Dienst van SURF
© 2025 SURF
Bij mensen met een stoornis in het gebruik van alcohol kan de gezichtsemotieherkenning verminderd zijn. In twee studies werd een relatie hiervan met terugval gevonden. Niet bekend is of deze relatie kan worden verklaard door de hypothese dat gezichtsemotieherkenning samenhangt met minder sociale steun, wat gerelateerd is aan terugval. Het doel van deze studie was nogmaals te onderzoeken in hoeverre gezichtsemotieherkenning een voorspeller is voor terugval en daarnaast of gezichtsemotieherkenning een negatieve invloed heeft op terugval doordat minder sociale steun wordt ervaren. In deze studie werd een gezichtsemotieherkenningstaak na twee tot vijf weken abstinentie afgenomen bij 66 patiënten die vanwege een stoornis in gebruik van alcohol in behandeling waren. Na zes maanden werd vastgelegd of er sprake was van terugval. In deze studie werden geen aanwijzingen gevonden dat gezichtsemotieherkenning van invloed is op terugval. Tevens werd geen relatie gevonden tussen gezichtsemotieherkenning en ervaren sociale steun. Geconcludeerd wordt dat verder onderzoek op dit gebied gewenst is.
Bij mensen met een stoornis in het gebruik van alcohol kan de gezichtsemotieherkenning verminderd zijn. In twee studies werd een relatie hiervan met terugval gevonden. Niet bekend is of deze relatie kan worden verklaard door de hypothese dat gezichtsemotieherkenning samenhangt met minder sociale steun, wat gerelateerd is aan terugval. Het doel van deze studie was nogmaals te onderzoeken in hoeverre gezichtsemotieherkenning een voorspeller is voor terugval en daarnaast of gezichtsemotieherkenning een negatieve invloed heeft op terugval doordat minder sociale steun wordt ervaren. In deze studie werd een gezichtsemotieherkenningstaak na twee tot vijf weken abstinentie afgenomen bij 66 patiënten die vanwege een stoornis in gebruik van alcohol in behandeling waren. Na zes maanden werd vastgelegd of er sprake was van terugval. In deze studie werden geen aanwijzingen gevonden dat gezichtsemotieherkenning van invloed is op terugval. Tevens werd geen relatie gevonden tussen gezichtsemotieherkenning en ervaren sociale steun. Geconcludeerd wordt dat verder onderzoek op dit gebied gewenst is.
LINK
Low heart rate variability (HRV) is related to health problems that are known reasons for sick-leave or early retirement. A 1-minute-protocol could allow large scale HRV measurement for screening of health problems and, potentially, sustained employability. Our objectives were to explore the association of HRV with measures of health. Cross-sectional design with 877 Dutch employees assessed during a Workers’ Health Assessment. Personal and job characteristics, workability, psychological and mental problems, and lifestyle were measured with questionnaires. Biometry was measured (BMI, waist circumference, blood pressure, glucose, cholesterol). HRV was assessed with a 1-minute paced deep-breathing protocol and expressed as mean heart rate range (MHRR). A low MHRR indicates a higher health risk. Groups were classified age adjusted for HRV and compared. Spearman correlations between raw MHRR and the other measures were calculated. Significant univariable correlations (p < 0.05) were entered in a linear regression model to explore the multivariable association with MHRR. Age, years of employment, BMI and waist circumference differed significantly between HRV groups. Significant correlations were found between MHRR and age, workability, BMI, waist circumference, cholesterol, systolic and diastolic blood-pressure and reported physical activity and alcohol consumption. In the multivariable analyses 21.1% of variance was explained: a low HRV correlates with aging, higher BMI and higher levels of reported physically activity. HRV was significantly associated with age, measures of obesity (BMI, waist circumference), and with reported physical activity, which provides a first glance of the utility of a 1-minute paced deep-breathing HRV protocol as part of a comprehensive preventive Workers’ Health Assessment.Open Access This article is distributed under the terms of the Creative Commons Attribution 4.0 International License (http://creat ivecommons .org/licen ses/by/4.0/), which permits unrestricted use, distribution, and reproduction in any medium, provided you give appropriate redit to the original author(s) and the source, provide a link to the Creative Commons license, and indicate if changes were made.
MULTIFILE
Alcoholgebruiksstoornis (AUD) is een groot probleem. Alleen al in de USA zijn er 15 miljoen mensen met een AUD en meer dan 950.000 Nederlanders drinkt overmatig. Wereldwijd is 3-8% van het aantal sterfgevallen en 5% van alle ziektes en letsels toe te schrijven aan AUD. Zorg staat voor uitdagingen. Zo krijgt meer dan de helft van de AUD-patiënten binnen een jaar na behandeling een terugval. Een oplossing hiervoor is de inzet van Cue-Exposure-Therapy (CET). Daarbij worden cliënten blootgesteld aan triggers d.m.v. objecten, mensen en omgevingen die zucht opwekken. Om op een realistische, veilige en gepersonaliseerde manier deze triggers te ervaren, wordt Virtual Reality ingezet (VRET). Op die manier worden coping-vaardigheden getraind om verlangen naar alcohol tegen te gaan. De effectiviteit van VRET is (klinisch) bewezen. De komst van AR-technologieën roept echter de vraag op om mogelijkheden van Augmented-Reality-Exposure-Therapy (ARET) te onderzoeken. ARET geniet dezelfde voordelen als VRET (zoals een realistische veilige ervaring). Maar omdat AR virtuele-componenten in de echte omgeving integreert, waarbij het lichaam zichtbaar is, roept het vermoedelijk een ander type ervaring op. Dit kan de ecologische validiteit van CET in de behandeling vergroten. Daarnaast is ARET goedkoper te ontwikkelen (minder virtuele elementen) en hebben cliënten/klinieken gemakkelijker toegang tot AR (via smartphone/tablet). Bovendien worden nieuwe AR-brillen ontwikkeld, die nadelen zoals een te klein smartphone-scherm oplossen. Ondanks de vraag vanuit behandelaars, is ARET nog nooit ontwikkeld en onderzocht rondom verslaving. In dit project wordt het eerste ARET-prototype ontwikkeld rondom AUD in de behandeling van alcoholverslaving. Het prototype wordt ontwikkeld op basis van Volumetric-Captured-Digital-Humans en toegankelijk gemaakt voor AR-brillen, tablets en smartphones. Het prototype wordt gebaseerd op RECOVRY, een door het consortium ontwikkelde VRET rondom AUD. Een prototype-test onder (ex)AUD-cliënten zal inzicht geven in behoeften en verbeterpunten vanuit patiënt en zorgverlener en in het effect van ARET in vergelijk met VRET.
Jaarlijks worden er in Nederland ongeveer anderhalf miljoen operaties uitgevoerd. Na een operatie ontstaan vaak complicaties die het herstel van de patiënt ernstig kunnen belemmeren. Voor een beter herstel kan voorafgaand aan de operatie de belastbaarheid van de patiënt worden vergroot. Hiervoor wordt multimodale prehabilitatie ingezet, waarbij actief wordt geïntervenieerd op leefstijlfactoren zoals beweging, voeding, rookgedrag en alcoholgebruik. Eerstelijns MKB-fysiotherapeuten begeleiden prehabiliterende patiënten tijdens hun training. Het trainingsprogramma is gericht op het vergroten van de spierkracht en conditie. Patiënten volgen hiervoor driemaal per week een geprotocolleerd trainingsprogramma, gedurende een periode van ongeveer vier weken. Het trainingsprogramma is de centrale component van elk prehabilitatieprogramma en draagt in belangrijke mate bij aan een verbeterd postoperatief herstel. Voor het opstellen van een trainingsprogramma maken MKB-fysiotherapeuten gebruik van (regionale) protocollen en/of standaarden. Alhoewel deze voor een eenduidige aanpak zorgen, blijkt uit een steekproef bij 17 MKB-fysiotherapeuten dat deze nooit exact (kunnen) worden gevolgd. Patiënten verschillen immers in belastbaarheid, motivatie en/of beweegervaring, waardoor maatwerk noodzakelijk is. Een MKB-fysiotherapeut kan een trainingsprogramma op verschillende manieren aanpassen, waarbij de gevolgen voor de effectiviteit van de interventie niet altijd duidelijk zijn. MKB-fysiotherapeuten geven daarom aan dat er behoefte is aan een leidraad, waarin wordt geëxpliciteerd wat gewenste of ongewenste variatie is, zodat de gevolgen van gemaakte keuzes duidelijk zijn voor de zowel MKB-fysiotherapeut als de prehabiliterende patiënt. In dit project wordt in nauwe samenwerking met MKB-fysiotherapeuten onderzocht welke dilemma’s MKB-fysiotherapeuten ervaren bij het prehabiliteren van patiënten, waarna een leidraad wordt ontwikkeld waarmee effectieve prehabilitatie kan worden afgestemd op de mogelijkheden van de patiënt. Hiervoor wordt onderzocht wat gewenste en ongewenste variatie is bij prehabilitatie. Deze leidraad wordt vervolgens persoonsgericht en contextueel toegepast, geëvalueerd en doorontwikkeld in samenwerking met de eindgebruikers, waarna een implementatie -en disseminatieplan wordt ontwikkeld voor de ontwikkelde leidraad.
Aanleiding De somatische zorg voor patiënten met een ernstige psychische aandoening (EPA) schiet in de Nederlandse gezondheidszorg op een aantal punten ernstig tekort. Dit leidt ertoe dat deze patiënten eerder ziek worden en een beduidend kortere levensverwachting hebben dan gemiddeld. In navolging van de groeiende aandacht binnen de gezondheidszorg voor dit thema, zijn er landelijk twee multidisciplinaire richtlijnen ontwikkeld. De eerste richtlijn is voor somatische screening bij patiënten met EPA en de tweede voor de toepassing van leefstijlinterventies ter bevordering van de gezondheid van deze patiënten. De interventies vinden o.a. plaats op voeding, bewegen, roken, alcoholgebruik, middelenmisbruik, slaap en seksueel risicovol gedrag. In dit RAAK-project worden de twee richtlijnen aan de praktijk getoetst. Doelstelling Het RAAK-project beoogt implementatie en evaluatie van de reeds ontwikkelde richtlijnen in twee GGZ-instellingen bij een groep van 750 patiënten. De (post-)hbo-opgeleide verpleegkundig specialisten vervullen een spilfunctie bij de uitvoering van de screening en de leefstijlinterventies en hebben een coördinerende functie naar andere betrokken disciplines (arts, psychiater, diëtist, fysiotherapeut, etc.). Bij gebleken gezondheidsproblemen wordt effectieve behandeling ingezet, gemonitord en geëvalueerd. Ter ondersteuning van de verpleegkundigen zijn de belangrijkste aanbevelingen uit de richtlijnen vertaald in twee methodieken: de Verpleegkundige Monitoring bij Somatiek en Leefstijl (VMSL-GGZ) en Leefstijl in Beeld. Hierbij horen e-healthtools en een e-learningmodule. Een uitgebreide evaluatie zal uitwijzen of de richtlijnen rond somatiek en leefstijl effectief geïmplementeerd kunnen worden in de GGZ-beroepspraktijk. Boogde resultaten Het project brengt tot op het niveau van de patiënt de resultaten in beeld van het werken met richtlijnen en methodieken bij: 1) screening van patiënten met een ernstige psychische aandoening op dreigende gezondheidsproblemen; 2) toepassing van interventies als de gezondheid in gevaar is. De bij de methodieken horende e-healthtools en e-learningmodule zijn doorontwikkeld en breed inzetbaar. Verspreiding van kennis en ervaring die is opgedaan in het project vindt plaats via de netwerken van het consortium. Borging van de inzichten in het onderwijs is eveneens een primaire doelstelling.