Dienst van SURF
© 2025 SURF
In de context van zorghuisvesting voor langdurige zorg wordt verondersteld dat, vanwege de specifieke doelgroep (kwetsbare mensen) die hierin gehuisvest is, aanvullende eisen voor luchtkwaliteit en het thermische binnenklimaat wenselijk zijn ten opzichte van de eisen voor de gemiddelde gezonde (jong) volwassene. Echter, in hoeverre dit vraagt om specifieke eisen ten aanzien van het binnenklimaat is onduidelijk en, indien dit het geval is, welke condities dan de voorkeur zouden hebben is eveneens niet bekend. Om hier antwoord op te vinden is onderzoek nodig dat in dit rapport is beschreven.
Ondanks de toegenomen virtualisering van ons werk en de daarmee samenhangende nieuwe werkvormen is het kantoor voor veel mensen nog steeds de belangrijkste plek waar het werk wordt gedaan. Daarmee is het kantoor ook een plek waar veel tijd wordt doorgebracht. Maar hoe is de situatie feitelijk? En hoe beleven de medewerkers het comfort in kantoorgebouwen? Verrassend genoeg is daarover nog weinig bekend, met name op het snijvlak van de reële en gepercipieerde situaties. Het onderhavige onderzoek ‘Comfort Professionele Kantoorgebouwen’, een samenwerking tussen de Hanzehogeschool Groningen en De Haagse Hogeschool, probeert in die leemte te voorzien. Het doel van het onderzoek is om verschillen en overeenkomsten tussen reële en gepercipieerde situaties in kantoren inzichtelijk te maken. Met de resultaten kunnen deelnemende organisaties bijsturen op geïdentificeerde knelpunten. In brede zin beogen de Hanzehogeschool Groningen en De Haagse Hogeschool met dit onderzoek inzicht te krijgen in de kwaliteit van het comfort in kantoorgebouwen. Daarnaast wil men inzicht verkrijgen in de maatregelen die het binnenmilieu kunnen verbeteren. Tot slot willen de onderzoekers het bewustzijn van studenten Facility Management op het gebied van het binnenklimaat vergroten door deze intensief te betrekken bij het uitvoeren van het onderzoek. Het onderzoek is voor deze studenten dus een belangrijke leerervaring. Daarmee beoogt het Lectoraat een nieuwe generatie beslissers te inspireren, niet alleen om het inzicht in het functioneren van organisaties te vergroten, maar ook om de prestaties te verbeteren.
Veel van de isolatiematerialen die we momenteel gebruiken, zoals glaswol en steenwol, hebben een behoorlijke impact op het milieu en zijn niet circulair. Gelukkig zijn er alternatieven die beter zijn voor de natuur, zoals isolatie gemaakt van biobased materialen zoals houtvezels en hennepvezels. Deze materialen zijn hernieuwbaar en hebben vrijwel geen nadelige effecten op het milieu, zijn gunstig voor een gezond binnenklimaat in een woning, terwijl ze nog steeds goede isolerende eigenschappen hebben. De ambitie van de rijksoverheid is dat in 2030 minstens 30% van de nieuwbouwwoningen uit minimaal 30% van deze biobased materialen bestaan. Hetzelfde percentage geldt als doelstelling voor isolatiemaatregelen voor verduurzaming en voor de gebruikte materialen voor utiliteitsbouw. Een nieuwe ontwikkeling is het gebruik van mycelium, schimmels die zorgen voor de groei van een materiaal wat ingezet kan worden als isolatie. Mycelium heeft isolerende en akoestische eigenschappen, is waterafstotend en brandwerend. Mycelium panelen op de huidige markt worden belemmerd in hun ontwikkeling doordat ze in mallen worden gegroeid, hierdoor kunnen er geen grotere diktes bereikt worden in verband met de benodigde groeiomstandigheden van mycelium. Dit leidt tot verminderde isolerende eigenschappen. Door geavanceerde 3D-printtechnieken te gebruiken waarbij er complexe vormen geprint kunnen worden die de groei van mycelium bevorderen ook op grotere diktes, willen we in dit 1-jarige KIEM project onderzoeken hoe we een innovatief mycelium isolatiemateriaal kunnen ontwikkelen, geschikt voor 3D printers, dat nog beter past bij de behoeften vanuit de markt. De resultaten van deze studie kunnen aantonen dat de toepassing van biobased isolatiematerialen en geavanceerde productiemethoden niet alleen leiden tot een efficiëntere isolatie van gebouwen, maar ook de milieueffecten vermindert en nieuwe mogelijkheden biedt voor diverse en grootschalige toepassingen.
‘Renovaties en herbestemming van gebouwen kunnen veel slimmer worden uitgevoerd’ is de stelling van bedrijven die hierbij betrokken zijn. De gangbare transformatie is vaak ingrijpend, irreversibel en gaat met (zeer) veel materiaalgebruik gepaard. Dit maakt het transformeren van gebouwen duur en tijdrovend en het heeft een onnodig grote milieu-impact. De bedrijven willen daarom onderzoeken of met textiel tot andere, lichtere en meer flexibelere oplossingen gekomen kan worden. Textiel heeft in het verleden in verschillende toepassingen bewezen waarde toe te kunnen voegen aan gebouwen, door constructies te versterken (tentdoek), gebouwprestaties te verbeteren (isolatiewaarde, akoestiek) en de belevingswaarde te vergroten (visueel, vorm). Die potentie van textiel voor gebouwverbetering gaan we benutten in de vraag naar goedkope en snelle transformatie van vastgoed. Textiel is licht van gewicht, makkelijk te vormen, sterk, isolerend, vochtregulerend en kan goed voorzien worden van extra functies. Met name in gebieden met aardbevingsgevaar en gebieden met een (tijdelijke) vraag naar flexibele indeling van ruimtes kan textiel een belangrijke bouwwaarde hebben. De doelstelling van het project is om binnen een periode van twee jaar te komen tot vier toepasbare prototypes voor: 1. het constructief versterken van bestaande buitenmuren met textiel, 2. en het realiseren van flexibele binnenmuren met gebruik van textiel Dit doel wordt bereikt door onderzoek dat zich richt op de volgende onderzoeksvraag Hoe kan bij de transformatie van gebouwen textiel worden benut voor het versterken van buitenmuren en de constructie van lichte, flexibele binnenmuren. De Hanzehogeschool Groningen, Saxion, textiel- en bouwbedrijven gaan, samen met architecten en beheerders van vastgoed, deze uitdaging aan. De vier prototypes die tot stand komen kunnen door de betrokken MKB’ers verder ontwikkeld worden tot producten die in de markt gezet kunnen worden. Daarnaast bieden de prototypes casuïstiek voor opleidingen in textiel en bouwkunde.
De Nederlandse economie dient eind 2050 volledig circulair te zijn. Zo heeft het Kabinet in 2023 in het Nationale Programma Circulaire Economie (NPCE) bepaald. Voor de bouwsector betekent dit we dan ‘voorzien in de sociaaleconomische behoeften aan huisvesting en infrastructuur, zonder daarbij de draagkracht van de aarde te overschrijden in de vorm van uitputting, CO2 uitstoot, vervuiling, biodiversiteitsverlies en andere milieuschade. Hierbij is er geen sprake van afwenteling in de tijd, naar andere landen of verlies van andere sociaaleconomische waarden, zoals leveringsrisico’s, ten gevolge van de circulaire bouweconomie’. Met dit project beogen Saxion en Van Hall Larenstein om in het komende decennium de kennisimpact van hout als circulair bouwmateriaal te vergroten. Hout heeft grote potentie als circulair bouwmateriaal, is intrinsiek klimaatneutraal en herbruikbaar. In de keten ontbreekt nog echter voldoende kennis en praktijkervaring om die potentie te benutten. Door kennis van lectoraten op gebieden van functioneel bouwen en effectieve bosbouw te bundelen, creëren we een kennisketen vanaf het planten van een boom tot en met het toekomstbestendig (her)gebruik van constructief hout in een gebouw. Dit vormt de basis voor dé onderzoekgroep op gebied van het hoogwaardig houtgebruik in de bouw. Het gebruik van hout als bouwmateriaal biedt verschillende voordelen: het is duurzaam, milieuvriendelijk, herbruikbaar en recyclebaar. Het isoleert, is licht van gewicht, esthetisch veelzijdig en creëert een gezond binnenklimaat. En het is ook nog eens constructief goed te verwerken in complexe bouwwerken. Kortom, hout is als bouwmateriaal cruciaal voor een klimaatbestendige toekomst.