Dienst van SURF
© 2025 SURF
Van de 700 megawatt die het windpark Borssele zal opleveren, kunnen één miljoen huishoudens van energie worden voorzien", aldus het persbericht van de Rijksoverheid deze zomer. En verderop lezen we: "deze parken [op zee] tezamen zullen in totaal 3500 megawatt leveren, genoeg voor ruim 5 miljoen huishoudens". Dat is mooi nieuws, want vijf miljoen huishoudens, dat schiet lekker op. Nog even, en we zijn allemaal duurzaam. Hoera! Energietransitie geslaagd. Maar klopt dit wel?
P= patiënt of probleem, I = interventie, C = vergelijking, O = uitkomst)P: Spoedeisendehulppatiënten bij wie bloed geprikt wordtI: POCT-meting van CRPC: Regulier laboratoriumonderzoekO: Verkorting van de tijd tot klinische beslissing* Patrick Eken is verpleegkundige op de SEH in het Canisius- Wilhelmina Ziekenhuis Nijmegen, Paul Doedens is verpleegkundige- promovendus in het Academisch Centrum in Amsterdam en docent-onderzoeker verpleegkunde aan de Hogeschool van Amsterdam. Dit is een samenvatting van hun literatuuronderzoek. Contact: p.eken@cwz.nl.In deze aflevering van de rubriek EBP een literatuuronderzoek over CRP-bepaling op de spoedeisende hulp
Hematological malignancies and treatment with hematopoietic SCT are known to affect patients’ quality of life. The problem profile and care needs of this patient group need clarification, however. This study aimed to assess distress, problems and care needs after allo- or auto-SCT, and to identify risk factors for distress, problems or care needs. In this cross-sectional study, patients treated with allo-SCT or auto-SCT for hematological malignancies completed the Distress Thermometer and Problem List. Three patient groups were created: 0–1, 1–2.5 and 2.5–5.5 years after transplantation. After allo-SCT, distress and the number of problems tended to be lower with longer follow-up. After auto-SCT, distress was highest at 1–2.5 year(s). Patients mainly reported physical problems, followed by cognitive-emotional and practical problems. A minority reported care needs. Risk factors for distress as well as problems after allo-SCT included younger age, shorter time after transplantation and GVHD. A risk factor for distress as well as problems after auto-SCT was the presence of comorbid diseases. Up to 5 years after auto-SCT or allo-SCT, patients continue to experience distress and problems. Judged by prevalence, physical problems are first priority in supportive care, followed by cognitive-emotional and practical problems.
Eind 2022 woonden in Nederland 17.652 kinderen in een pleeggezin. Van alle pleegzorgplaatsingen betrof 46% een plaatsing in het eigen netwerk van het pleegkind, dat meestal de eigen familie is. Bij deze familieplaatsingen hebben kinderen vaker met loyaliteitsconflicten te maken vanwege complexe familierelaties dan bij plaatsingen buiten hun familie(netwerk). Familiebanden blijken een bijzondere kracht en veerkracht in familieplaatsingen: ‘Eigen bloed is het waard om voor te vechten’ (pleegzorgwerker, Van de Koot et al., 2023). Hoewel familiepleegzorg een veelbelovende vorm van pleegzorg is qua stabiliteit en vertrouwdheid voor het kind, zorgen de intergenerationele familiebanden voor meer conflicten, hoogoplopende emoties en specifieke spanningen. Hierdoor stellen familieplaatsingen de betrokken pleegzorgwerkers vaak voor uitdagingen. Vaak verblijft het kind al in het (familie)pleeggezin voordat de pleegzorgwerker betrokken raakt en kunnen er zorgen bestaan over de veiligheid van het kind. Familieplaatsing in pleegzorg vraagt daarom van pleegzorgwerkers bijzondere kennis en vaardigheden over: 1) het begeleiden van de plaatsing van het pleegkind, en 2) het begeleiden van de familierelaties. Daarover is enerzijds meer onderzoek nodig in de sterke punten en belemmeringen van familiepleegzorg, alsmede de behoeften van pleegkinderen, hun ouders en pleegouders. Anderzijds is het van belang inzicht te krijgen in de vaardigheden, hulpmiddelen en werkvormen die pleegzorgwerkers nodig hebben om deze specifieke vorm van pleegzorg te begeleiden, zodat familieplaatsingen duurzaam en stabiel blijven en/of worden. Dit onderzoek beoogt antwoord te geven op de volgende vraag ‘Hoe kunnen pleegzorgwerkers het pleegkind en zijn pleegouders, ouders en mogelijke andere familieleden gedurende familieplaatsingen zo begeleiden dat de relaties rondom het pleegkind van dusdanige aard zijn dat de loyaliteit van het kind naar alle voor hem belangrijke familieleden mag uitgaan?’. Het consortium beoogt dat potentieel veelbelovende plaatsingen voor kinderen minder vaak in breakdown eindigen, maar dat het kind relationele stabiliteit en welzijn ervaart.
Het lopen van een marathon wordt steeds populairder. Naast de vele positieve gezondheidseffecten van duurinspanning, kan duurinspanning ook gepaard gaan met maagdarmklachten. Zo’n 30-90% van de hardlopers heeft last van maagdarmklachten tijdens of in de uren na het hardlopen. Het ontstaan van maagdarmklachten heeft waarschijnlijk te maken met de herverdeling van het bloedvolume, resulterend in minder bloedtoevoer naar het spijsverteringskanaal en een minder goed functionerende darmbarrière. Doordat de darmbarrière minder goed functioneert kunnen er ongewenste stoffen (endotoxinen) de bloedbaan intreden en voor ontstekingsreacties zorgen. De vele micro-organismen in onze darm, gezamenlijk onze darmmicrobiota genoemd, zijn van invloed op de voedselvertering, maar ook op het functioneren van de cellen die de darmwand bekleden en de verbindingen tussen deze cellen. Mogelijk hebben hardlopers met maagdarmklachten tijdens duurinspanning te maken met een afwijkende samenstelling van de darmmicrobiota en/of metabolieten ten opzichte van hardlopers zonder klachten, waardoor de darmbarrière minder goed functioneert en er problemen kunnen optreden. Vandaar dat het voornaamste doel van ons onderzoeksproject is om te onderzoeken of er een relatie bestaat tussen de samenstelling van de darmmicrobiota en/of metabolieten en het ontstaan van maagdarmklachten tijdens duurinspanning. De onderzoeksvragen die zullen worden bestudeerd zijn: 1) Verschilt de samenstelling van de darmmicrobiota en/of metabolieten van hardlopers die wel en niet last krijgen van maagdarmklachten tijdens het lopen van een marathon? En zo ja, hoe? 2) Kan de samenstelling van de darmmicrobiota en/of metabolieten van getrainde sporters die maagdarmklachten ervaren tijdens duurinspanning positief beïnvloed worden door probiotica-suppletie, zodat de kans op en/of intensiteit van maagdarmklachten tijdens duurinspanning wordt verminderd en de sportprestatie verbeterd? Het onderzoeksproject richt zich op de identificatie van sporters die last hebben van maagdarmklachten tijdens duurinspanning. We hopen met de beoogde resultaten bij te kunnen dragen aan op de persoon gerichte preventie van maagdarmklachten door het aanpassen van de darmmicrobiota.
Financieel professionals als accountants, boekhouders, belasting-, financiering- en verzekeringsadviseurs moeten een grotere rol spelen in het faciliteren van de verduurzaming bij hun mkb-klanten om te komen tot brede welvaart. Om dat te kunnen doen is meer kennis nodig over duurzaam adviseren en is er behoefte aan uitwisseling van ervaringen en best practices tussen de verschillende typen financieel professionals. Dit onderzoek gaat zorgen voor meer samenwerking tussen verschillende bloedgroepen van financieel professionals door de oprichting van een advieslab. Wij onderzoeken samen met hen de kansen en mogelijkheden die hier liggen, waarbij wij als kennisinstituut ook een impuls kunnen geven aan de (bij)scholing van de diverse beroepsgroepen. Het onderzoek leidt tot een advies hoe de samenwerking voor verdere kennisuitwisseling het beste kan worden vorm gegeven, een overzicht van bestaande instrumenten en tools voor duurzame advisering en een aanzet voor vervolgonderzoek.