Dienst van SURF
© 2025 SURF
Kijkend naar de ontwikkelingen in de medische en farmaceutische zorg, concludeer ik dat het belang van innovaties niet altijd in overeenstemming is met de snelheid waarmee die innovaties hun plek krijgen in het standaardhandelingsarsenaal van zorgverleners. Veranderingen in de zorg gaan vaak langzaam en doorbraken worden slecht herkend. De vraag is hoe dit komt. Er blijken vele factoren van invloed op het mogelijke succes van een innovatie. Van groot belang is het inzicht dat innoveren meer is dan iets bedenken en dan maar aannemen dat het wel zal worden opgepikt door de (potentiële) doelgroep. Het aan de man brengen (‘dissemineren’) van de innovatie is mede bepalend voor een succesvolle implementatie. In de farmaceutische zorg is voor deze overbruggingsfunctie een belangrijke rol weggelegd voor de farmakundige. Mijn lectoraat, dat is gekoppeld aan de opleiding Farmakunde, zal zich bezighouden met het onderzoek naar het proces om farmaceutische innovaties te dissemineren. In deze openbare les licht ik de context en consequenties van dit onderzoeksthema nader toe. Ik begin met een uitleg van de farmakundige en diens toegevoegde waarde in het werkveld (hoofdstuk 1), en vervolg met een korte beschrijving van recente veranderingen binnen de zorg (hoofdstuk 2). In het begeleiden van die veranderingen ligt een belangrijke meerwaarde van de farmakundige, en de missie van dit lectoraat. Daarna (hoofdstuk 3) beschouwen we het innoveren in de (farmaceutische) gezondheidszorg in meer detail. Hoofdstuk 4 geeft diverse handvatten voor het kiezen van de juiste interventies om de afstand tussen de innovator en de toekomstige gebruiker te overbruggen en zodoende de toegang voor de gebruiker tot de innovatie te verbeteren. De keuze van de onderzoekslijnen van mijn lectoraat, zoals in hoofdstuk 5 beschreven, is daarvan afgeleid
Een bundel columns geschreven naar aanleiding van het afscheid van Jan Houben van de Raad van Bestuur van Fontys Hogescholen. Gemeenschappelijk thema van de columns is de kracht die innovaties geven.
Op verzoek van het Stichting GO Fonds is onderzoek gedaan naar de vraag welke nationale en internationale innovatieve projecten de afgelopen vijf jaren in het Nederlandse en Vlaamse veld van bibliotheken, archieven en informatiedienstverlening hebben plaats gevonden. Het fonds vindt namelijk dat er weinig geschikte verzoeken binnenkomen voor ondersteuning van vernieuwingsprojecten in de branche. Met het antwoord op deze vraag kan het fonds zich beter richten op de sectoren en organisaties die voor ondersteuning in aanmerking komen.
Jaarlijks worden er in Nederland meer dan 1.6 miljoen mensen opgenomen in het ziekenhuis. Een ziekenhuisopname gaat voor veel mensen gepaard met verlies van conditie en een langdurig herstel. Fysieke inactiviteit van de patiënt gedurende de ziekenhuisopname is een belangrijke reden voor de afname van de zelfredzaamheid. Zonder medische noodzaak liggen patiënten 60-90% van de tijd in bed terwijl onderzoek laat zien dat spierkracht met 1 tot 5% per dag bedrust kan afnemen. Het beweeggedrag van de patiënt heeft in het ziekenhuis echter geen hoge prioriteit. Aan de andere kant laat literatuur zien dat het stellen van doelen (‘goal setting’) en het monitoren van eigen lichaamsfuncties (‘self-monitoring’) twee effectieve strategieën zijn om gedragsverandering teweeg te brengen. Binnen verschillende beweeginterventies bleek een stappendoel hét succesvolle ingrediënt. Daarom heeft consortiumpartner UMC Utrecht het initiatief genomen om fysieke activiteit als nieuwe maat te introduceren in de klinische zorg. Zij hebben recent in samenwerking met MKB-partijen Peercode en Pam een koppeling gerealiseerd met een beweegsensor en hun elektronisch patiëntendossier. Middels deze beweegsensor kan het beweeggedrag gemeten worden van patiënten waarmee bewegen als objectieve maat beschikbaar wordt voor zorgverleners én patiënten. Ondanks de technische koppeling, wordt het systeem nog weinig gebruikt. Fysiotherapeuten en verpleegkundigen werkzaam in het UMC Utrecht vragen naar concrete handvatten voor gepersonaliseerde inzet van het systeem. Zonder concreet plan of interventie voor zorgverleners en patiënten, bestaat het risico dat deze zorginnovatie niet of suboptimaal geïmplementeerd wordt, zoals vaak bij technologische innovaties gebeurt. Door met de Hogeschool Utrecht te gaan samenwerken zal, met studenten en medewerkers uit het werkveld, een beweegdoelinterventie worden ontwikkeld passend bij de behoeftes van zorgverleners en patiënten in de klinische setting om daarmee de kans op adoptie in de zorg te vergroten van deze veelbelovende technische innovatie.
Onderzoeker ir. J. (Jacob) J. Capelle bij de onderzoeksgroep Aquacultures in deltagebieden van de Delta Academy – HZ University of Applied Sciences is betrokken bij een aantal projecten op het gebied van optimalisatie kweektechnieken en introductie nieuwe soorten. Eén van de projecten is het RAAK PRO project Zilte Productie, PRO-4-30 waarin hij in contact is gekomen met de heer D. Haaij die op zoek is naar kennis om tapijtschelpen in de Oosterschelde te kweken. Er is veel vraag naar tapijtschelpen, maar deze wordt nog niet in de Oosterschelde gekweekt. De belangrijkste reden waarom deze kweek in Nederland nog niet in open en getijdewateren als de Oosterschelde plaatsvindt is het ontbreken van een kostenefficiënte kweektechniek voor tapijtschelpen om de broedjes tapijtschelpen door de eerste kwetsbare fase heen te helpen. Een aantal studies (waaronder onderzoek van de onderzoeksgroep) tonen aan dat Flupsies succesvol gebruikt kunnen worden in de opkweek van tapijtschelpen en verwante soorten. Dit bracht de onderzoeker en ondernemer op het idee om te onderzoeken of een Flupsy in aangepaste vorm ingezet kan worden voor de vroege opkweek van kleine tapijtschelpen-broedjes in de Oosterschelde. Het vergt echter wel een extra innovatieslag om de Flupsy geschikt te maken voor de kweeklocaties in de Oosterschelde (rekening houdend met een behoorlijk getijdenverschil, gebrek aan walfaciliteiten en inpasbaarheid in de omgeving) om deze als handzame tool geschikt te maken voor het biologisch onderzoek en bij gebleken haalbaarheid deze in definitieve versie in te zetten bij de kweek zelf. De benodigde technische haalbaarheid is onderwerp van deze Take Off aanvraag. De heer Haaij heeft zelf al gezocht naar mogelijkheden om zijn product af te zetten in de groothandelmarkt, waar een vijftal bedrijven al serieuze interesse hebben getoond in de tapijtschelp. Hij richt zich in eerste instantie op de groothandel, maar mogelijkheden om ook de detail handel te bedienen ziet hij op termijn ook, mits het biologisch en technisch haalbaar is en kwalitatief goede tapijtschelpen kunnen worden gekweekt. Tweede onderdeel van het haalbaarheidsonderzoek is het ontwikkelen van een economisch waardemodel met een strategie en implementatieplan voor het opzetten van een detailhandel in schelpdieren, waarbij de tapijtschelp één van de belangrijke producten is. Het doel van het project is het ontwikkelen van een hanteerbare en kostenefficiënte Flupsy waarmee allereerst de biologische haalbaarheid van de commerciële kweek van tapijtschelpen in de Oosterschelde (en rekening houdend met omstandigheden van de kweeklocatie) mogelijk wordt gemaakt om vervolgens met de definitieve versie van de Flupsy een rendabele kweek van tapijtschelpen op te kunnen starten, met een passend business model voor in eerste instantie verkoop aan de groothandel en op termijn verkoop via een eigen detailhandel.
Belangrijke uitdagingen binnen de energietransitie zijn de beschikbaarheid van waterstof uit duurzame energiebronnen als alternatief voor fossiele brandstoffen en het voorkomen van congestie op het elektriciteitsnet door toenemende vraag naar en aanbod van elektriciteit. Decentrale productie, opslag en toepassing van waterstof biedt voor beide uitdagingen een oplossing, maar om dit te realiseren zijn innovaties en kennisontwikkeling nodig. In dit RAAK MKB project willen bedrijven en kennisinstellingen als partners van het groeiende netwerk rondom waterstof innovatiecentrum H2Hub Twente, expertise ontwikkelen voor realisatie van decentrale elektrolyse systemen. De betrokken bedrijven zijn zich aan het ontwikkelen om systeemoplossingen voor de markt van decentrale elektrolyse aan te kunnen bieden, maar hebben nog stappen te maken in de benodigde expertise hiervoor. De kloof die de bedrijven in dit project willen overbruggen: van theoretisch inzicht en expertise op deelaspecten naar expertise om goed werkende systemen te kunnen realiseren en begrip krijgen van mogelijkheden voor verbeteringen en innovaties. Om die reden wordt het project vorm gegeven rondom de ontwikkeling en bouw van een prototype elektrolyse systeem dat wordt geïntegreerd met de duurzame energievoorziening van H2Hub Twente. De ontwikkeling van elektrolyse systemen (maar ook toepassingen van waterstof) vraagt om expertise op alle opleidingsniveaus die nog weinig beschikbaar is. Door de energietransitie neemt de vraag naar deze expertise sterk toe. De kennisinstellingen zijn partner binnen de SPRONG “decentrale waterstof” en zij willen met dit project via praktijkgericht onderzoek expertise binnen de betrokken onderzoekgroepen verder opbouwen. Belangrijk hierin is het leerproces structuur en borging te geven waardoor dit kan doorwerken binnen het onderwijs richting studenten en bedrijfsmedewerkers. De resultaten van dit project worden gedeeld met het netwerk maar ook via bijeenkomsten van de topsector energie en lectorenplatform LEVE. De impact van dit project: expertiseopbouw voor realisatie van decentrale waterstofsystemen als stimulans voor regionale bedrijfsontwikkeling én energietransitie!