame waardecreatie in de keten van terreinbeheerders en toepassers van de biomassa (onderdelen), door nationale en internationale partnerschappen te identificeren en organiseren. Door het ontwikkelen van een algemene werkmethode, die organisaties hierbij ondersteunt, wordt een concrete stap gezet richting circulaire business modellen.