Dienst van SURF
© 2025 SURF
Het Breed Platform Arbeid heeft in 2017-2018 een proces doorlopen om te komen tot een onderzoeksagenda voor de komende jaren. Dit boekje vormt de weerslag van dit proces en het bevat de onderzoeksagenda zelf, plus voorstellen voor vervolg. Bij het verkennen van de thema’s die leven op het brede terrein van Arbeid zijn veel mensen uit het mbo en het werkveld betrokken geweest. Aan hen allen is dit boekje gericht
Dit artikel beschrijft de recente ontwikkeling met betrekking tot de Wet Werk en Bijstand (WWB) en sociale activering in Nederland, en dit in vergelijking met de ontwikkelingen in Vlaanderen.
Het Expertisecentrum Grensoverschrijdend Inlenen van Arbeid heeft voor de opleiding Personeelsmanagement een advies geschreven voor de aanvulling van (kern) competenties voor de associate degree opleiding. Op basis van een inventarisatie van relevante eindkwalificaties, die van de opleiding Personeelsmanagement (Hanzehogeschool Groningen), de eindkwalificaties van de ARTRA/SEU voor intercedenten en aanvullende, door VIA geformuleerde taken, is gebleken dat de eindtermen van de reguliere opleiding tot intercedent (ARTRA/SEU, VIA)passen binnen de associate degree opleiding. De aanvullende aandachtsgebieden van de intercedent voor grensoverschrijdende arbeid zijn in te passen in de personeelsmanagement opleiding, maar wijken inhoudelijk sterk af van de huidige invulling ervan. Op grond hiervan wordt geadviseerd de eerste twee studiejaren te herinrichten en een programma in de minor-ruimte op te stellen.
Afasie is een ingrijpend gevolg van een beroerte. Iemand met afasie kan niet meer zeggen wat hij wil of bedoelt, en heeft ook vaak moeite met het begrijpen van wat iemand anders zegt. Dit heeft een grote impact op het dagelijks leven van de persoon zelf en zijn naasten. Het onvermogen te spreken leidt tot arbeidsongeschiktheid, vereenzaming en depressie. Het levert ook ingewikkelde situaties op in de communicatie met zorgprofessionals. Personen met een afasie (PMA) hebben door miscommunicatie een verhoogde kans op het ontvangen van ongepaste of inadequate zorg; dit leidt zelfs tot een verhoogde kans op overlijden. Zorgprofessionals geven aan dat zij onzeker zijn over de communicatie met de PMA, en dat zij zich onvoldoende vaardigheden hebben om vertrouwelijk en effectieve communicatie mogelijk te maken. Betrokkenheid van de patiënt staat centraal in huidige visies omtrent gezondheidszorg (Kaljouw & van Vliet, 2015) en Evidence-based Medicine, maar er wordt nauwelijks aandacht besteed aan hoe deze communicatie vormgegeven kan worden, zeker wanneer de patiënt een communicatiestoornis heeft. Internationaal onderzoek laat zien dat communicatie tussen zorgprofessional, PMA en naasten kan worden verbeterd, wanneer gesprekspartners van PMA getraind zijn. In Nederland wordt deze communicatietraining nog niet toegepast. De eerste pilotstudie lijkt veelbelovend, en heeft geleid tot dit projectvoorstel waarin de interventie ‘CommuniCare’ ontwikkeld, toegepast en geëvalueerd in een groot aantal CVA zorginstellingen. De doelstelling van het consortium is om communicatie tussen PMA, zorgprofessional en naasten te verbeteren. Na afronding van dit project, is de geprotocolleerde en op effectiviteit getoetste interventie CommuniCare klaar om landelijk uitgerold te worden, op basis van een implementatieplan met aanbevelingen voor adaptieve strategieën voor succesvolle implementatie in de CVA-zorg.
Lage rugpijn is een veel voorkomende aandoening en een belangrijke reden voor patiënten om de eerstelijnsfysiotherapeut te bezoeken. De sociaaleconomische gevolgen van lage rugpijn zijn groot en worden voor het leeuwendeel veroorzaakt door patiënten die lijden aan chronische pijnklachten met als mogelijk gevolg veel medische consumptie, (langdurend) ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid. Om chronische rugpijn te voorkomen is het belangrijk om in een vroeg stadium de kans hierop in te kunnen schatten door psychosociale en mogelijk andere risicofactoren op chronische pijnklachten te herkennen. In de fysiotherapierichtlijn lage rugpijn ontbreekt een heldere aanbeveling over de wijze waarop deze risicofactoren moeten worden gemeten en geïnterpreteerd. Dientengevolge worden in de praktijk hiervoor verschillende vragenlijsten en/of criteria gebruikt. Onder fysiotherapeuten is er vraag naar een hanteerbare en accurate methodiek om deze risico-inschatting te kunnen maken. Fysiotherapeuten zijn met deze vraag naar het lectoraat Musculoskeletale Revalidatie van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen gegaan en dit heeft aanleiding gegeven om samen met projectpartners een onderzoek op te zetten waarin een dergelijke methodiek ontwikkeld wordt. De voorgestelde methodiek betreft een Clinical Decision Support Tool: een digitale tool waarmee op basis van patiëntkarakteristieken en meetinstrumenten een geïndividualiseerde kans op chronische pijn kan worden bepaald gekoppeld aan een behandeladvies conform de lage rugpijnrichtlijn. Om dit te bereiken zal eerst worden geïnventariseerd welke methoden fysiotherapeuten nu reeds gebruiken en welke in de literatuur worden genoemd. Op basis hiervan wordt een keuze gemaakt t.a.v. data die digitaal verzameld gaan worden in minimaal 16 fysiotherapiepraktijken waarbij patiënten gedurende 12 weken gevolgd gaan worden. Met de verzamelde data worden met machine-learning algoritmes ontwikkeld voor het berekenen van de kans op chroniciteit. De algoritmes worden ingebouwd in een en online calculator, de Clinical Decision Support Tool, en een gebruiksvriendelijke prototype app. Bij het ontwikkelen van de tool worden de eindgebruikers (fysiotherapeuten maar ook patiënten) intensief betrokken. Op deze manier wordt gegarandeerd dat de tool aansluit bij de wensen en behoeften van de doelgroep. De tool berekent de kans op chroniciteit en geeft een behandeladvies. Daarnaast kan de tool gebruikt worden om patiënten te informeren en te betrekken bij de besluitvorming.
Het Thoracic Outlet Syndroom (TOS) is een verzamelnaam voor aandoeningen die veroorzaakt worden door het bekneld raken van de vaatzenuwbundel in de regio van de schoudergordel. Hierbij kunnen klachten ontstaan als een pijn, een doof gevoel en/of krachtsverlies in de arm of hand. Dit kan hinder tot gevolg hebben tijdens het werk en zelfs tot arbeidsongeschiktheid leiden. Een onderdeel van het diagnostisch traject voor TOS is de Elevated Arm Stress Test (EAST), waarbij de patiënt wordt gevraagd de armen te heffen en gedurende 3 minuten de handen alternerend dicht te knijpen en weer te openen. De uitvoering (positie en frequentie) wisselt per patiënt en per testlaborant, waardoor de resultaten niet goed te vergelijken zijn. Om deze test te uniformeren en kwantificeerbaar te maken is in 2017 gestart met het ontwikkelen van de ‘Standardized EAST-meter’ (SEM), een apparaat dat in een gestandaardiseerde positie en vastgelegde frequentie de knijpkracht en knijpduur meet. Het TOS-centrum van het Catharina Ziekenhuis Eindhoven heeft met studenten van Fontys Hogeschool en Summa middelbaar beroepsonderwijs de SEM ontwikkeld en geproduceerd. Deze SEM wordt inmiddels in een onderzoekssetting binnen een regulier diagnostisch zorgpad gebruikt. Doel van de KIEM-aanvraag is om de SEM te ontwikkelen van een functioneel model (prototype) naar een demonstrator met een industriële partner, zodat het een robuust meetapparaat wordt dat in te zetten is voor gebruikers zonder specifieke, technische kennis over sensoren, computers, software en programmeren. De SEM gaat dan richting een volgend ontwikkelstadium, richting een te commercialiseren product.