Dienst van SURF
© 2025 SURF
Het Limburgse stadje Thorn kent sinds de negentiende eeuw een grote traditie op het gebied van de symfonische blaasmuziek. Er zijn twee toporkesten in dit genre. Het boek gaat in op de ontstaansgeschiedenis van de blaasmuziek in Thorn. In 1840 werd in Thorn het eerste harmonieorkest opgericht. In 1863 ontstonden na onderlinge strubbelingen uit dit Philharmonisch Gezelschap twee nieuwe orkesten. Een aantal mythen worden in dit opzicht ontzenuwd. Naast het historisch perspectief richt het boek zich vanuit een sociologisch en muziekwetenschappelijk perspectief op de ontwikkeling van een van de beide Thornse toporkesten: Harmonie-Orkest St. Michaël. Er wordt onder andere gekeken naar de ontwikkeling van het repertoire, de orkestsamenstelling en de organisatie van het orkest in de loop der jaren.
In de jaren tachtig van de vorige eeuw trad de blaasmuziek uit de luwte van het dorpsplein en maakten veel blaasorkesten een stevige groei door. In het nieuwe millennium ziet de blaasmuzieksector er heel anders uit. Evenals in de rest van de cultuursector hebben zich in de wereld van de harmonieorkesten, fanfares en brassbands allerlei verschuivingen voorgedaan. Dirigenten zoeken naar manieren om de blaasmuziek te positioneren als volwaardige vorm van amateurkunst. In het werk van de dirigent zijn muzikale, docerende en meer persoonlijke rollen te onderscheiden. In dit artikel wordt beschreven welke rollen dit zijn en hoe dirigenten door middel van een geïntegreerde inzet van het gehele rollenportfolio een antwoord kunnen geven op veranderingen in de sector. Leiderschap en Lifelong Learning zijn daarbij belangrijke uitgangspunten.
MULTIFILE
Het lectoraat Lifelong Learning in Music doet onderzoek naar de blaasmuzieksector, ook wel HaFaBra-sector genoemd. Verschillende actoren in de blaasmuzieksector signaleren dat de sector het moeilijk heeft, ondanks dat er ook orkesten zijn die het goed doen. In het deelonderzoek 'Focus op de dirigent' worden dirigenten uit de beroepspraktijk geïnterviewd om de aard van de problematiek te achterhalen en om te kijken in hoeverre de dirigent iets kan of moet betekenen in het toewerken naar oplossingen voor die problematiek. In het onderzoek gaan we op zoek naar de deelproblemen en het niveau waarop ze zich manifesteren. Ook kijken we naar de verschillende rollen die dirigenten uitoefenen in hun vak. Door een koppeling te maken tussen deelproblemen en deze rollen, willen we inzichtelijk maken op welke gebieden en in welke rollen dirigenten bij kunnen dragen aan het vinden van duurzame oplossingen voor de ervaren problematiek.