Dienst van SURF
© 2025 SURF
Dit rapport heeft tot doel om inzicht te verschaffen in initiatieven die ondernemers reeds hebben ondernomen op het gebied van verhoging van bewustwording en draagvlak voor vogels en vogelbescherming onder hun gasten of buren en/of welke ideeën zij hierbij hebben. Daarom is een steekproef uitgevoerd onder ondernemingen uit verschillende sectoren in het Nederlandse Waddengebied en is gevraagd welke specifieke invulling zij geven aan vogels en/of vogelbescherming in hun bedrijfsvoering, op welke manier(en) zij (indirect) bewustwording creëren van, en draagvlak voor, vogels en/of vogelbescherming in het Waddengebied onder hun gasten, bezoekers, buren en/of klanten, waar ze tegenaan lopen op dat gebied en welke adviezen zijn hebben voor natuurorganisaties en collega ondernemers. Deze vragen moeten ons inzicht geven in wat ondernemers doen op gebied van vogelbeleving en vogelbescherming en hoe zij bijdragen aan meer bewustwording van vogels en draagvlak voor vogelbescherming onder zowel bewoners als bezoekers in het Waddengebied.
In het project Wij & Wadvogels worden enerzijds diverse inspanningen geleverd om noodzakelijke kwaliteitsverbetering in het Waddengebied voor broedende, rustende en foeragerende vogels te bewerkstelligen. Dat zijn bijvoorbeeld ingrepen in het landschap die gedaan worden, zoals het aanleggen van vogeleilandjes of verkweldering. Anderzijds wordt er in het project gericht op de uitbreiding en verbetering van mogelijkheden voor natuur- en vogelrecreatie, zodat bewoners en bezoekers het Waddengebied en haar soortenrijkdom optimaal kunnen beleven. Vogelbescherming Nederland, Waddenvereniging, Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten, Landschap Noord-Holland, It Fryske Gea, Het Groninger Landschap, Rijkswaterstaat, provincies Noord-Holland, Fryslân en Groningen participeren in het project. In latere fasen sluiten mogelijk andere partners daarbij aan, zoals gemeenten, particuliere grondeigenaren, Agrarische Natuurverenigingen en waterschappen. Het European Tourism Futures Institute (ETFI) draagt de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de monitoring onder bezoekers, bewoners en ondernemers in het Waddengebied.
Grasland met veel kruiden is goed voor de vogels, goed voor de koeien en daarom ook goed voor de boeren. Dat is de belangrijkste uitkomst van een onderzoek naar kruidenrijk grasland, dat de afgelopen vier jaar is uitgevoerd door o.a. hogeschool Van Hall Larenstein.
LINK
Door veranderingen in landgebruik en klimaat en daarmee samenhangende veranderingen in biotoop, voedselbeschikbaarheid en predatiedruk, blijven de aantallen weidevogels in Nederland dalen, ondanks jarenlange inspanningen om ze te beschermen. Met de huidige kleine weidevogelpopulaties ligt er veel nadruk op predatiedruk. Predatiedruk is niet alleen afhankelijk van aantallen predatoren en potentiële prooien in het broedseizoen, maar ook van terreinbeheer en ruimtegebruik van al die soorten door het jaar heen. Daarvoor zijn continue beschikbare gegevens over het voorkomen en gedrag van dieren in het veld, gecombineerd met gegevens over de kwaliteit van de biotoop en het beheer essentieel. Deze vorm van integrale jaarrond beheermonitoring staat echter pas in de kinderschoenen. Op dit moment zijn er veel nieuwe technieken in ontwikkeling die kunnen bijdragen aan het verbeteren van de beheermonitoring, zoals de inzet van wildlife camera’s, drones, satellieten en citizen science. Helaas zijn data uit deze monitoring versnipperd over verschillende databases en is een integrale en betrouwbare beoordelingssystematiek van deze data momenteel niet voorhanden. Daardoor worden de mogelijkheden van het gebruik van dit soort data op dit moment nog onderschat en onderbenut. Hierdoor blijven kansen voor verbetering van de bescherming van weidevogels liggen. Het doel van dit project is om een kennissysteem te ontwikkelen dat beschikbare data uit meerdere bronnen integreert en toepasbaar maakt voor onderbouwen van keuzes in biotoop- en populatiebeheer voor het duurzaam beheer van weidevogelgebieden. Dit detectie- en analysesysteem wordt in een co-creatieproces met eindgebruikers, beheerders, dataverzamelaars en systeemontwikkelaars opgesteld aan de hand van een iteratieve monitoring- en evaluatieserie in drie weidevogelgebieden. De volgorde van die gebieden is gekozen met het oog op toenemende naïviteit met betrekking tot hoogtechnologische bronnen en toenemende complexiteit van de vraagstukken. Daarnaast wordt een sensorintensieve meting georganiseerd om verschillende databronnen aan elkaar te kalibreren.
Nesten en kuikens van weidevogels op grasland lopen nog steeds gevaar om voortijdig om zeep geholpen te worden. Nesten worden vooral beschermd door het instellen van rustperiodes of een last minute kuikenveld. Nesten worden hiervoor gelokaliseerd om voor het maaien of weiden, afspraken met de boer te kunnen maken. Het zoeken van nesten gebeurt vooral door vrijwilligers die de graslanden afzoeken en nesten met GPS/stok markeren. Dit kan een negatief effect hebben op het uitkomstsucces van de weidevogels, is erg arbeidsintensief, maar ook worden niet alle nesten gevonden. Daarom wordt er gezocht naar alternatieven, bijvoorbeel met drones, om nesten te lokaliseren zonder extra risico’s op predatie of verstoring. De mate van succes van detectie van nesten en diersoorten met drones is afhankelijk van het gebruik, de drone en de vegetatietoestand. Hoe collectieven de drones het meest efficiënt, effectief en onderling vergelijkbaar kunnen inzetten is nu nog niet vastgelegd. Het is daarom zinvol om de ervaringen tot nu toe te verzamelen en te bundelen in een protocol. Een learning community helpt daarbij om kennis up-to-date te krijgen, te delen en toe te passen in de praktijk. De kennis wordt dan ook ontsloten voor de andere collectieven die gaan starten met de drone. Ook wordt er bekeken wat het effect is op de inzet van vrijwilligers en welke nieuwe rol vrijwilligers in dit proces kunnen oppakken. Daarnaast ontbreekt inzicht in het effect van het gebruik van drones op het voorkomen en gedrag van weidevogels. Vanwege de achteruitgang van de weidevogels en hun beschermde status is gestructureerd onderzoek met verschillende typen drones nodig om dit te onderbouwen. Met deze learning community willen we een eerste aanzet maken voor het onderzoek hiernaar.
Vieze zonnepanelen hebben een lagere energieopbrengst dan schone panelen. Vervuiling van zonnepanelen in woestijngebieden is vaak duidelijk zichtbaar en een bekend probleem. Hier in Nederland regent het regelmatig en spoelt veel vuil van de panelen. Terwijl er onderzoek is gedaan naar vervuiling van zonnepanelen op verschillende plekken in de wereld, is praktijkonderzoek naar het verlies in energieopbrengst veel minder uitgebreid. In ons eerdere KIEM onderzoek hebben we een eerste pilot gedaan om te bepalen hoe sterk dit effect is op twee voorbeeld zonneparken. Het effect van vervuiling van zonnepanelen hangt af van allerlei factoren zoals de locatie van de panelen, hellingshoek, oriëntatie, omgeving (industrieterrein, langs snelweg, in natuurgebied, agrarisch bedrijf, ….), aanwezigheid van (grote hoeveelheden) vogels, etc. In het project dat we hier voostellen willen we daarom een uitgebreid onderzoek doen naar de energieopbrengstvermindering van zonnepanelen als gevolg van vervuiling, in heel Nederland, waarbij de karakteristieken van de zonneparken verschillen. Momenteel variëren de gegeven schoonmaakadviezen voor zonnepanelen in Nederland nogal. Om een basis te creëren voor een gedifferentieerde schoonmaakstrategie willen we praktijkonderzoek doen aan allerlei zonneparken in Nederland. De effecten van vervuiling op de energieopbrengst die we meten bij deze zonneparken dienen als richtsnoer voor soortgelijke zonneparken, om het verlies in energieopbrengst te voorspellen. Door 1x per jaar, dus 2x gedurende de projectperiode, slechts een deel van de zonnepanelen op een zonnepark schoon te (laten) maken, kunnen we op systematische wijze bepalen wat het effect is van vervuiling van zonnepanelen in deze systemen. De opbrengstvermindering t.g.v. vervuiling zal worden gemeten aan een bestaand zonnepark op het Centre of Expertise Energy, EnTranCe, en op verschillende locaties in Nederland. Daarnaast zal bij een aantal parken deze opbrengstvermindering worden vergeleken met de meetgegeven van een vervuilingssensor.