Dienst van SURF
© 2025 SURF
In deze bijdrage willen we aangeven welke concrete stappen het hoger onderwijs in Nederland nu zou moeten zetten om een brede uitrol van open onderwijs te faciliteren, mede in het licht van het toekomstbeeld dat minister Bussemaker heeft geschetst in haar strategische agenda HO2025. We geven aan welke belemmeringen er zijn voor grootschalige adoptie van open onderwijs en welke maatregelen nodig zijn om het toekomstbeeld te realiseren.
In de landelijk projecten Boegbeeldproject hbo Verpleegkunde (fase 1) en haar opvolger SAMEN hbo Verpleegkunde (fase 2) hebben 15 hbo-instellingen met een Bachelor Verpleegkunde programma samengewerkt om in een vakcommunity digitale leermaterialen te maken en open te delen. Beide projecten beslaan de periode januari 2017 – oktober 2020. Na afloop van deze projecten is een onderzoek uitgevoerd om antwoorden te krijgen op de volgende vragen: 1. Hoe zijn de projecten in fase 1 en 2 georganiseerd en welke activiteiten zijn er uitgevoerd? 2. Welke activiteiten hebben een positieve bijdrage geleverd aan het projectresultaat, welke niet en waarom? 3. Hoe is het proces van adoptie van delen en hergebruiken van open leermaterialen door docenten verlopen? 4. Welke lessen kunnen worden geleerd uit dit project? 5. Welke adviezen kunnen worden gegeven aan Samen Delen Verpleegkunde en aan andere partijen die een soortgelijk project willen starten?
In de maanden juli-december 2016 is door het lectoraat OER van Fontys Hogeschool ICT een onderzoek uitgevoerd om de volgende vraag te kunnen beantwoorden: Wat leidt tot c.q. is nodig voor een brede adoptie van delen van open leermaterialen en online cursussen en hergebruiken van open leermaterialen en cursussen door docenten in het bekostigde hoger onderwijs in Nederland? Bij 4 universiteiten en 6 hogescholen zijn totaal 55 semi-gestructureerde interviews afgenomen met docenten, bestuurders en ondersteuners. Onderwerpen die tijdens de interviews aan bod kwamen betroffen ambities met onderwijs, beleid, opvattingen over openheid in het onderwijs, motieven voor delen en hergebruiken, ervaringen met delen en hergebruiken, hindernissen die werden ondervonden, noodzakelijke randvoorwaarden en invloeden die geïnterviewden vanuit hun omgeving ervaren. Analyse van de interviews gaf de volgende resultaten: 1. Praktijken van delen en hergebruiken zijn erg divers qua openheid. Lang niet altijd zijn gedeelde leermaterialen toegankelijk voor iedereen, vaak ontbreekt een open licentie en processen als copyright clearing vinden niet altijd plaats; 2. Delen en hergebruiken van leermaterialen (al dan niet volledig open) gebeurt veel. Hierbij wordt vooral het bereiken van een hogere kwaliteit campusonderwijs nagestreefd; 3. Feedback op gedeelde materialen is cruciaal voor de motivatie van docenten om structureel materialen te delen; 4. Structureel delen en hergebruik binnen een instelling heeft meer kans van slagen wanneer het gekoppeld wordt aan andere beleidsthema’s zoals internationalisatie of aan onderwijsinnovaties zoals invoeren van blended leren; 5. Bij een aantal instellingen is sprake van zich ontwikkelend beleid op het gebied van open delen en hergebruiken van leermaterialen; 6. Docenten zijn onvoldoende bekend met aanwezigheid danwel inhoud van beleid; 7. De autonomie van de docent in het bepalen om met delen en hergebruiken aan de slag te gaan wordt als cruciaal gezien en als zodanig herkend en erkend, zowel door bestuur als door docenten zelf; 8. Delen en hergebruiken moeten uiteindelijk ten goede komen aan de student of een positief effect hebben op de efficiency van het onderwijs. Of en hoe dat daadwerkelijk gerealiseerd moet worden, is vaak nog niet duidelijk; 9. Docenten geven aan dat stimulering in termen van geld, tijd en ondersteuning essentieel is voor hen om tot structureel gedrag van delen en hergebruiken te komen. Tevens moeten voor hen de antwoorden op de what’s in it for me vraag duidelijk zijn; 10. Publiceren van MOOC’s wordt ervaren als een versneller voor de adoptie van open delen van materialen en cursussen binnen een instelling; 11. Acceptatie van open delen en hergebruiken op instellingsniveau, zich uitend in beleid dat vertaald is naar concrete activiteiten en richtlijnen, beïnvloedt brede adoptie ervan door docenten positief. Op basis van deze resultaten zijn de volgende aanbevelingen geformuleerd om brede adoptie van open delen en hergebruiken te realiseren binnen een instelling: 1. Maak de meerwaarde van open delen en hergebruiken duidelijk aan docenten; 2. Zorg bij deze verandering van de beeldvorming rondom open delen en hergebruiken bij docenten voor ondersteuning vanuit de instelling: op ICT-gebied, juridische en onderwijskundige aspecten, facilitering in tijd, aanwezigheid van een veilige experimenteerruimte en een ondersteunende infrastructuur; 3. Formuleer op faculteits-, instituuts- en instellingsniveau beleid op het gebied van open delen en hergebruiken dat de activiteiten die onder aanbeveling 1 en 2 genoemd worden mogelijk maakt; 4. Koppel beleid inzake open delen en hergebruiken aan andere thema’s van onderwijsvernieuwing of aan thema’s als internationalisering.
LINK
Snelheid is één van de belangrijkste basisrisicofactoren in het verkeer. Hoe sneller er gereden wordt in een auto hoe groter de kans op (zware) ongevallen2 en hoe hoger de uitstoot. Veel verkeersveiligheidsbeleid spitst zich daarom toe op het voorkomen van te hoge snelheden en het voorkomen van te grote snelheidsverschillen. ISA, Intelligente Snelheid Adaptatie, is een van de technologische oplossingen die kan bijdragen aan het voorkomen van te hoge snelheden in auto’s. ISA kent vele verschijningsvormen, van informerend (via slimme technologie wordt de bestuurder geïnformeerd over de geldende maximumsnelheid) tot dwingend (de auto wordt fysiek beperkt om harder te rijden dan de maximumsnelheid). Inmiddels bestaat voldoende bewijs dat de acceptatiegraad van ISA hoog kan zijn, wanneer het systeem perfect werkt. De praktijk is echter weerbarstig, doordat systemen (soms) technisch kunnen falen of onvoldoende correcte informatie doorgeven aan de bestuurder. Dit staat de acceptatie van ISA in de weg; niet in de laatste plaats omdat onderzoek heeft aangetoond dat bestuurders hogere normen hanteren voor het accepteren van technisch falen in zelfrijdende voertuigen5. Een (rijtaakondersteunend)systeem moet ten alle tijden beter functioneren dan de mens. In ACTI-I wordt dit spanningsveld onderzocht. De vraag luidt: Welke impact heeft technisch falen op de acceptatie van ISA? Deze vraag wordt beantwoord middels 1) literatuuronderzoek naar falen en acceptatie van technologische systemen; 2) rijsimulator/deelnemersonderzoek naar de waardering voor ISA en of, en zo ja hoe, de waardering verandert al naar gelang het falen van het systeem toeneemt. We werken hiervoor samen met drie MKB’s die ISA systemen ontwikkelen en verkopen aan particulieren en de overheid. De resultaten van ACTI-I zullen worden gepubliceerd en vormen de basis voor een RAAK-MKB onderzoek naar de relatie tussen technisch falen en de bestuurdersacceptatie van ISA en andere geavanceerde rijhulpsystemen
Bedrijven, waaronder telecomproviders, vertrouwen steeds meer op complexe AI-systemen. Het gebrek aan interpreteerbaarheid dat zulke systemen vaak introduceren zorgt voor veel uitdagingen om het onderliggende besluitvormingsproces te begrijpen. Vertrouwen in AI-systemen is belangrijk omdat het bijdraagt aan acceptatie en adoptie onder gebruikers. Het vakgebied Explainable AI (XAI) speelt hierbij een cruciale rol door transparantie en uitleg aan gebruikers te bieden voor de beslissingen en werking van zulke systemen.
Bedrijven, waaronder telecomproviders, vertrouwen steeds meer op complexe AI-systemen. Het gebrek aan interpreteerbaarheid dat zulke systemen vaak introduceren zorgt voor veel uitdagingen om het onderliggende besluitvormingsproces te begrijpen. Vertrouwen in AI-systemen is belangrijk omdat het bijdraagt aan acceptatie en adoptie onder gebruikers. Het vakgebied Explainable AI (XAI) speelt hierbij een cruciale rol door transparantie en uitleg aan gebruikers te bieden voor de beslissingen en werking van zulke systemen.Doel Bij AI-systemen zijn gewoonlijk verschillende stakeholders betrokken, die elk een unieke rol hebben met betrekking tot deze systemen. Als gevolg hiervan varieert de behoefte voor uitleg afhankelijk van wie het systeem gebruikt. Het primaire doel van dit onderzoek is het genereren en evalueren van op stakeholder toegesneden uitleg voor use cases in de telecomindustrie. Door best practices te identificeren, nieuwe explainability tools te ontwikkelen en deze toe te passen in verschillende use cases, is het doel om waardevolle inzichten op te doen. Resultaten Resultaten omvatten het identificeren van de huidige best practices voor het genereren van betekenisvolle uitleg en het ontwikkelen van op maat gemaakte uitleg voor belanghebbenden voor telecom use-cases. Looptijd 01 september 2023 - 30 augustus 2027 Aanpak Het onderzoek begint met een literatuurstudie, gevolgd door de identificatie van mogelijke use-cases en het in kaart brengen van de behoeften van stakeholders. Vervolgens zullen prototypes worden ontwikkeld en hun vermogen om betekenisvolle uitleg te geven, zal worden geëvalueerd.