Background: Chronic low-grade inflammatory profile (CLIP) is one of the pathways involved in type 2 diabetes (T2D). Currently, there is limited evidence for ameliorating effects of combined lifestyle interventions on CLIP in type 2 diabetes. We investigated whether a 13-week combined lifestyle intervention, using hypocaloric diet and resistance exercise plus high-intensity interval training with or without consumption of a protein drink, affected CLIP in older adults with T2D. Methods: In this post-hoc analysis of the PROBE study 114 adults (≥55 years) with obesity and type 2 (pre-)diabetes had measurements of C-reactive protein (CRP), pro-inflammatory cytokines interleukin (IL)-6, tumor-necrosis-factor (TNF)-α, and monocyte chemoattractant protein (MCP)-1, anti-inflammatory cytokines IL-10, IL-1 receptor antagonist (RA), and soluble tumor-necrosis-factor receptor (sTNFR)1, adipokines leptin and adiponectin, and glycation biomarkers carboxymethyl-lysine (CML) and soluble receptor for advanced glycation end products (sRAGE) from fasting blood samples. A linear mixed model was used to evaluate change in inflammatory biomarkers after lifestyle intervention and effect of the protein drink. Linear regression analysis was performed with parameters of body composition (by dual-energy X-ray absorptiometry) and parameters of insulin resistance (by oral glucose tolerance test). Results: There were no significant differences in CLIP responses between the protein and the control groups. For all participants combined, IL-1RA, leptin and adiponectin decreased after 13 weeks (p = 0.002, p < 0.001 and p < 0.001), while ratios TNF-α/IL-10 and TNF-α/IL-1RA increased (p = 0.003 and p = 0.035). CRP increased by 12 % in participants with low to average CLIP (pre 1.91 ± 0.39 mg/L, post 2.13 ± 1.16 mg/L, p = 0.006) and decreased by 36 % in those with high CLIP (pre 5.14 mg/L ± 1.20, post 3.30 ± 2.29 mg/L, p < 0.001). Change in leptin and IL-1RA was positively associated with change in fat mass (β = 0.133, p < 0.001; β = 0.017, p < 0.001) and insulin resistance (β = 0.095, p = 0.024; β = 0.020, p = 0.001). Change in lean mass was not associated with any of the biomarkers. Conclusion: 13 weeks of combined lifestyle intervention, either with or without protein drink, reduced circulating adipokines and anti-inflammatory cytokine IL-1RA, and increased inflammatory ratios TNF-α/IL-10 and TNF-α/IL-1RA in older adults with obesity and T2D. Effect on CLIP was inversely related to baseline inflammatory status.
Background: Physical inactivity and overweight are two known risk factors for postmenopausal breast cancer. Former exercise intervention studies showed that physical activity influences sex hormone levels, known to be related to postmenopausal breast cancer, mainly when concordant loss of body weight was achieved. The question remains whether there is an additional beneficial effect of physical activity when weight loss is reached. The aim of this study is to investigate the effect attributable to exercise on postmenopausal breast cancer risk biomarkers, when equivalent weight loss is achieved compared with diet-induced weight loss. Design: The SHAPE-2 study is a three-armed, multicentre trial. 243 sedentary, postmenopausal women who are overweight or obese (BMI 25–35 kg/m2) are enrolled. After a 4-6 week run-in period, wherein a baseline diet is prescribed, women are randomly allocated to (1) a diet group, (2) an exercise group or (3) a control group. The aim of both intervention groups is to lose an amount of 5–6 kg body weight in 10–14 weeks. The diet group follows an energy restricted diet and maintains the habitual physical activity level. The exercise group participates in a 16-week endurance and strength training programme of 4 hours per week. Furthermore, they are prescribed a moderate caloric restriction. The control group is asked to maintain body weight and continue the run-in baseline diet. Measurements include blood sampling, questionnaires, anthropometrics (weight, height, waist and hip circumference), maximal cycle exercise test (VO2peak), DEXA-scan (body composition) and abdominal MRI (subcutaneous and visceral fat). Primary outcomes are serum levels of oestradiol, oestrone, testosterone and sex hormone binding globulin (SHBG). Discussion: This study will give insight in the potential attributable effect of physical activity on breast cancer risk biomarkers and whether this effect is mediated by changes in body composition, in postmenopausal women. Eventually this may lead to the design of specific lifestyle guidelines for prevention of breast cancer. Trial registration: The SHAPE-2 study is registered in the register of clinicaltrials.gov, Identifier: NCT01511276.
Background: Physical inactivity and overweight are two known risk factors for postmenopausal breast cancer. Former exercise intervention studies showed that physical activity influences sex hormone levels, known to be related to postmenopausal breast cancer, mainly when concordant loss of body weight was achieved. The question remains whether there is an additional beneficial effect of physical activity when weight loss is reached. The aim of this study is to investigate the effect attributable to exercise on postmenopausal breast cancer risk biomarkers, when equivalent weight loss is achieved compared with diet-induced weight loss. Design: The SHAPE-2 study is a three-armed, multicentre trial. 243 sedentary, postmenopausal women who are overweight or obese (BMI 25–35 kg/m2) are enrolled. After a 4-6 week run-in period, wherein a baseline diet is prescribed, women are randomly allocated to (1) a diet group, (2) an exercise group or (3) a control group. The aim of both intervention groups is to lose an amount of 5–6 kg body weight in 10–14 weeks. The diet group follows an energy restricted diet and maintains the habitual physical activity level. The exercise group participates in a 16-week endurance and strength training programme of 4 hours per week. Furthermore, they are prescribed a moderate caloric restriction. The control group is asked to maintain body weight and continue the run-in baseline diet. Measurements include blood sampling, questionnaires, anthropometrics (weight, height, waist and hip circumference), maximal cycle exercise test (VO2peak), DEXA-scan (body composition) and abdominal MRI (subcutaneous and visceral fat). Primary outcomes are serum levels of oestradiol, oestrone, testosterone and sex hormone binding globulin (SHBG). Discussion: This study will give insight in the potential attributable effect of physical activity on breast cancer risk biomarkers and whether this effect is mediated by changes in body composition, in postmenopausal women. Eventually this may lead to the design of specific lifestyle guidelines for prevention of breast cancer. Trial registration: The SHAPE-2 study is registered in the register of clinicaltrials.gov, Identifier: NCT01511276.
Achtergrond: Chronische pijn is een veelvoorkomend probleem. Hulpverleners hebben behoefte aan handvatten om de hulp aan mensen met chronische pjjn te verbeteren. Huidige behandelingen sorteren beperkt effect en de waardering van mensen over de ontvangen zorg is matig. Het faciliteren van betrokkenheid en eigen regie zijn voorwaardelijk voor effectieve hulp. EHealth toepassingen inclusief het monitoren van objectieve biomarkers voor pijn kunnen hierbij behulpzaam zijn. Een bestaande EHealth toepassing gericht op het informeren van mensen met een chronische aandoening en het faciliteren van zelfmanagement is beschikbaar. Doelstelling: 1)Het doorontwikkelen van een bestaande EHealth toepassing specifiek voor mensen met chronische pijn en het evalueren van biomarkers. 2)De ontwikkelde EHealth toepassing inclusief biomarkeranalyse te implementeren bij een beperkte groep van mensen met chronische musculoskeletale pijn om eerste effecten te evalueren en gebruikerservaringen te inventariseren en 3)op basis van de verkregen resultaten een vervolg onderzoeksaanvraag te schrijven om de effecten van deze nieuwe behandelwijze te onderzoeken en nieuwe biomarker-testen te ontwikkelen. Vraagstellingen: 1)Hoe ziet de doorontwikkeling (op basis van co-creatie) van de EHealth toepassing er concreet uit? 2)Is de biomarker α-amylase een objectieve maat voor pijnintensiteit? 3)Wat zijn de eerste effecten van deze EHealth applicatie? (uitkomstmaten zijn pijn, α-amylase concentratie, dagelijks functioneren en kwaliteit van leven) 4)Wat zijn de ervaringen van gebruikers (patiënten en hulpverleners)? Aanpak: Het onderzoek wordt uitgevoerd door een consortium van deskundigen op het gebied van niet-farmaceutische behandeling van mensen met chronische pijn en zelfmanagement, de ontwikkeling en het gebruik van biomarkers voor chronische pijn, een EHealth ontwikkelaar en behandelaren van mensen met chronische pijn en patiënten. Een EHealth toepassing wordt ontwikkeld, biomarkers waaronder α-amylase worden geëvalueerd en de eerste effecten en gebruikerservaringen van deze interventie inclusief biomarkerbepaling worden gemonitord in een populatie van mensen met chronische lage rug en/of nekpijn.
Het doel van dit project is om het zorgstelsel te digitaliseren en te vereenvoudigen door middel van technologische vooruitgang en verbeteringen. Het streven is om te voldoen aan de groeiende zorgvraag in de toekomst, waarbij technologie fungeert als een middel om dit te bewerkstelligen. Dit wordt bereikt door verdere ontwikkeling van kennis op het gebied van hardware zoals biosensoren en microfluidica, en software waaronder AI, data-analyse en cloud-oplossingen. Het project richt zich op het ontwikkelen van prototypes die nauw aansluiten op de behoeften van de zorg. Om dit doel te bereiken, moeten er essentiële veranderingen worden doorgevoerd in zowel klinische settings als daarbuiten. Het is ook de bedoeling om de zorg te verplaatsen van intramuraal naar extramuraal, met als gevolg verlichting van de druk op het zorgstelsel en verbetering van de kwaliteit van zorg. Het project concentreert zich op twee belangrijke focusgebieden: de klinische setting en de thuiszorg. In de klinische setting is er behoefte aan frequente monitoring, waarbij de ontwikkeling van geavanceerde monitoringstechnologieën centraal staat. Hierbij valt te denken aan het gebruik van biosensoren en microfluïdica om biomarkers in het ziekenhuis frequent te monitoren. Voor de thuiszorg ligt de nadruk op de ontwikkeling van Point-of-Care (POC) apparaten, waarmee patiënten thuis kunnen worden gemonitord. Deze draagbare medische apparaten stellen patiënten in staat om regelmatig hun gezondheidstoestand te controleren zonder een kliniek te hoeven bezoeken. Dit biedt gemak, autonomie en draagt bij aan kostenverlaging in de zorg. Om deze doelen te bereiken, moeten verschillende uitdagingen worden aangegaan, zoals het optimaliseren van technologieën, het waarborgen van interoperabiliteit tussen verschillende medische apparaten en het implementeren van gebruiksvriendelijke interfaces. Daarnaast is het van cruciaal belang om biomedische apparaten te integreren met IoT-netwerken, zodat een naadloze gegevensstroom en real-time monitoring mogelijk worden.
Sensoren gebaseerd op nanotechnologie worden beschouwd als een technologie die sterk kan bijdragen aan de kwaliteit van de gezondheidszorg en aan het verminderen van de zorgkosten. Door hun extreme gevoeligheid zijn dit type sensoren in staat om met kleine monstervolumes in korte tijd een nauwkeurige diagnose te kunnen stellen op basis van bijvoorbeeld bloed-, speeksel-, adem- of urinemonsters. Concreet betekent dit dat met dit type sensoren eenvoudige analyses mogelijk zijn, waardoor er extra mogelijkheden naast bestaande, vaak uitgebreide, analyselaboratoria ontstaan. Hoewel er een divers aantal sensorprincipes beschikbaar is, zijn er tot op heden nog nauwelijks praktische toepassingen gerealiseerd. De reden is dat er nog een aantal technische stappen te zetten zijn om van een laboratorium-prototype sensor tot een compleet analyse-apparaat te komen. Binnen het huidige project willen de consortiumpartners deze ontwikkeling uitvoeren voor een optische nanosensor, waarbij wordt voortgebouwd op de kennis en ervaring die binnen het lectoraat NanoPhysics Interface is opgedaan in de afgelopen twee jaren. Specifiek zal worden gekeken naar twee belangrijke aspecten: het aanbrengen van de gevoelige laag en de elektronische interface. Belangrijke aspecten hierbij zijn dat de gevoelige laag (die een interactie heeft met de op te sporen stoffen) lokaal op de juiste plek op de sensor wordt aangebracht en een goede hechting vertoont. Voor sommige toepassingen kan het tevens nodig zijn dat er verschillende gevoelige lagen op een chip (met meerdere sensoren) gecombineerd kunnen worden. Voor de uitlees-elektronica zal met name gekeken worden naar de optische aansluiting op de chip (die eenvoudig te vervangen moet zijn), naar mogelijkheden tot miniaturisatie (om de meting zo flexibel mogelijk te kunnen inzetten) en naar de eisen aan de gebruikersinterface (afhankelijk van de toepassing en de doelgroep). Uiteindelijk is het de bedoeling dat het geheel samengevoegd wordt in een demonstrator-opstelling. Vanwege de huidige kennis binnen het lectoraat op het gebied van metingen aan het menselijk metabolisme via biomarkers op de huid, is ervoor gekozen om deze toepassing voor de demonstrator te gebruiken.