Dienst van SURF
© 2025 SURF
De Participatiewet heeft niet de inclusieve arbeidsmarkt gecreëerd waarop bij de invoering werd gehoopt.Toch wil de meerderheid van de mensen met een beperking graag aan de slag bij een reguliere werkgever. Op basis van uitgebreid onderzoek wordt gepleit op een recht op volwaardige deelname aan de arbeidsmarkt voor iedereen met een arbeidsbeperking.
De Participatiewet en de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten moeten ervoor zorgen dat veel meer mensen met een arbeidsbeperking duurzaam aan het werk komen. In de praktijk komt hier nog onvoldoende van terecht. In dit artikel komt het perspectief van de arbeidsbeperkten zelf aan bod. Waar lopen zij tegenaan en wat is hun behoefte?
Dit rapport geeft de uitkomsten weer van een enquête onder bedrijven en instellingen in de arbeidsmarktregio Groningen naar hun behoefte aan een arbeidspool. De enquête is in opdracht van het Regionaal Werkbedrijf uitgevoerd door het lectoraat Juridische Aspecten van de Arbeidsmarkt van de Hanzehogeschool Groningen. Werkgevers in de arbeidsmarktregio Groningen blijken bereid om werkplekken te creëren voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt maar lopen daarbij ook tegen knelpunten aan. Het Regionaal Werkbedrijf wil weten in hoeverre bedrijven en instellingen de gesignaleerde knelpunten herkennen. Ook wil het Werkbedrijf inzicht in hoeverre een arbeidspool zou kunnen bijdragen om die knelpunten op te lossen en te helpen bij het creëren van (meer) arbeidsplekken voor mensen met een arbeidsbeperking. De enquête is gericht uitgezet onder de 45 leden van Noorderlink en 14 leden van werkgeversvereniging AWVN. 28 Respondenten hebben de enquête ingevuld waarvan 20 alle vragen hebben beantwoord.Een ruime meerderheid van de respondenten zet mensen met een arbeidsbeperking in hun organisatie in. Zou daarvoor een arbeidspool worden opgericht, dan zou een meerderheid van de respondenten daar aan deelnemen. De belangstelling voor een arbeidspool lijkt bij de respondenten niet in deeerste plaats gekoppeld aan de inzet van medewerkers met een arbeidsbeperking. De belangstelling onder de respondenten is nog groter voor een arbeidspool die gericht zou zijn op het herplaatsen van medewerkers. Ook een ‘bredere’ arbeidspool gericht op meer doelen en/of doelgroepen, bijvoorbeeld ontwikkeling van medewerkers of het opvangen van pieken, kan op meer deelname rekenen dan een pool die alleen gericht is op het inzetten van medewerkers met een arbeidsbeperking.Ten aanzien van de vormgeving vinden de meeste respondenten dat bedrijven en instellingen en gemeenten en UWV de belangrijkste deelnemende partijen zouden moeten zijn. De meeste hebben geen voorkeur voor de juridische vormgeving van de arbeidspool en voor zover men een voorkeuraangaf is de stichting het meest genoemd. Een ruime meerderheid van de respondenten vindt dat de arbeidspool meerdere taken zou moeten uitvoeren: detachering, scholing en ontwikkeling, doorstroom en begeleiding van de medewerkers. Tenslotte geeft een meerderheid van de respondenten aan bereidte zijn om financieel bij te dragen aan een arbeidspool, met name aan de scholing en begeleiding van de medewerkers. Eveneens is een meerderheid van de respondenten bereid om mee te werken aan eventuele vervolgactiviteiten door het Regionale Werkbedrijf gericht op het ontwikkelen van eenarbeidspool.Samengevat kan gesteld worden dat een meerderheid van de respondenten positief staat tegenover de ontwikkeling van een arbeidspool. Opgemerkt moet worden dat de gekozen onderzoekpopulatie geen aselecte steekproef betreft van alle bedrijven en instellingen in de arbeidsmarktregio Groningen. Dat wasook niet de opzet, het Regionaal Werkbedrijf wilde een eerste indruk van de mogelijke behoefte aan een arbeidspool. Van die behoefte lijkt bij een meerderheid van de respondenten sprake te zijn.
SportDrenthe heeft twee sportseizoenen lang een proeftuin uitgevoerd waarbij de inzet was om 150 jongeren te bereiken die nu niet of minder maatschappelijk actief en/of betrokken zijn en waarbij de sportvereniging (of andere sportaanbieder) hen de nodige leerervaringen en sociale context kan bieden. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om jongeren met een tussenjaar, (meerderjarige) jongeren zonder startkwalificatie en zonder baan, jongeren met een arbeidsbeperking, jongeren in armoede, jonge statushouders, vroegtijdige schoolverlaters en andere kwetsbare en/of moeilijk toegankelijke jongeren met een afstand tot deelname in een reguliere sociale (werk)context.In dit project wordt de monitoring uitgevoerd door het lectoraat Praktijkgerichte Sportwetenschap. In deze monitoring worden de opbrengsten van de proeftuin in beeld gebracht waarbij de volgende vraag centraal staat:Wat zijn de opbrengsten van de MDT proeftuin in Drenthe voor de jongeren en de betrokken stakeholders?
Een belangrijke doelstelling van de Participatiewet (2015) is om het overzichtelijker en makkelijker te maken voor werkgevers om mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt in dienst te nemen. Uit een recente evaluatie van de Participatiewet door het Sociaal en Cultureel Planbureau (2019) blijkt echter dat veel mensen nog steeds niet naar vermogen meedoen aan het arbeidsproces. Ondanks de ambities van overheid en bedrijfsleven om mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt aan het werk te helpen slaagt minder dan een kwart van alle werkgevers hier daadwerkelijk in (SCP, 2019). De inzet van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt vraagt meestal meer inspanning en begeleiding, hetgeen door veel ondernemingen als (te) ingewikkeld en kostbaar beschouwd wordt. Ondertussen is de situatie op de arbeidsmarkt drastisch gewijzigd door de gevolgen van het coronavirus. De werkloosheid loopt snel op en de verwachting is dat met name lageropgeleiden, mensen met een niet-westerse migratieachtergrond, mensen met een arbeidsbeperking en ouderen hierdoor het zwaarst getroffen zullen worden. Zonder extra inspanningen om de perspectieven op het vinden en behouden van werk te verbeteren dreigen deze mensen lang werkloos te blijven (Josten, 2020). Sociale ondernemingen gericht op arbeidsparticipatie van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt slagen er vaak wel in om middels een financieel gezonde onderneming maatschappelijke impact op dit gebied te creëren. Veel sociale ondernemingen ervaren daarentegen aanzienlijke uitdagingen om hun maatschappelijke impact verder op te schalen (De Bell et al., 2019). Dit onderzoek heeft tot doel om nieuwe kennis te ontwikkelen ten aanzien van samenwerking tussen sociale ondernemingen gericht op arbeidsparticipatie en reguliere ondernemingen die (meer) impact willen maken op het gebied van inclusief werkgeverschap. Op welke wijzen kunnen sociale ondernemingen en reguliere ondernemingen elkaar versterken om de maatschappelijke uitdaging voor mensen met een (grote) afstand tot de arbeidsmarkt effectiever te adresseren?
Wat zijn ervaringen van mensen met een beperking op de arbeidsmarkt? Hoe duurzaam zijn de plaatsingen en wat is de betekenis van werk voor hun functioneren? Onderzoek naar deze ervaringen is schaars en vraagt om een benadering waarin de betekenisgeving van de werknemer centraal staat. daarom wordt dit onderzoek uitgevoerd middels participerende observaties en interviews met de werknemer, diens leidinggevende en collega's en zo mogelijk ook de job coach. Bovendien is het een longitudinaal onderzoek, waarbij we na een jaar opnieuw de stand van zaken opnemen.Na het eerste jaar onderzoek blijkt, dat continuiteit van de arbeidsrelatie een heikel punt is. De veel voorkomende discontinuiteut zorgt voor veel onzekerheid bij de betreffende werknemers. Continuiteit in begeleiding (zowel in- als extern) kan hier enig soelaas brengen. Daarnaast zijn de definiering van regelruimte in taken en werktijden essentieel om niet alleen een goede match tot stand te brengen, maar ook de mogelijkheden tot ontwikkeling optimaal te maken.Hoe ervaren arbeidsbeperkte werknemers uit de regio Haaglanden hun werk en hoe kunnen deze ervaringen begrepen worden vanuit de (werk-)context van de deelnemer en diens achtergronden? Welke aanbevelingen zijn er voor sociale partners en overheid op basis van bovengenoemde ervaringen om duurzame dienstverbanden te bevorderen en de dienstverlening op grond daarvan te optimaliseren?