Dienst van SURF
© 2025 SURF
Wijkverpleegkundigen en praktijkondersteuners (poh’s) hebben een belangrijke rol in zorg voor voeding. Eén van de taken daarin is het bevorderen van gezond voedingsgedrag. Daarvoor is het belangrijk dat verpleegkundigen zelf over de juiste informatie beschikken. Het doel van deze rapportage is het in kaart brengen van ervaringen met het zoeken en beoordelen van informatie over voeding. Vervolgens worden behoeften aan kennis en vaardigheden in kaart gebracht. In deze rapportage is te lezen welke informatie verpleegkundigen zoeken, waar verpleegkundigen informatie over voeding vandaan halen, welke ervaringen verpleegkundigen hebben met het zoeken en beoordelen van informatie en welke behoeften verpleegkundigen hebben met betrekking tot kennis en vaardigheden. Deze punten worden apart weergegeven voor poh’s en wijkverpleegkundigen.
In Nederland bieden verschillende bronnen informatie over mensen met verward gedrag, bijvoorbeeld bronnen van de politie, GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst meldpunten, en regionaal ambulancevervoer. Op basis van een aantal van deze bronnen is in pilots in de GGD-regio’s Utrecht en West-Brabant geprobeerd om regionaal de groep personen met verward gedrag en de onderliggende problematiek in beeld te brengen.De pilots hebben duidelijk gemaakt dat ‘de’ persoon met verward gedrag niet bestaat. De groep mensen met verward gedrag is heel divers en vaak kunnen meerdere soorten problemen het gedrag veroorzaken. Dit betekent dat ondersteuning en zorg moet aansluiten bij de diversiteit van de problematiek. Verder blijkt dat het aantal registraties hoger is dan het aantal geregistreerde personen. Het aantal personen met verward gedrag wordt dus overschat als alleen naar het aantal registraties wordt gekeken, bijvoorbeeld omdat personen meerdere keren in dezelfde bron geregistreerd staan.In de pilots is ook gekeken wat de informatie voor gebruikers, bijvoorbeeld beleidsmakers, oplevert. Zij blijken soms andere doelen en verwachtingen te hebben van een dergelijke ‘monitor’. Zo wil de ene gebruiker de omvang van de groep verwarde personen in de regio weten, en de andere wat er met de personen gebeurt in de hele keten van zorgverlening. Het is daarom belangrijk gebruikers te betrekken bij de opzet van de monitor. Hetzelfde geldt voor ervaringsdeskundigen, omdat zij vanuit het perspectief van de cliënt kunnen helpen de cijfers en informatie afkomstig van de gegevensbronnen beter te begrijpen. Het blijkt lastig om de informatie (cijfers en beschrijvingen) uit deze bronnen te ontsluiten en te analyseren, onder andere vanwege privacywetgeving. Het is niet mogelijk om de cijfers uit de verschillende bronnen bij elkaar op te tellen of met elkaar te vergelijken. Naast elkaar geven de cijfers een genuanceerde indruk van de situatie in de regio. Een analyse van de teksten levert waardevolle aanvullende informatie over de problematiek achter de registraties en aanvragen.De regionale pilots zijn in opdracht van ZonMw Nederlandse organisatie voor gezondheidsonderzoek en zorginnovatie uitgevoerd door het RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu , het Trimbos-instituut, De Praktijk Index, GGD regio Utrecht en GGD West-Brabant. De bedoeling van de pilots is de verdere ontwikkeling van gemeentelijk of regionaal beleid met cijfers en informatie te ondersteunen.
MULTIFILE
Techniek in het basisonderwijs staat volop in de belangstelling. Veel scholen besteden er al aandacht aan, andere gaan er enthousiast mee beginnen. Ook leerkrachten in opleiding houden zich intensief bezig met techniek in velerlei vormen. De herziene kerndoelen van het basisonderwijs vermelden dat leerlingen kennis, vaardigheden en houdingen moeten verwerven om de technische wereld om hen heen te kunnen begrijpen en daarin adequaat te kunnen handelen. Een professionele leerkracht zal daarom moeten beschikken over de nodige competenties om techniek een goede plek te geven in zijn onderwijs. In dit boek wordt techniek niet als een afzonderlijk vak benaderd maar als een integraal onderdeel van het totale onderwijsaanbod. Centraal staat de didactiek van praktisch 'leren over, met en door techniek'. Het boek biedt talrijke aanknopingspunten om aan te sluiten bij de technische ervaringen van kinderen. Een goede leerkracht roept echter ook zelf nieuwe, technische ervaringen op en ontwikkelt die samen met de kinderen tot nieuwe kennis. Ook daarvoor biedt dit boek een schat aan mogelijkheden. Techniek: leren door doen bestaat uit vijf onderdelen: starten met techniek; techniek in het basisonderwijs; leren en ontwikkeling door techniek; de essentie van techniekdidactiek; overzicht van middelen en materialen.
LINK
De eiwittransitie slaat aan en zeewier, eendenkroos en reststromen van landbouwgewassen vormen een deel van de voedselbronnen van de toekomst. De kennis over de smaak van eiwitten en aminozuren is groeiende, maar de relatie tussen chemische structuur en smaak verdient aandacht en dat kan door te focussen op kleine peptiden en losse aminozuren. Het project “Aahminozuren!” maakt dat mogelijk. Met deze KIEM aanvraag willen de hogescholen Inholland (Delft, Amsterdam) en HZ University of Applied Sciences (Vlissingen) samen met het bedrijf Biorefinery Solutions (Raalte) verkennend onderzoek doen in een samenwerking met een helder lange termijnperspectief. Doelstelling is tot methoden te komen die het mogelijk maken om enkele kleine eiwitten - en de aminozuren waaruit die zijn opgebouwd – chemisch te karakteriseren en op een doelmatige wijze sensorisch te beoordelen. De deelnemende opleidingen zijn complementair qua expertise en hebben een gezamenlijke affiniteit voor de productie van nieuwe voedingscomponenten uit alternatieve plantaardige bronnen. Daarbij staat smaak voorop. Het langetermijnperspectief is om uit zeewier, eendenkroos en reststromen van landbouwgewassen waardevolle componenten te kunnen isoleren met een toegevoegde waarde op het gebied van smaak. De onderliggende kennis die de relaties tussen structuur en smaak verklaren zal zo kunnen worden gegenereerd, en academische kennis wordt rijp gemaakt voor toepassingen. Doel is ook om ons onderwijs met die kennis en onderzoeksmethoden te verrijken. Studenten hebben in dit project een grote rol. In juni 2021 hopen we met hen en met hun begeleiders een basis te hebben gelegd voor een verdergaande onderzoeksagenda.
Om tegemoet te komen aan de eisen die gesteld worden aan werknemers in de huidig snel veranderende samenleving heeft de NHL Stenden Hogeschool gekozen voor een nieuw onderwijsconcept, namelijk Design Based Education (DBE). DBE is gebaseerd op het gedachtegoed van Design Thinking en stimuleert iteratieve en creatieve denkprocessen. DBE is een student-georiënteerde leeromgeving, gebaseerd op praktijk-, dialoog-, en vraaggestuurde onderwijsprincipes en op zelfsturend, constructief, contextueel en samenwerkend leren. Studenten construeren gezamenlijk kennis en ontwikkelen een prototype voor een praktijkvraagstuk. Student-georiënteerde leeromgevingen vragen andere begeleidingsstrategieën van docenten dan zij gewend zijn. Van docenten wordt verwacht dat zij studenten activeren gezamenlijk kennis te construeren en dat zij nauw samenwerken met werkveldprofessionals. Eerder onderzoek toont aan dat docenten, zelfs in een student-georiënteerde leeromgeving, geneigd zijn terug te vallen op conventionele strategieën. De overstap naar een ander onderwijsconcept gaat dus blijkbaar niet vanzelf. Collectief leren stimuleert docenten de dialoog aan te gaan met andere docenten en werkveldprofessionals met als doel gezamenlijk te experimenteren en collectief te handelen. De centrale vraag van het postdoc-onderzoek is het ontwerpen en ontwikkelen van (karakteristieken van) interventies die collectief leren van docenten en werkveldprofessionals stimuleren. Het doel van het postdoconderzoek is om de overstap naar DBE zo probleemloos mogelijk te laten verlopen door docenten te ondersteunen DBE leeromgevingen te ontwikkelen in samenwerking met werkveldprofessionals en DBE te integreren in hun docentactiviteiten. De onderzoeksmethode is Educational Design Research en bestaat uit vier fasen: preliminair onderzoek, ontwikkelen van prototypes, evaluatie en bijdrage aan de praktijk. Het onderzoek is verbonden aan het lectoraat Sustainable Educational Concepts in Higher Education en wordt hiërarchisch en inhoudelijk aangestuurd door de lector. Docenten, experts, werkveldprofessionals en studenten worden betrokken bij het onderzoek. Dit onderzoek kan zowel binnen als buiten de hogeschool een bijdrage leveren omdat steeds meer hogescholen kiezen voor een ander onderwijsconcept.
Verschillende onderzoeken laten een verband zien tussen de toegenomen keuzemogelijkheden om online gebruik te maken van alternatieve nieuwsbronnen en wantrouwen tegenover de journalistiek. Ondanks dat alternatief mediagebruik geen nieuw fenomeen is weten we nog heel weinig over de nieuwsgebruikers van deze media.