Dienst van SURF
© 2025 SURF
The general problem addressed by this dissertation is the low academic success of students—measured in terms of study progress, dropout, and perceived competence (Braxton et al., 2000; Eccles & Wigfield, 2002; Entwistle & Peterson, 2004; Terenzini & Pascarella, 2005; Tinto, 1993)—in universities of applied sciences in the Netherlands. Study progress refers to the number of credits attained by students at the end of their first year, after the deadline for exams, re-sits, and assignments. Dropout occurs when a student does not continue the same programme in a following year. On a programme level, dropout is the percentage of students in a cohort that leaves during or at the end of the first year and does not continue in the following year (cf. Berger & Lyon, 2005; NVAO, 2012). Students who switch within or between institutions are not regarded dropouts on the institutional or system level, but current designs of accreditation programmes only account for dropouts and study progress on the programme level.
Het doen van onderzoek in de eigen schoolpraktijk neemt in de opleiding van leraren voortgezet onderwijs in Limburg een belangrijke plaats in. Tijdens een symposiom van Academische Opleieidngsschool Limburg (AOSL)op 5 april 2012 wisselden zowel zowel aanstaande als zittende leraren hun onderzoeksopbrengsten uit. In het artikel komen onder andere AOSL projectleiders Frank Crasborn en Ton Lenders aan het woord over het belang van een dergelijk symposium.
Academisch geschoolde leerkrachten kunnen in het primair onderwijs op allerlei manieren bijdragen. Scholen maken echter nog onvoldoende gebruik van hun kennis en kunde. Dit project richt zich op de ontwikkeling van een gemeenschap van studenten en opleiders met de focus op het vergroten van de onderzoekende cultuur binnen de opleidingsscholen en -instituten.
MULTIFILE
Artificial Intelligence (AI) wordt realiteit. Slimme ICT-producten die diensten op maat leveren accelereren de digitalisering van de maatschappij. De grote innovaties van de komende jaren –zelfrijdende auto’s, spraakgestuurde virtuele assistenten, autodiagnose systemen, robots die autonoom complexe taken uitvoeren – zijn datagedreven en hebben een AI-component. Dit gaat de rol van professionals in alle domeinen, gezondheidzorg, bouwsector, financiële dienstverlening, maakindustrie, journalistiek, rechtspraak, etc., raken. ICT is niet meer volgend en ondersteunend (een ‘enabling’ technologie), maar de motor die de transformatie van de samenleving in gang zet. Grote bedrijven, overheidsinstanties, het MKB, en de vele startups in de Brainport regio zijn innovatieve datagedreven scenario’s volop aan het verkennen. Dit wordt nog eens versterkt door de democratisering van AI; machine learning en deep learning algoritmes zijn beschikbaar zowel in open source software als in Cloud oplossingen en zijn daarmee toegankelijk voor iedereen. Data science wordt ‘applied’ en verschuift van een PhD specialisme naar een HBO-vaardigheid. Het stadium waarin veel bedrijven nu verkeren is te omschrijven als: “Help, mijn AI-pilot is succesvol. Wat nu?” Deze aanvraag richt zich op het succesvol implementeren van AI binnen de context van softwareontwikkeling. De onderzoeksvraag van dit voorstel is: “Hoe kunnen we state-of-the-art data science methoden en technieken waardevol en verantwoord toepassen ten behoeve van deze slimme lerende ICT-producten?” De postdoc gaat fungeren als een linking pin tussen alle onderzoeksprojecten en opdrachten waarbij studenten ICT-producten met AI (machine learning, deep learning) ontwikkelen voor opdrachtgevers uit de praktijk. Door mee te kijken en mee te denken met de studenten kan de postdoc overzicht en inzicht creëren over alle cases heen. Als er overzicht is kan er daarna ook gestuurd worden op de uit te voeren cases om verschillende deelaspecten samen met de studenten te onderzoeken. Deliverables zijn rapporten, guidelines en frameworks voor praktijk en onderwijs, peer-reviewed artikelen en kennisdelingsevents.
Veel mensen met een spierziekte, ook wel neuromusculaire aandoeningen (NMA) genoemd, hebben een hulpvraag over conditie, en worden hiervoor begeleid door een fysiotherapeut. Door een gebrek aan richtlijnen ervaren fysiotherapeuten problemen met toepassing van aerobe training in de dagelijkse praktijk en is er een grote steunbehoefte m.b.t. het voorschrijven van training. De B-FIT trainingswijzer voorziet in deze behoefte door fysiotherapeuten praktische handvatten te bieden voor het voorschrijven van gepersonaliseerde aerobe training in de eigen leefomgeving. Na een succesvolle pilotstudie wordt de B-FIT trainingswijzer gebruikt in academische ziekenhuizen en revalidatiecentra in de 3e en 2e lijn in Nederland. B-FIT wordt echter beperkt toegepast door fysiotherapeuten in de 1e lijn, waar veel mensen met een NMA onder behandeling zijn. Er zijn verschillende mogelijke oorzaken, waaronder een gebrek aan kennis over NMA in de 1e lijn (door de zeldzaamheid van aandoeningen), en moeizame kennisoverdracht van de 2e/3e lijn naar de 1e lijn en vice versa. Er is meer inzicht nodig in mogelijke andere belemmerende en bevorderende factoren voor betere implementatie van B-FIT in de eigen leefomgeving onder begeleiding van een fysiotherapeut in de 1e lijn. Met een Community of Practice zullen deze factoren in kaart worden gebracht. Vervolgens wordt de B-FIT trainingswijzer doorontwikkeld voor optimale toepassing in de 1e lijn, en in een pilotstudie onderzoeken we de bruikbaarheid en evalueren we de tevredenheid onder fysiotherapeuten en patiënten. In dit project wordt een bestaand consortium met onderzoekers, revalidatieartsen en fysiotherapeuten vanuit universitair medische centra en revalidatiecentra en vertegenwoordigers van de patiëntenvereniging (Spierziekten Nederland) en beroepsvereniging (KNGF), verder uitgebreid met fysiotherapiepraktijken in de 1e lijn (MKB) en docenten van hogescholen. Dit project draagt bij aan verbeterde NMA zorg en verbeterde samenwerking tussen fysiotherapeuten in de 1e lijn en zorgprofessionals in de 2e/3e lijn (juiste zorg op de juiste plek), die hier allen van profiteren.
Tijdens de COVID-19 crisis heeft een aantal MKB-winkeliers zonder webwinkel op succesvolle wijze winkelbeleving op afstand toegepast. Met behulp van digitale technologieën werden klanten hierbij, ongeacht hun locatie, bij de fysieke winkel betrokken en in staat gesteld elementen van deze omgeving te beleven. Dit zou, gezien de verwachte toegenomen behoefte van klanten aan winkelen zonder fysiek in de winkel te zijn, het onderscheidend vermogen en de concurrentiepositie van de MKB-winkelier kunnen versterken. Vooralsnog ontbreekt echter toegepaste kennis van de manieren waarop winkelbeleving op afstand effectief toegepast kan worden. Drie MKB-winkeliers, namelijk DroomHout, Chase Concept Store en MeubelBaas, hebben ons consortium verzocht deze kennis te verstrekken. Dit verkennende onderzoek beoogt dergelijke kennis te creëren door het beantwoorden van deze onderzoeksvragen: • Wat zijn geschikte manieren om winkelbeleving op afstand toe te passen? • Wat zijn de (beoogde) effecten van deze toepassingen voor MKB-winkeliers, hun personeel en klanten? • Welke succes- en faalfactoren beïnvloeden deze effecten? • Welke stappen kunnen MKB-winkeliers gegeven deze succes- en faalfactoren zetten ten einde winkelbeleving op afstand effectief toe te passen? Het Centre for Market Insights van de Hogeschool van Amsterdam, TMO Fashion Business School en het lectoraat Regio Ontwikkeling van Saxion zullen dit project in samenwerking met de drie winkeliers uitvoeren. Hiertoe zullen een literatuuronderzoek, interviews, observaties, een survey en experimenten worden gedaan. Dit onderzoek biedt niet alleen waardevolle inzichten voor de retailsector, maar is ook een eerste stap in het opzetten van een langduriger onderzoeksprogramma. Het project zal resulteren in een rapportage over de effectieve toepassing van winkelbeleving op afstand, consortiumbijeenkomsten over de resultaten, een stappenplan voor winkeliers, twee vakpublicaties, een academisch working paper, bijeenkomsten om het consortium uit te breiden, een eindpresentatie aan het consortium en geïnteresseerden, en een RAAK-mkb opzet.