Dienst van SURF
© 2025 SURF
Geriatrische revalidatie: Lectorale rede Marije Holstege Inspiratie uit de praktijk Mijn interesse voor de geriatrische revalidatie is gewekt toen ik als fysiotherapeut aan het werk ging in verpleeghuis De Noordse Balk in Wormerveer. Daar zag ik de grote uitdagingen die gepaard gaan met de groep kwetsbare ouderen die na een meestal acute opname in het ziekenhuis vanwege een beroerte, gebroken heup of achteruitgang van functioneren, gaan revalideren om weer terug naar huis te kunnen. Dit doen zij onder begeleiding van een team van professionals met verschillende expertises. De ervaringen die ik heb opgedaan en de voorbeelden uit de praktijk inspireren mij nog steeds in mijn huidige werk als onderzoeker. Bijzonder lectoraat Geriatrische revalidatie Het bouwen aan het praktijkonderzoek in de geriatrische revalidatie en de al bestaande samenwerkingen tussen Omring en Hogeschool Inholland maakten dat er ook een gezamenlijke ambitie was om een bijzonder lectoraat in te stellen voor geriatrische revalidatie. De leeropdracht richt zich op het optimaliseren van de geriatrische revalidatie door het slimmer (met innovatieve interventie én door inzet digital health) en het samen door ontwikkelen naar toekomstbestendige zorg. Dit om de best mogelijk passende zorg te kunnen geven samen met de professionals, revalidanten en hun naasten. Ik ben er trots op dat Omring deze leerstoel heeft ingesteld in samenwerking met Hogeschool Inholland en het daarmee mogelijk maakt om de onderzoekslijnen binnen deze leerstoel verder te verstevigen. Dit doe ik door een bijdrage te leveren aan de verbinding tussen onderzoek, praktijk en onderwijs. Ik krijg vaak de vraag wat een lector eigenlijk doet. Een lector doet praktijkgericht onderzoek naar vraagstukken uit de praktijk om te achterhalen wat oorzaken zijn en mogelijke oplossingen. Dit om bij te dragen aan het verder optimaliseren van geriatrische revalidatie, zelfredzaamheid en eigen regie van revalidanten en naasten, professionalisering van studenten, docenten en professionals van Hogeschool Inholland en Omring. En daarbij ook landelijk deze kennis te delen. Door deze samenwerking kunnen we het onderwijs en de studenten structureel verbinden aan relevante praktijkgerichte vraagstukken. Dit doe ik zeker niet alleen, maar met een heel team van onderzoekers binnen het lectoraat; we noemen dit de kenniskring. De onderzoekers in de kenniskring doen naast het werk in de praktijk onderzoek. Ze doen dit samen met studenten, die onderzoek- en innovatieopdrachten uitwerken, samen met gedreven professionals uit de praktijk én in samenwerking met docenten, collega-lectoren en externe onderzoekspartners. Vooral het samen doen maakt dit werk ontzettend leuk. Aan het eind van mijn rede kom ik terug op hoe die samenwerking eruitziet.
Mensen met chronische pijn en hun zorgverleners vinden het moeilijk om activiteitengedrag in te schatten. Actief zijn is juist belangrijk voor het verminderen van beperkingen en verandering van activiteitengedrag is vaak een belangrijk doel bij revalidatiecentra. Binnen GRIP ontwikkelen we een objectief meetinstrument voor het monitoren van activiteitenniveaus en activiteitenpatronen.
Chronische primaire pijn (pijn zonder duidelijke biomedische oorzaak) is geassocieerd met significante emotionele distress of functionele beperkingen (in activiteiten in het dagelijkse leven of sociale rollen)1,2 Bij zorgzoekende mensen met chronische primaire pijn is vaak sprake van beweegarmoede, verminderde zelfredzaamheid, slaapproblemen, suboptimaal functioneren in werk, hobby en thuis, langdurig ziekteverzuim en sociale isolatie3. Aangezien er geen effectieve behandeling bestaat die chronische pijn kan wegnemen, ligt de fysiotherapeutische focus bij behandeling op de vermindering van de ervaren beperkingen in het dagelijkse functioneren ondanks pijn, het hervatten van betekenisvolle activiteiten en participatie en het verbeteren van kwaliteit van leven. Fysiotherapeuten vragen “Hoe kunnen wij het type beweeggedrag van mensen met chronische pijn objectief meten zodat we hen beter kunnen ondersteunen in het verminderen van beperkingen in het dagelijks functioneren?” Nauwkeurige en objectieve instrumenten voor het meten van het type beweegpatronen zijn belangrijk om functionele beperkingen bij patiënten met chronische pijn goed te kunnen analyseren, om daarop een gepersonaliseerde interventie op toe te passen en vervolgens de resultaten te evalueren. De huidige commerciële beweegsensoren zijn (nog niet) in staat om de informatie te genereren die fysiotherapeuten nodig hebben, omdat vaak alleen rekening wordt gehouden met de kwantitatieve (hoeveelheid en intensiteit) aspecten van beweeggedrag en niet het dynamische of relationele aspect van beweeggedrag . Volgens de huidige theorieën moeten binnen het beweeggedrag van patiënten met chronische pijn verschillende beweegpatronen (vermijders, volharders en de vermijders/volharders) onderscheiden kunnen worden. Het valide identificeren en betrouwbaar meetbaar maken van deze beweegpatronen en de daarbij horende in stand houdende factoren (relationele aspecten van beweeggedrag) is een eerste stap die gaat helpen met het implementeren van een meer gepersonaliseerde fysiotherapeutische aanpak van patiënten met chronische pijn. Dit kan leiden tot beter functioneren, hogere kwaliteit van leven en betere uitkomsten In de zorg.
Voldoende bewegen is van belang voor iedereen, maar bij uitstek voor patiënten met chronische aandoeningen. Draagbare beweegsensoren bieden veel potentie om beweeggedrag van deze patiënten effectief te stimuleren binnen de eerstelijns zorg en revalidatiecentra. Zorgprofessionals erkennen die potentie, met name voor het creëren van bewustzijn van beweeggedrag bij hun patiënten en om gerichte feedback te geven. Echter ervaren de zorgprofessionals moeite bij het gebruik van beweegsensoren; bijvoorbeeld bij het instellen, uitlezen en interpreteren van de data. Ze geven aan kennis en vaardigheden te missen om de beweegsensoren doelgericht in te kunnen zetten, en passen het dan ook maar weinig toe. Dit terwijl de zorgprofessionals cruciale schakels zijn in de steeds evidenter wordende noodzaak van toepassing van technologie in de zorg. Momenteel bestaan er nog geen standaard richtlijnen, werkwijzen of een andere vorm van ondersteuning om beweegsensoren doelgericht en effectief in te zetten. De onderzoeksvraag die wordt beantwoord in dit project is: “Hoe kunnen professionals in de beweegzorg, werkzaam in de 1e lijn en revalidatiecentra, ondersteund worden bij het doelgericht inzetten van technologie voor het meten en stimuleren van beweeggedrag bij patiënten met chronische aandoeningen?” Deze onderzoeksvraag wordt opgelost door middel van een ontwerpgericht onderzoek, waarin een Evidence-Based-Practice methodiek wordt ontwikkeld die zorgprofessionals ondersteunt bij het inzetten van beweegsensoren. De eerste fase (problem finding) in het ontwerpgerichte onderzoek richt zich op wat er ontwikkeld gaat worden, o.a. aan de hand van stakeholder-mapping, best practices, en het opstellen van een plan van eisen & wensen. De tweede fase (solution finding) richt zich op het ontwikkelen van de methodiek, door middel van co-creatie ontwerpsessies met de stakeholders. In deze fase wordt een prototype ontwikkeld dat in de praktijk getest en geëvalueerd gaat worden. In beide fasen en in elke stap wordt de praktijk betrokken door middel van focusgroepen, groepsbijeenkomsten en expert raadpleging.