Dienst van SURF
© 2025 SURF
In 2019, the first "Atelier Book" was published . Since then, a few years have passed and numerous new Ateliers have emerged. With this new atelier book, through more than 30 portraits, the richness and variety of ateliers within our college are shown. The portraits are divided as follows: ateliers at the NHL Stenden locations, external ateliers and ateliers which the facilities are a strong determinant. These portraits show which issues are being worked on, how they cooperate with the field and researchers and what the added value of the Ateliers is. This atelier book also contains a number of in-depth articles that talk about working and learning in ateliers. The contribution in chapter 1 is about: what NHL Stenden aims at with ateliers, where do the ateliers differ and some experiences with ateliers. After the portraits in chapter 2, chapter 3 presents the 'Atelier Value Creation Model' and a model with design dimensions. Both provide tools for designing and evaluating ateliers. Chapter 4 zooms in on the effects of physical space on learning. Then, Chapter 5 discusses the outcomes of (current) research on ateliers.
In 2019 is het eerste ‘Atelierboek’ verschenen . Inmiddels zijn er een paar jaar verstreken en zijn er tal van nieuwe ateliers ontstaan. Met dit nieuwe atelierboek worden er middels meer dan 30 portretten de rijkdom en variëteit aan ateliers binnen onze hogeschool getoond. De portretten zijn ingedeeld als volgt: ateliers op de locaties van NHL Stenden, externe ateliers en ateliers waarbij de faciliteiten sterk bepalend zijn. Deze portretten laten zien aan welke vraagstukken wordt gewerkt, hoe wordt samengewerkt met het werkveld en onderzoekers en wat de meerwaarde is van de ateliers. Tevens bevat dit atelierboek een aantal verdiepende artikelen die vertellen over het werken en leren in ateliers. De bijdrage in hoofdstuk 1 gaat over: wat beoogt NHL Stenden met ateliers, waarin verschillen de ateliers en enkele ervaringen met ateliers. Na de portretten in hoofdstuk 2 wordt in hoofdstuk 3 het ‘Waardecreatiemodel Atelier’ en een model met ontwerpdimensies gepresenteerd. Beide bieden handvatten voor het ontwerpen en evalueren van ateliers. In hoofdstuk 4 wordt er ingezoomd op de effecten van de fysieke ruimte op het leren. Daarna wordt in hoofdstuk 5 ingegaan op de uitkomsten van (lopend) onderzoek naar ateliers.
Deze publicatie is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 1 wordt het onderwerp ingeleid en wordt uitgelegd hoe deze publicatie tot stand is gekomen. In hoofdstuk 2 wordt een impressie gegeven van de verschillen en overeenkomsten tussen de ateliers. In hoofdstuk 3 gaat Mathijs Rutten, directeur Facility Management, in op de vraag wat er nodig is om al die ateliers ook echt een plekje te geven in de gebouwen van de hogeschool. Daarna komt in hoofdstuk 4 Siebren Baars aan het woord. Hij is - naast zijn functie als docent-onderzoeker - een ervaren architect die verschillende schoolgebouwen heeft ontwikkeld. Hij gaat in op rol die de fysieke onderwijsomgeving van gebouwen ateliers speelt in het onderwijs. De 31 ateliers zijn beschreven in hoofdstuk 5 en worden voorafgegaan door een inleiding van Frank Scholten. In hoofdstuk 6 beschrijven Roelien Wierda en Ron Barendsen hun ervaringen tijdens de ontwikkeling van het InnovationLab. Tenslotte gaat Gerry Geitz in hoofdstuk 7 in op de relatie tussen ateliers en Design Based Education
Kunstenaars en andere ‘creatieven’ vinden steeds moeilijker betaalbare werkruimte. Atelierstichtingen en broedplaatsorganisaties zitten klem tussen oplopende kosten, teruglopende subsidies en de structureel zwak-ke inkomenspositie van de hurende kunstenaars. Een manifest van Platform BK, dat beeldend kunstenaars vertegenwoordigt, en de KunstenBond agendeert dit vraagstuk. Een bijkomend probleem vormt de hoogspan-ning op de vastgoedmarkt, waardoor panden zeer gewild zijn bij projectontwikkelaars en gemeenten geneigd zijn om voor de panden die zij aan deze organisaties verhuren andere draagkrachtigere huurders te zoeken. Medewerkers en management van broedplaatsorganisaties staan voor de uitdaging om hun businesscase maatschappelijk en financieel te verduurzamen. Dit vraagt om nieuwe waardeproposities en herpositionering ten opzichte van de gemeente en andere publieke en private stakeholders. Ook het profiel van de broed-plaatsprofessional verandert. Ontwikkelaars van broedplaatsen zijn veelal geleidelijk in hun organiseren-de/coördinerende rol gegroeid. Het speelveld van stedelijke (gebieds)ontwikkeling waarop zij opereren is echter dynamisch. De broedplaatsprofessional krijgt steeds nadrukkelijker de positie van stedelijke kwartiermaker: een nieuwe, hybride rol op het snijvlak van vastgoed, cultuur, welzijn en ruimtelijk(-economisch)e ontwikkeling. Dit project beoogt broedplaatsorganisaties te voeden met (bedrijfs-)strategieën om hun businessmodel toe-komstbestendig te maken en deze te vertalen naar benodigde competenties voor de betrokken professionals. Alleen zo kunnen zij blijven bijdragen aan de politiek gewenste levendige en veelkleurige stad, waar mensen graag wonen en bedrijven zich graag vestigen. Veel onderzoek onderbouwt dat steden die investeren in cultuur economisch beter presteren. Daarbij gaat het niet alleen om toptheaters en –musea maar juist ook om innova-tie en creativiteit ‘van onderop’. Fontys Hogescholen gaat deze problematiek onderzoeken met inzet van een breed consortium creatieve ver-zamelgebouwen, netwerk- en kennispartners. Gezamenlijk vertegenwoordigen deze organisaties ruim 300 ate-liergebouwen/broedplaatsen, 4.700 werkruimten en honderdveertig professionals. De broedplaatsenproble-matiek speelt bovendien in vrijwel alle G40-steden, hetgeen de resultaten van dit project potentieel relevant maakt voor honderden professionals bij gemeenten, woningcorporaties en andere vastgoedeigenaren.
Motivatie Het versterken van de samenwerking tussen relevante lectoraten door het ontwikkelen van een multidisciplinaire onderzoeksagenda op het terrein van Arbeid in de brede zin van het woord. Hierdoor kan de thematiek rondom toegang tot en behoud van arbeid vanuit meerdere kanten worden aangevlogen én kan focus en massa worden gecreëerd voor onderzoeksprogrammering en –funding. Daardoor kunnen we als lectoraten een belangrijke rol te spelen bij vraagstukken die betrekking hebben op het duurzaam (weer) aan het werk gaan én duurzaam aan het werk blijven. Achtergrond Om als individu zelfstandig en volwaardig te kunnen deelnemen aan onze participatiemaatschappij, is het hebben van werk cruciaal. Werk is echter voor mensen met minder of onvoldoende arbeids-, persoonlijk-, sociaal-, en cultureel kapitaal en/of toegang tot hulpbronnen steeds minder vanzelfsprekend. Naast traditioneel kwetsbare groepen – zoals laagopgeleiden, mensen met een chronische aandoening en migranten - zijn er nieuwe categorieën, waaronder veel middelbaar en hoog opgeleiden, voor wie het lastig is/wordt structureel betaald werk te vinden. De oorzaak ligt voornamelijk bij de toenemende digitalisering en robotisering in combinatie met de flexibilisering van de arbeidsmarkt. Ook werk op academisch niveau, dat gebaseerd is op regels, bijvoorbeeld accountancy en rechtspraak, zal steeds vaker (deels) geautomatiseerd kunnen worden (Est et al. 2015, Went et al. 2015). Anderzijds zijn er sectoren, zoals techniek en ICT, die een steeds grotere behoefte hebben aan hoogopgeleid personeel en waar het lastig is om voldoende gekwalificeerde mensen te krijgen. Tot slot zien we in alle sectoren een toename van stress- en burn-out klachten, die deels gerelateerd zijn aan traditionele, functioneel ingerichte organisaties. Het bovenstaande biedt geen rooskleurig beeld voor grote groepen in de samenleving en vanuit een breed Platform Arbeid willen we de thema’s op het terrein van arbeid vanuit meerdere perspectieven benaderen en in samenhang beschouwen.
(297) In de afgelopen jaren is veel onderzoek gedaan naar hoe werk verandert en wat dat betekent voor mens, organisatie en maatschappij. In periode één van het Breed Platform Arbeid (BPA-I, 1/9/2017-31/8/2019) is bij stakeholders opgehaald wat zij denken dat er op het terrein van werk veranderd zal zijn in 2030. Vervolgens zijn met lectoren en praktijkpartners drie werkateliers en twee conferenties gehouden rondom de opgehaalde thema’s namelijk: 1 (Her)waardering van werk 2) Leven lang ontwikkelen 3) Inclusiviteit. Aan de hand van de geformuleerde onderzoeksagenda zijn gemeenschappelijke onderzoeksprojecten aangevraagd, gehonoreerd en soms al uitgevoerd. Er zijn in de loop van deze periode 33 lectoren van 12 hogescholen en 14 praktijkpartners aangesloten bij het BPA. Aan het eind van BPA-I is helder geworden dat het belangrijk is om in BPA-II (2019 -2021) één thema toe te voegen, namelijk ‘vitaal werk(en)’. Bij de inventarisatie van projecten en uit signalen uit het werkveld bleek dit een doorkruisend thema te zijn. Om tot meer kennisuitwisseling en -deling, sociale innovaties en gezamenlijk praktijkgericht onderzoek te stimuleren, wordt tijdens BPA-II de ‘ontmoeting’ gefaciliteerd tussen lector(at)en en praktijkpartners. We streven naar (minimaal) acht (open) themabijeenkomsten (twee per thema). Ook wordt in BPA-II gewerkt aan een betere aansluiting van het onderwijs. Doelen zijn: 1. Verduurzamen van het BPA (netwerkontwikkeling) via het organiseren van ‘de ontmoeting’ 2. Creëren van themabijeenkomsten rondom de vier thema’s, met werkveld, onderwijs en onderzoek samen, waarbij (praktijk)vragen worden geformuleerd, kennis wordt gedeeld en nieuwe kennis wordt ontwikkeld. 3. Vanuit deze themabijeenkomsten genereren van (nieuwe) initiatieven en onderzoeksprojecten, waarin minimaal drie verschillende lectoraten, diverse praktijkpartners en onderwijspartners participeren 4. Vastleggen, beschikbaar stellen én doorontwikkelen van de opgedane kennis en inzichten, waarbij met praktijkpartners en onderwijs wordt bekeken of dit leidt tot nieuwe inzichten en instrumenten voor de praktijk en tot onderwijsvernieuwing leiden (kennisbasis vastleggen)