Waarom dit kwalitatief onderzoek naar besturing van woningcorporaties? Omte begrijpen en patronen te ontdekken over het hoe en waarom van hetfunctioneren van woningcorporaties in de samenleving zoals zij dat nu doen.Dit kwalitatieve onderzoek gaat over het zoeken naar ideeën, achtergronden,motieven, weerstanden en beweegredenen en is daarmee geschikt om devolgende centrale vraag te beantwoorden: Zijn er tegenstrijdigheden in demaatschappelijke waarden die ten grondslag liggen aan woningcorporatiesdie gevolgen hebben voor de manier waarop zij bestuurd worden?Deelvragen daarbij zijn: (1) Kunnen de maatschappelijke doelstelling dusdaniggeordend worden dat de waarden die hieraan ten grondslag liggentransparant gemaakt worden?, (2) Wat is die maatschappelijke ondernemingwoningcorporatie, wat is haar rol in de samenleving en wat is maatschappelijkvastgoed?, (3) Hoe kunnen waarden en oriëntatie van corporaties getoetstworden op basis van het criterium maatschappelijke relevantie?, (4) Hoestuurt de bestuurder nu in de praktijk, maakt hij gebruik vanbesturingsmodellen en zijn theorieën omtrent Corporate Real EstateManagement (CREM), die ontleend zijn aan de commerciële sector nuttig?,(5) Hoe ziet die vernieuwende besturing van woningcorporaties eruit? en (6)Kan inzicht gegeven worden in besturingsvragen over maatschappelijkvastgoed?.
Waarom dit kwalitatief onderzoek naar besturing van woningcorporaties? Omte begrijpen en patronen te ontdekken over het hoe en waarom van hetfunctioneren van woningcorporaties in de samenleving zoals zij dat nu doen.Dit kwalitatieve onderzoek gaat over het zoeken naar ideeën, achtergronden,motieven, weerstanden en beweegredenen en is daarmee geschikt om devolgende centrale vraag te beantwoorden: Zijn er tegenstrijdigheden in demaatschappelijke waarden die ten grondslag liggen aan woningcorporatiesdie gevolgen hebben voor de manier waarop zij bestuurd worden?Deelvragen daarbij zijn: (1) Kunnen de maatschappelijke doelstelling dusdaniggeordend worden dat de waarden die hieraan ten grondslag liggentransparant gemaakt worden?, (2) Wat is die maatschappelijke ondernemingwoningcorporatie, wat is haar rol in de samenleving en wat is maatschappelijkvastgoed?, (3) Hoe kunnen waarden en oriëntatie van corporaties getoetstworden op basis van het criterium maatschappelijke relevantie?, (4) Hoestuurt de bestuurder nu in de praktijk, maakt hij gebruik vanbesturingsmodellen en zijn theorieën omtrent Corporate Real EstateManagement (CREM), die ontleend zijn aan de commerciële sector nuttig?,(5) Hoe ziet die vernieuwende besturing van woningcorporaties eruit? en (6)Kan inzicht gegeven worden in besturingsvragen over maatschappelijkvastgoed?.
Speciaal voor de gespecialiseerde lezers van Building Business heeft Dr. Ing. MRE FRICS Jan Veuger een samenvatting van zijn proefschrift beschikbaar gesteld. Het proefschrift, met de titel Materiaal Immaterieel, gaat over de besturing van woningcorporaties in samenhang met maatschappelijke waarden.
LINK
Kunstenaars en andere ‘creatieven’ vinden steeds moeilijker betaalbare werkruimte. Atelierstichtingen en broedplaatsorganisaties zitten klem tussen oplopende kosten, teruglopende subsidies en de structureel zwak-ke inkomenspositie van de hurende kunstenaars. Een manifest van Platform BK, dat beeldend kunstenaars vertegenwoordigt, en de KunstenBond agendeert dit vraagstuk. Een bijkomend probleem vormt de hoogspan-ning op de vastgoedmarkt, waardoor panden zeer gewild zijn bij projectontwikkelaars en gemeenten geneigd zijn om voor de panden die zij aan deze organisaties verhuren andere draagkrachtigere huurders te zoeken. Medewerkers en management van broedplaatsorganisaties staan voor de uitdaging om hun businesscase maatschappelijk en financieel te verduurzamen. Dit vraagt om nieuwe waardeproposities en herpositionering ten opzichte van de gemeente en andere publieke en private stakeholders. Ook het profiel van de broed-plaatsprofessional verandert. Ontwikkelaars van broedplaatsen zijn veelal geleidelijk in hun organiseren-de/coördinerende rol gegroeid. Het speelveld van stedelijke (gebieds)ontwikkeling waarop zij opereren is echter dynamisch. De broedplaatsprofessional krijgt steeds nadrukkelijker de positie van stedelijke kwartiermaker: een nieuwe, hybride rol op het snijvlak van vastgoed, cultuur, welzijn en ruimtelijk(-economisch)e ontwikkeling. Dit project beoogt broedplaatsorganisaties te voeden met (bedrijfs-)strategieën om hun businessmodel toe-komstbestendig te maken en deze te vertalen naar benodigde competenties voor de betrokken professionals. Alleen zo kunnen zij blijven bijdragen aan de politiek gewenste levendige en veelkleurige stad, waar mensen graag wonen en bedrijven zich graag vestigen. Veel onderzoek onderbouwt dat steden die investeren in cultuur economisch beter presteren. Daarbij gaat het niet alleen om toptheaters en –musea maar juist ook om innova-tie en creativiteit ‘van onderop’. Fontys Hogescholen gaat deze problematiek onderzoeken met inzet van een breed consortium creatieve ver-zamelgebouwen, netwerk- en kennispartners. Gezamenlijk vertegenwoordigen deze organisaties ruim 300 ate-liergebouwen/broedplaatsen, 4.700 werkruimten en honderdveertig professionals. De broedplaatsenproble-matiek speelt bovendien in vrijwel alle G40-steden, hetgeen de resultaten van dit project potentieel relevant maakt voor honderden professionals bij gemeenten, woningcorporaties en andere vastgoedeigenaren.
Woonconsulenten binnen woningcorporaties krijgen te maken met een meer complexe, ouder wordende huurderspopulatie. Tegelijkertijd heeft het recent uitgebrachte programma ‘Wonen, Ondersteuning en Zorg voor Ouderen’ van Minister Helder tot doel om senioren te helpen zo lang mogelijk de regie op hun eigen leven te behouden door te zorgen voor een passende, ondersteunende en slimme woonomgeving. Naast het bevorderen van de zelfredzaamheid van senioren wordt benadrukt dat het belangrijk is om ook de samenredzaamheid van bewonersgroepen in woongebouwen te ondersteunen. Woonconsulenten spelen hierin als sociaal beheerder een centrale rol, maar ervaren te weinig houvast bij het ondersteunen van individuele bewoners en de bewonersgroep als geheel. Andere verantwoordelijkheden en tijdsdruk maken dat de woonconsulent onderbouwing en steun nodig heeft bij het uitvoeren van zijn of haar werkzaamheden in relatie tot het bevorderen van zelf- en samenredzaamheid. Samen met betrokken publieke partners pakken onderzoekers van drie lectoraten en een leerstoel dit vraagstuk op: Op welke wijze kunnen we woonconsulenten en andere betrokken stakeholders ondersteunen bij het ruimtelijk en sociaal-organisatorisch inrichten van een passend woningaanbod voor diverse profielen van (toekomstige) oudere bewoners in de sociale huursector? Om deze vraag te kunnen beantwoorden wordt praktijkgericht onderzoek uitgevoerd in woongebouwen van betrokken woningcorporaties; zogenoemde living labs. Bevindingen die hieruit voortkomen zullen worden vertaald naar richtlijnen en strategieën voor het bevorderen van zelf- en samenredzaamheid van (toekomstige) oudere huurders binnen verschillende gebouwtypen. In co-creatie met woonconsulenten en andere (zorg)professionals wordt dit vertaald naar een ‘tool’ die concreet houvast biedt -binnen een specifieke ruimtelijke en sociale context- bij het ruimtelijk en sociaal-organisatorisch ondersteunen en vormgeven van de woongemeenschap. Naast de directe betrokkenheid van studenten van HAN, Zuyd Hogeschool en TU/e, zullen kennis en producten die voortkomen uit dit project breder worden ingebed in onderwijs en via partners als KWH en de DEEL Academy verspreid in de praktijk.
In Overvecht zijn door de uitstroom uit opvang- en zorginstellingen steeds meer mensen komen wonen die begeleiding en ondersteuning nodig hebben. Dat heeft gevolgen voor de sociale samenhang in deze toch al kwetsbare wijk. In deze ontwikkelwerkplaats staat het bevorderen van goed burencontact centraal. In het project worden inzichten uit het eerdere project Gemengd Wonen toegepast. Doel Het project heeft tot doel kennis te ontwikkelen en delen over een aantal experimentele projecten die erop zijn gericht burencontact te versterken. Het gaat hier in het bijzonder om contacten tussen mensen met en zonder enige vorm van ondersteuning. Aanpak Combinatie van uitwisselings- en leerbijeenkomsten én onderzoek: onderzoek voedt de bijeenkomsten (en vice versa) Deelname van bewoners, beroepskrachten, bestuurders, studenten en onderzoekers Gedeeld eigenaarschap: samen leren van en met elkaar Uitwisselings- en onderzoeksprocessen krijgen gaandeweg vorm Kortom: in de ontwikkelwerkplaats draait het om ontmoeten en verbeteren van de sociale investeringen en praktijken van goed 'nabuurschap'. Experimentele projecten In de ontwikkelwerkplaats staan verschillende experimentele projecten centraal: Nieuwe Buren & integrale aanpak (Vulcanusdreef) Sociaal Renoveren (Nigerdreef) Flatcoaches (St. Maartensdreef) Wijkkring (Theemsdreef en omgeving) Anders toewijzen (deelnemende woningcorporaties) Professionals: rol bij buurcontacten & integrale samenwerking Methodiek van de ontwikkelwerkplaats Resultaten Inzicht in de bijdrage van de experimentele projecten aan het versterken van burencontact Lessen uit successen en knelpunten in deze projecten Voorwaarden voor de continuering van de ontwikkelde werkwijzen gericht op het versterken van burencontact Uitgelicht: Verbeteren leefbaarheid Vulcanusdreef Sinds 2018 hebben alle betrokken organisaties, op initiatief van woningcorporatie Mitros, hard gewerkt om de leefbaarheid op de Vulcanusdreef te verbeteren. Een belangrijk onderdeel van de aanpak was de instroom van zogenaamde Nieuwe Buren, jonge huurders die een actieve bijdrage leveren aan het versterken van burencontact in de flat. Niels Veldhuisen is een van deze jongeren en heeft het afgelopen jaar als afronding van zijn HBO opleiding Social Work onderzoek gedaan naar de aanpak die is gehanteerd op de Vulcanusdreef. De video hieronder geeft een impressie van de aanpak en resultaten. Het belang van burencontact in Overvecht Dit filmpje is gemaakt door en met buurtbewoners van Overvecht in samenwerking met 4e jaars studenten Social Work van de HU. Deze studenten deden mee in de Ontwikkelwerkplaats Goede Buren Overvecht. Zij gingen in de wijk op zoek naar wat buurtbewoners verstaan onder prettig burencontact. Buurtbewoner Hassan maakt filmpjes terwijl hij met buurtbewoners praat. Looptijd 01 januari 2020 - 31 december 2022 Relevantie/impact Het project draagt bij aan het versterken van de kennis en vaardigheden van professionals gericht op het werken aan inclusieve buurten. Jaarlijks werken studenten Social Work en de master Community Development mee aan het project. Downloads en links Cofinanciering De Ontwikkelwerkplaats Goede Buren wordt mogelijk gemaakt door de Gemeente Utrecht, het Agis-zorginnovatiefonds, het Oranjefonds en een bijdrage van alle deelnemende organisaties.