Dienst van SURF
© 2025 SURF
In het kader van het programma Sociale Vitaliteit (Woon- en Leefbaarheidsplan Eemsdelta Leeft) heb ik onderzoek gedaan naar de organisatiekracht van bewonersgroepen en hoe deze zich ontwikkelt mede door ondersteuning van sociaal werkers en door medewerking vanuit de gemeentelijke organisatie. De gebruikte vragenlijst is na afloop van het onderzoek herzien en bestaat nu uit 40 items waarmee periodiek met de bewonersgroep geevalueerd kan worden hoe zij hun eigen bijdrage en die van andere betrokkenen zien. De vragenlijst is openbaar en gebruikt worden voor vervolgonderzoek. Het onderzoeksrapport is eveneens openbaar gepubliceerd (Rozema, et al (2017).
In het kader van het Actieprogramma Sociale Vitaliteit (WLP Eemsdelta leeft!) hebben sociaalwerkers van twee welzijnsorganisaties (ASWA - Appingedam en SW&D, Delfzijl) bewonersgroepen in drie gemeenten (Delfzijl, Appingedam en Loppersum) ondersteund voor de ontwikkeling van hun organisatiekracht ten behoeve van initiatieven voor leefbaarheid in het dorp, de buurt of de straat. De focus lag op de bewoners - hoe ontwikkelen zij zich, de sociaalwerkers - hoe sluiten zij aan bij de bewoners en de gemeentelijke contactpersonen - hoe faciliterend zijn zij? Uit het begeleidende onderzoek dat een activerend karakter had bleek vooral dat de bewoners hun organisatiekracht hoog inschatten, terwijl in de praktijk bleek dat de groepen (deels) uiteen vielen of hun doelen niet bereikten. Sociaalwerkers moeten dan ook meer aandacht besteden aan bronnen en oorzaken voor conflicten om de continuiteit in de groep te waarborgen. Gemeentelijke medewerkers bleken voor bewonersgroepen vaak onbereikbaar of onvoldoende behulpzaam. In de periode van het activerend onderzoek zijn de verbeterpunten ter harte genomen, in die zin heeft het activerend onderzoek gewerkt. De vragenlijst waarmee de organisatiekracht van bewoners is onderzocht is beschikbaar en als bijlage aan het rapport toegevoegd.
Burgerparticipatie speelt in Nederland een steeds belangrijkere rol, zo-wel lokaal als op nationaal niveau, met het oogmerk dat directe betrokkenheid van burgers bij planvorming en besluitvorming kan bijdragen aan kwaliteit, inclusie en draagvlak. Die directe betrokkenheid kan veel vormen aannemen, bijvoorbeeld in peilingen, enquêtes via burgerpanels en de laatste jaren ook middels platforms waar ideeën en voorstellen worden opgehaald, geprioriteerd en gekoppeld aan budgetten. Echter, een belangrijk middel is en blijft het met elkaar voeren van een dialoog, een goed gesprek hebben over belangen, argumenten en meningen - gedeeld of tegengesteld. Het voeren en leiden van een dialoog is echter niet eenvoudig, wanneer persoonlijke en publieke belangen op het spel staan. Dit rapport gaat over een gedeelte van een tweejarig onderzoek met het doel om dialogen in wijken op zowel fysieke locaties als online te verbeteren. Wijkprofessionals, de mensen wiens werk het is om het samenleven in de wijk te bevorderen, hebben in hun praktijk te maken met de uitdaging om met bewoners een constructieve publieke dialoog te voeren over hun wijk. Controverses over tal van onderwerpen kunnen leiden tot verhitte discussies, grote tegenstellingen, wederzijds onbegrip en wwweinig oor voor elkaars standpunten en argumenten, zowel tussen bewoners en gemeenteambte-naren als tussen bewonersgroepen onderling. Bovendien worden discussies ook via social media gevoerd die daarvoor niet geschikt zijn, met maar al te vaak als gevolg een doelloze of zelfs respectloze uitwisseling die slechts leidt tot polarisatie en conflict.
Woonconsulenten binnen woningcorporaties krijgen te maken met een meer complexe, ouder wordende huurderspopulatie. Tegelijkertijd heeft het recent uitgebrachte programma ‘Wonen, Ondersteuning en Zorg voor Ouderen’ van Minister Helder tot doel om senioren te helpen zo lang mogelijk de regie op hun eigen leven te behouden door te zorgen voor een passende, ondersteunende en slimme woonomgeving. Naast het bevorderen van de zelfredzaamheid van senioren wordt benadrukt dat het belangrijk is om ook de samenredzaamheid van bewonersgroepen in woongebouwen te ondersteunen. Woonconsulenten spelen hierin als sociaal beheerder een centrale rol, maar ervaren te weinig houvast bij het ondersteunen van individuele bewoners en de bewonersgroep als geheel. Andere verantwoordelijkheden en tijdsdruk maken dat de woonconsulent onderbouwing en steun nodig heeft bij het uitvoeren van zijn of haar werkzaamheden in relatie tot het bevorderen van zelf- en samenredzaamheid. Samen met betrokken publieke partners pakken onderzoekers van drie lectoraten en een leerstoel dit vraagstuk op: Op welke wijze kunnen we woonconsulenten en andere betrokken stakeholders ondersteunen bij het ruimtelijk en sociaal-organisatorisch inrichten van een passend woningaanbod voor diverse profielen van (toekomstige) oudere bewoners in de sociale huursector? Om deze vraag te kunnen beantwoorden wordt praktijkgericht onderzoek uitgevoerd in woongebouwen van betrokken woningcorporaties; zogenoemde living labs. Bevindingen die hieruit voortkomen zullen worden vertaald naar richtlijnen en strategieën voor het bevorderen van zelf- en samenredzaamheid van (toekomstige) oudere huurders binnen verschillende gebouwtypen. In co-creatie met woonconsulenten en andere (zorg)professionals wordt dit vertaald naar een ‘tool’ die concreet houvast biedt -binnen een specifieke ruimtelijke en sociale context- bij het ruimtelijk en sociaal-organisatorisch ondersteunen en vormgeven van de woongemeenschap. Naast de directe betrokkenheid van studenten van HAN, Zuyd Hogeschool en TU/e, zullen kennis en producten die voortkomen uit dit project breder worden ingebed in onderwijs en via partners als KWH en de DEEL Academy verspreid in de praktijk.