Dienst van SURF
© 2025 SURF
Laaggeletterdheid is een erkend maatschappelijk probleem en staat de laatste jaren nadrukkelijk op de politiek-bestuurlijke agenda. De cijfers over laaggeletterdheid zijn verontrustend. Volgens het onderzoek van de OESO geldt landelijk 12% procent van de beroepsbevolking als laaggeletterd, voor Amsterdam was al bekend dat 16% behoort tot die categorie (Buisman en Houtkoop, 2014). Uit eerder veldonderzoek van het lectoraat Management van Cultuurverandering komen veel hogere uitkomsten naar voren dan de cijfers die al bekend waren: 27% van de beroepsbevolking in Amsterdam Nieuw-West is hoogstwaarschijnlijk onvoldoende leesvaardig. De hoogste percentages zijn te vinden in Slotermeer Noordoost (41%) en Slotermeer Zuidwest en Geuzenveld (allebei 37%) (Achbab, Fukkink, Straathof & Faddegon, 2015). Leesvaardigheid is een noodzakelijke voorwaarde voor geletterdheid. Dat betekent dus dat het probleem van laaggeletterdheid in een aantal delen van Amsterdam mogelijk groter is dan men denkt. Dat geldt waarschijnlijk ook voor Amsterdam Zuidoost. Veel van die problematiek is verborgen laaggeletterdheid waardoor de populatie moeilijk te bereiken is.
In dit RAAK-mkb project werken penvoerder Hogeschool van Amsterdam, Kennisinstellingen TU Delft en TNO samen met veertien mkb-ondernemers, drie grootbedrijven, drie brancheorganisaties en vier gebouweigenaren aan het onderzoek naar hoogwaardig hergebruik van vlakglas. Het project heeft als doel de vragen te beantwoorden die de mkb-bedrijven op dit gebied hebben en bij te dragen aan de toepassing van circulaire raambeglazing met 100% hergebruikt vlakglas. Jaarlijks komt er meer dan 90.000 ton glas uit bouw- en sloopafval vrij, dat vooral wordt gedowncycled. Gelijktijdig leidt de benodigde nieuwbouw en verduurzamingsopgave tot meer vraag naar bouwmaterialen. Hergebruik van glas uit ramen is een duurzame oplossing hiervoor. Het energieverbruik, de CO2 voetafdruk en het verminderen van gebruik van nieuwe grondstoffen zijn duurzame gevolgen van hoogwaardig hergebruik. De glasverwerkende bedrijfspartners in deze aanvraag zien bedrijfskansen in het selecteren, opwaarderen en verwerken van gebruikt basis vlakglas tot circulair speciaal vlakglas, maar ervaren uitdagingen om dit technisch en financieel voor elkaar te krijgen. De succesvolle marktintroductie van 50% circulair isolatieglas van onderzoekspartner GSF Glasgroep geeft echter vertrouwen in de verdere ontwikkeling van de ontmantelings- en hergebruikstrategie van isolatieglas. De ingenieurs- en architectenbureaus zien bedrijfskansen in het leveren van geveloplossingen met een lage CO2-voetafdruk, maar hebben geen inzicht in welke soorten circulair glas op korte termijn veilig (her)gebruikt kunnen worden. Alle partners zijn het erover eens dat door gezamenlijk onderzoek de waardepropositie wordt versterkt en daarmee maatschappelijke duurzaamheidsambities worden gerealiseerd. Het onderzoek combineert kennis van glaseigenschappen, productiemogelijkheden en ondernemerschap en concentreert zich op de ontwikkeling van 3 soorten circulair speciaal glas: Gehard vlakglas Gelaagd vlakglas Warmte-isolerend gecoat vlakglas Het onderzoek bestaat uit praktijktesten, laboratoriumtesten en veldonderzoek aangevuld met milieu-analyses en marktconsultaties. Samen met glasverwerkende bedrijven (mkb), ingenieurs/adviesbureaus (mkb), geeft het consortium inzicht in de kansen en risico’s van het circulaire speciaal glas waarmee de mkb-ondernemers duurzame waarde kunnen leveren.
Volgens het Publiek Kader Huishoudelijk afval (Ministerie van I&M, 2014) moet in 2025 92% van het huishoudelijk afval gescheiden ingezameld worden. Bovendien zijn gemeenten vanaf 2024 verplicht groente fruit en etensresten (GFE) gescheiden in te zamelen (Europese kaderrichtlijn afvalstoffen). In de praktijk blijkt het echter lastig om burgers te bewegen hun GFE gescheiden weg te laten gooien, zeker in de hoogbouw. Bewoners veranderen hun afvalscheidingsgedrag niet zomaar en gemeenten en afvalinzamelaars zien daarom de noodzaak voor het inzetten van gedragsinterventies. Zij hebben echter (kennis)vragen hoe dit goed te doen. Samengevat luidt de praktijkvraag voor dit onderzoek: “Welke combinaties van concreet uitgewerkte interventies kunnen structureel het GFE-scheidingsgedrag van bewoners verhogen en hoe kan de vereiste capaciteit bij de gemeente om deze interventies periodiek in te zetten (kostenefficiënt) geborgd worden?” BASSTA-plus vormt het vervolg op het bijna afgeronde RAAK-Publiek onderzoek BASSTA. Hierin worden losstaande interventies onderzocht om beter afval te scheiden. BASSTA-plus zal voortbouwen op het lopende BASSTA-onderzoek door te onderzoeken hoe kansrijke gedragsinterventies vanuit BASSTA en andere onderzoeken effectief te combineren zijn en toe te snijden zijn op lokale situaties. Bovendien richt BASSTA-plus zich daarbij specifiek op GFE, aangezien deze afvalstroom prioriteit heeft bij veel stedelijke gemeenten. Middels een onderzoeksaanpak gebaseerd op research through design worden combinaties van interventies via veldonderzoek ontworpen en getest, toegesneden op geselecteerde buurten. Het testen van combinaties van interventies is veelbelovend, en het praktijkgerichte onderzoek is hier zeer geschikt voor. Samen met de partners wordt met een mix van kwalitatieve en kwantitatieve technieken regelmatig gemonitord of interventiecombinaties effectief zijn en of ze elkaar op de gewenste manier aanvullen. Op deze manier kan regelmatig bijgestuurd worden om de interventies effectiever te maken of beter op elkaar te laten aansluiten. Bovendien wordt onderzocht hoe het periodiek inzetten en monitoren van gedragsinterventies structureel in publieke organisaties ingebed kan worden.
Ondanks de vele potentiële voordelen van kruidenrijk grasland, zijn melkveehouders vaak huiverig om er mee van start te gaan of om het areaal verder uit te breiden. Vanuit deze achtergrond is het project “Boeren met kruiden” ontstaan. Een consortium bestaande uit melkveehouders, sectorpartners, onderzoek en groen onderwijs richt zich gedurende twee jaren (2025-2027) op de vraag: “Wat weerhoudt melkveehouders van het toepassen of het vergroten van het areaal kruidenrijk grasland en hoe kunnen zij ondersteund worden in het vergroten van dit areaal, rekening houdend met verschillende typen kruidenrijk grasland en melkveebedrijven?” Het consortium heeft aansluiting op een breed netwerk van relevante stakeholders. Via de studenten van groene hbo's en mbo’s is er bovendien ook direct contact met de toekomstige generatie van melkveehouders en veehouderijadviseurs. Het project kent vier onderdelen: • De melkveehouder centraal: motivatie en gedrag. Doel is inzicht te krijgen in de motivatie en ervaren barrières van melkveehouders, en de onderlinge verschillen en overeenkomsten tussen veehouders, om kruidenrijk grasland op hun bedrijf toe te passen. Op basis van deze inzichten worden handvatten geboden om motivatie en gedrag bij veehouders te stimuleren. • Bedrijfsinvloeden. Bij dit onderdeel ligt de focus op het melkveebedrijf en wordt ter plekke informatie verzameld over grasland, bedrijf en ondernemer. Hiermee wordt de basis gelegd voor een bedrijfsspecifieke toolbox ter ondersteuning van de melkveehouder. • Kennis bij elkaar brengen en experimenteren. Dit onderdeel brengt beschikbare vaktechnische kennis bij elkaar. Enkele kennishiaten worden ingevuld via toepassingsgericht veldonderzoek en er wordt inzichtelijk gemaakt hoe kruidenrijk grasland bijdraagt aan doelen op het boerenerf. • Onderwijs en training. Er worden onderwijs- en trainingsmaterialen ontwikkeld en uitgezet om huidige en toekomstige veehouders en adviseurs te ondersteunen bij het succesvol toepassen van kruidenrijk grasland. Tezamen leveren de onderdelen een toolbox voor toepassing van kruidenrijk grasland alsook handvatten voor governance.