Dienst van SURF
© 2025 SURF
Different inputs from a multisensory object or event are often integrated into a coherent and unitary percept, despite differences in sensory formats, neural pathways, and processing times of the involved modalities. Presumably, multisensory integration occurs if the cross-modal inputs are presented within a certain window of temporal integration where inputs are perceived as being simultaneous. Here, we examine the role of ongoing neuronal alpha (i.e. 10-Hz) oscillations in multimodal synchrony perception. While EEG was measured, participants performed a simultaneity judgement task with visual stimuli preceding auditory ones. At stimulus onset asynchronies (SOA's) of 160–200 ms, simultaneity judgements were around 50%. For trials with these SOA's, occipital alpha power was smaller preceding correct judgements, and the individual alpha frequency was correlated with the size of the temporal window of integration. In addition, simultaneity judgements were modulated as a function of oscillatory phase at 12.5 Hz, but the latter effect was only marginally significant. These results support the notion that oscillatory neuronal activity in the alpha frequency range, which has been taken to shape perceptual cycles, is instrumental in multisensory perception.
LINK
Differences in the oscillatory EEG dynamics of reading open class (OC) and closed class (CC) words have previously been found (Bastiaansen et al., 2005) and are thought to reflect differences in lexical-semantic content between these word classes. In particu-lar, the theta-band (4-7 Hz) seems to play a prominent role in lexical-semantic retrieval. We tested whether this theta effect is robust in an older population of subjects. Additionally, we examined how the context of a word can modulate the oscillatory dynamics underly-ing retrieval for the two different classes of words. Older participants (mean age 55) read words presented in either syntactically correct sentences or in a scrambled order ("scram-bled sentence") while their EEG was recorded. We performed time-frequency analysis to examine how power varied based on the context or class of the word. We observed larger power decreases in the alpha (8-12 Hz) band between 200-700 ms for the OC compared to CC words, but this was true only for the scrambled sentence context. We did not observe differences in theta power between these conditions. Context exerted an effect on the alpha and low beta (13-18 Hz) bands between 0 and 700 ms. These results suggest that the previously observed word class effects on theta power changes in a younger participant sample do not seem to be a robust effect in this older population. Though this is an indi-rect comparison between studies, it may suggest the existence of aging effects on word retrieval dynamics for different populations. Additionally, the interaction between word class and context suggests that word retrieval mechanisms interact with sentence-level comprehension mechanisms in the alpha-band.
MULTIFILE
In the past decade, the fast and transient coupling and uncoupling of functionally related brain regions into networks has received much attention in cognitive neuroscience. Empirical tools to study network coupling include functional magnetic resonance imaging (fMRI)-based functional and/or effective connectivity, and electroencephalography (EEG)/magnetoencephalography-based measures of neuronal synchronization. Here we use simultaneously recorded EEG and fMRI to assess whether fMRI-based connectivity and frequency-specific EEG power are related. Using data collected during resting state, we studied whether posterior EEG alpha power fluctuations are correlated with connectivity within the visual network and between the visual cortex and the rest of the brain. The results show that when alpha power increases, BOLD connectivity between the primary visual cortex and occipital brain regions decreases and that the negative relation of the visual cortex with the anterior/medial thalamus decreases and the ventral–medial prefrontal cortex is reduced in strength. These effects were specific for the alpha band, and not observed in other frequency bands. The decreased connectivity within the visual system may indicate an enhanced functional inhibition during a higher alpha activity. This higher inhibition level also attenuates long-range intrinsic functional antagonism between the visual cortex and the other thalamic and cortical regions. Together, these results illustrate that power fluctuations in posterior alpha oscillations result in local and long-range neural connectivity changes.
LINK
Achtergrond: Chronische pijn is een veelvoorkomend probleem. Hulpverleners hebben behoefte aan handvatten om de hulp aan mensen met chronische pjjn te verbeteren. Huidige behandelingen sorteren beperkt effect en de waardering van mensen over de ontvangen zorg is matig. Het faciliteren van betrokkenheid en eigen regie zijn voorwaardelijk voor effectieve hulp. EHealth toepassingen inclusief het monitoren van objectieve biomarkers voor pijn kunnen hierbij behulpzaam zijn. Een bestaande EHealth toepassing gericht op het informeren van mensen met een chronische aandoening en het faciliteren van zelfmanagement is beschikbaar. Doelstelling: 1)Het doorontwikkelen van een bestaande EHealth toepassing specifiek voor mensen met chronische pijn en het evalueren van biomarkers. 2)De ontwikkelde EHealth toepassing inclusief biomarkeranalyse te implementeren bij een beperkte groep van mensen met chronische musculoskeletale pijn om eerste effecten te evalueren en gebruikerservaringen te inventariseren en 3)op basis van de verkregen resultaten een vervolg onderzoeksaanvraag te schrijven om de effecten van deze nieuwe behandelwijze te onderzoeken en nieuwe biomarker-testen te ontwikkelen. Vraagstellingen: 1)Hoe ziet de doorontwikkeling (op basis van co-creatie) van de EHealth toepassing er concreet uit? 2)Is de biomarker α-amylase een objectieve maat voor pijnintensiteit? 3)Wat zijn de eerste effecten van deze EHealth applicatie? (uitkomstmaten zijn pijn, α-amylase concentratie, dagelijks functioneren en kwaliteit van leven) 4)Wat zijn de ervaringen van gebruikers (patiënten en hulpverleners)? Aanpak: Het onderzoek wordt uitgevoerd door een consortium van deskundigen op het gebied van niet-farmaceutische behandeling van mensen met chronische pijn en zelfmanagement, de ontwikkeling en het gebruik van biomarkers voor chronische pijn, een EHealth ontwikkelaar en behandelaren van mensen met chronische pijn en patiënten. Een EHealth toepassing wordt ontwikkeld, biomarkers waaronder α-amylase worden geëvalueerd en de eerste effecten en gebruikerservaringen van deze interventie inclusief biomarkerbepaling worden gemonitord in een populatie van mensen met chronische lage rug en/of nekpijn.
Computer Vision (CV) is een tak binnen de Artificiële Intelligentie (AI) die zich bezig houdt met visuele herkenning van patronen in afbeeldingen of videos. Daarbij wordt gebruik gemaakt van diepe representatiemodellen, die gebaseerd zijn op Euclidische geometrie. Dit betekent dat deze modellen getraind zijn op basis van een vlakke geometrische representatie. In veel gevallen sluit deze representatie niet goed aan bij de echte wereld. Visuele illusies, zoals Sheppard’s “Terror Subterra”, geven aanwijzingen waar de discrepanties zitten. Bij een verplaatsing van het monster op de horizontale en verticale as in een vlakke representatie lijkt het alsof het monster van grootte veranderd, terwijl dit in werkelijkheid niet zo is: beide monsters zijn exact even groot. Een verplaatsing van een object in de echte wereld heeft zo vaak invloed op de schaal dat onze hersenen erdoor misleid kunnen worden. Recente vorderingen in CV laten de potentie zien van de toepassing van niet-Euclidische geometrie voor het leren van visuele eigenschappen. Het verschil tussen de twee is met name dat de representatieve kracht van niet-Euclidische geometrie groter is. In een niet-Euclidische representatie kan de schaal van Shepard’s monster bij verplaatsing in de ruimte op een natuurlijke manier gepresenteerd worden, waardoor het beeld consistent blijft met onze visuele perceptie ervan. In dit onderzoek willen we de impact evalueren van niet-Euclidische visuele representatiemodellen op het verzamelen, ordenen en annoteren van de data die nodig is voor het trainen van deze nieuwe diepe representatiemodellen. Dit willen we doen we aan de hand van drie CV-problemen die praktische toepassingen dienen buiten de context van de academische wetenschap: beeldmerkherkenning in reclamevideo’s (bij Alpha.one), winkelpanddetectie in gelijkhoekige (visoogobjectief) video’s (bij The Big Data Company) en visuele inspectie van de binnenkant van cilindervormige opslagtanks (bij ScanTank).
Het creëren van gelijke kansen bij de start van het leven staat hoog op de Nederlandse agenda maar is nog niet gerealiseerd. Verschillen in perinatale uitkomsten worden veroorzaakt door cumulatie van medische én niet-medische risico’s. Armoede en achterstand hebben een substantieel effect op perinatale uitkomsten. Dit effect lijkt zwaarder te wegen bij Nederlandse zwangeren zonder migratieachtergrond. Juist in Groningen en in Limburg is vaker sprake van de combinatie zwangeren zonder migratieachtergrond en armoede. Om bovenstaand probleem het hoofd te bieden wordt gepleit voor een uitbreiding van de medisch-verloskundige zorg voor kwetsbare zwangere vrouwen met sociale en welzijnszorg: sociale verloskunde. Deze ontwikkeling wordt niet eenduidig, landelijk gestuurd maar krijgt regionaal vorm. Dit resulteert in variatie van zorg voor kwetsbare zwangere vrouwen zoals een diversiteit aan screeningsinstrumenten voor identificatie van kwetsbaarheid en bemoeilijkte samenwerking rondom doorgeleiding van kwetsbare zwangere vrouwen naar het sociale en welzijnsdomein dat per gemeente anders is georganiseerd. In Groningen is de Alpha-NL als screeningsinstrument inclusief zorgpaden voor doorgeleiding geïmplementeerd maar niet geëvalueerd. Vraagarticulatie leverde wisselende geluiden op over deze aanpak. In Zuid-Limburg is nog geen structureel beleid ingevoerd en in de vraagarticulatie kwam behoefte aan een holistisch instrument voor identificatie van kwetsbare zwangere vrouwen en aan doorgeleiding naar het sociale domein via één aanspreekpunt naar voren. Doel van dit project is om samen met professionals uit de geboortezorg en het sociale domein kennis te ontwikkelen en te delen over twee verschillende aanpakken gericht op zorg voor kwetsbare zwangeren, in twee regio’s met een vergelijkbare populatie van overwegend Nederlandse vrouwen zonder migratieachtergrond met een verhoogde kans op achterstand en armoede. We richten ons daarbij op twee - door het werkveld gesignaleerde – belangrijke vraagstukken: het identificeren van kwetsbare zwangere vrouwen enerzijds en het organiseren van een goede doorgeleiding naar en samenwerking met het sociale domein indien relevant, anderzijds.