Dienst van SURF
© 2025 SURF
Lerarenopleider zijn is een beroep. Veel opleiders zijn zich daar sterk van bewust, voor anderen geldt dat nog wat minder. Binnen de Fontys Lerarenopleiding Tilburg willen we dat alle opleiders zich ook bewust zijn van hun rol als opleider. Drie jaar geleden is een inductietraject ontwikkeld voor beginnende opleiders om hen te begeleiden in hun ingroei in het beroep en in de organisatie. Het traject helpt beginnende opleiders bij het leggen van een basis gelegd voor ontwikkeling in de beroepsrol. Voor de zittende opleiders bestond zoiets niet. Daarom is in 2012 een pilot opgezet om zittende opleiders bewust te maken van hun rol als opleider. In de pilot is de jaarlijkse gesprekscyclus met ontwikkel- en beoordelingsgesprekken aangegrepen om het gesprek over de beroepsrol te entameren met gebruikmaking van de beroepsstandaard. De pilot is geëvalueerd en de positieve ervaringen van zowel opleiders als teamleiders hebben ertoe geleid dat de werkwijze nu is ingevoerd in het personeelsbeleid. In deze praktijkpresentatie bespreken we onze ervaringen (opzet en evaluatie) met de pilot en willen we met de deelnemers van gedachten wisselen over mogelijkheden om de bewustwording van en professionalisering in de rol als opleider te versterken en (in beleid) te borgen.
Leerlingen oefenen met de sociale rollen en praktijken die essentieel zijn voor hun (toekomstig) beroep door een spreektaak uit te voeren die past bij het beroepsprofiel waarvoor zij worden voorbereid of opgeleid in het (v)mbo.
LINK
Dagelijks verschijnen er verontruste en verontrustende berichten in de media over het onderwijs. Als reactie op de bestaande onvrede ontstaan nieuwe experimentele vormen van onderwijs, maar ook weerklinkt de roep om terugkeer naar het 'degelijke' traditionele onderwijs. Er lijkt een kloof te ontstaan tussen het nieuwe en het oude leren. In deze bundel gaat een aantal auteurs op zoek naar de kern van goed onderwijs, waarbij de nadruk ligt op het voortgezet onderwijs. De auteurs hebben allen ervaring met het onderwijs, vanuit diverse functies, varierend van (hoog)leraar tot schoolleider tot onderzoeker. De verschillende expertises van de auteurs staan garant voor een veelzijdige benadering van de vraag: wat is goed onderwijs eigenlijk? De rode draad wordt gevormd door het opsporen van kenmerken van voorbeeldig onderwijs, en van de rol van het voorbeeld in goed onderwijs. Kan voorbeeldig onderwijs de tegenstellingen in de discussie over de inrichting van het onderwijs overbruggen? In ieder geval geven de verschillende auteurs met hun uiteenlopende visies op goed onderwijs stof tot nadenken aan alle betrokkenen in de huidige discussie. Ans Buys schreef in de boek het hoofdstuk: "Samen zorgen voor een nieuwe generatie. Voorbeeldige leraren. "
Chronische gewrichtsaandoeningen zijn veelvoorkomende aandoeningen waarmee patiënten bij de fysiotherapeut of oefentherapeut komen. Aandoeningen zoals artrose en reuma veroorzaken problemen in het dagelijks functioneren vanwege pijn en verminderde mobiliteit. Genezing is vaak niet mogelijk, maar het bevorderen van zelfmanagement kan verergering voorkomen. Oefentherapeuten en fysiotherapeuten spelen een centrale rol in het ondersteunen van zelfmanagement bij patiënten met gewrichtsaandoeningen. De inzet van online toepassingen, waaronder mobiele applicaties, en online platforms, die gericht zijn op het bevorderen van zelfmanagement (in dit voorstel gedefinieerd als Behavioral Intervention Technologies: BITs) kunnen patiënten met chronische gewrichtsaandoeningen ondersteunen. Echter, voor veel professionals is het onduidelijk hoe BITs kunnen worden ingezet om zelfmanagement te vergroten en hoe dit gecombineerd kan worden met fysieke begeleiding. Daarom onderzoeken we in dit tweejarige project de manier waarop oefen- en fysiotherapeuten coaching op zelfmanagement via BITs kunnen vormgeven. In werkpakket 1 brengen we met een review, observaties en een concept mapping in kaart welke elementen en randvoorwaarden van BITs belangrijk zijn voor het bevorderen van zelfmanagement. Zodra we inzicht hebben in deze elementen en randvoorwaarden wordt in co-creatie met stakeholders toegewerkt naar beroepsrollen en beroepscompetenties die voorwaardelijk zijn voor het gebruik van BITs. Met de input van deze onderzoeksactiviteiten ontwikkelen we samen met de doelgroep de AmSOS methodiek die professionals helpt bij het gebruik van BITs om zelfmanagement te bevorderen bij patiënten met chronische gewrichtsaandoeningen (WP2). Om te bepalen in hoeverre de methodiek bruikbaar is in de praktijk wordt in WP3 een haalbaarheidsstudie opgezet waarbij 25 eerstelijnsfysio- en/of oefentherapiepraktijken de AmSOS methodiek gaan gebruiken in de behandeling van patiënten met chronische gewrichtsaandoeningen. Omdat gewrichtsaandoeningen een substantieel onderdeel zijn van de curricula, maar tegelijkertijd weinig aandacht wordt besteed aan technologie en zelfmanagement, ontwikkelen we in WP4 een onderwijsmodule voor scholing van studenten en praktiserende oefen- en fysiotherapeuten.
In de GGZ wordt in toenemende mate het belang van aandacht voor zingeving benadrukt. In de in dit domein veel gebruikte basismethodiek “Steunend Relationeel Handelen” is zingeving een centrale dimensie. Het is echter de vraag of deze dimensie in de praktijk ook daadwerkelijk het sturende principe voor hulpverlening is. Aandacht voor zingeving kan op gespannen voet staan met het belang van hulpverleningsorganisaties om bij financiers aan te tonen dat bij cliënten haalbare/meetbare doelen gerealiseerd zijn. Het is niet duidelijk of social workers voldoende geschoold zijn om goede aandacht aan zingeving bij cliënten te geven, en of hun beroepsrol en de dynamiek die dat in de relatie met cliënten met zich meebrengt, niet op (te) gespannen voet staat met de kracht van de presentie-achtige benadering die pastores/geestelijk verzorgers doorgaans innemen. In dit onderzoek wordt bij een instelling die het hulpverlenend handelen baseert op de basismethodiek Steunend Relationeel Handelen en die zingeving daarbij als een centrale dimensie beschouwt, in qua zorgintensiteit variërende settings onderzocht hoe zingeving als richtinggevende dimensie voor hulpverlening kan worden ingezet. Daarvoor wordt de methode ‘waarderend onderzoek’ ingezet, waarmee in een eerste ronde aan de hand van analyse van cliëntbesprekingen en voortgangsrapportages, interviews met hulpverleners en cliënten en enquêtes bij cliënten wordt onderzocht op wat voor manieren aandacht aan zingeving wordt gegeven. In focusgroepen met hulpverleners zal worden gereflecteerd op de uitkomsten en zullen vervolgacties worden bedacht, gepland, en uitgevoerd. Daarna wordt op een vergelijkbare manier geëvalueerd of het persoonlijke zingevingsproces van de cliënt in de beginfase voldoende aandacht krijgt, of dit het sturende principe is waar verdere acties uit voortvloeien en of de effecten van deze acties juist ook met het oog op de persoonlijke zingeving geëvalueerd worden. Tenslotte wordt gereflecteerd op de toereikendheid van de competenties van social workers met het oog op zingeving.