Dienst van SURF
© 2025 SURF
Hoofdstuk in boek 'Van solo naar synergie Handboek voor interprofessionele praktijk, onderwijs en onderzoek': Van solo naar synergie geeft een overzicht op het gebied van interprofessionele samenwerking binnen de sector zorg en welzijn. In dit handboek beschrijven tientallen experts uit praktijk, onderwijs en onderzoek verschillende samenhangende aspecten rond de ontwikkeling van interprofessionele samenwerking: toepasbare theorie, casuïstiek, en onderzoeksvragen. Interprofessionele samenwerking heeft betrekking op het optimaal combineren van kennis en kunde van verschillende beroepsgroepen. Dit is nodig wanneer complexe vraagstukken onze eigen vaardigheid overstijgen of wanneer verschillende professionals dezelfde patiënt of cliënt van dienst zijn. Vanzelfsprekend vormen behoeften, wensen en eisen van patiënt of cliënt het vertrekpunt van die samenwerking. Uniekheid van en toewijding aan de eigen beroepsgroep bepalen in hoeverre onze professionele competenties belangrijk voor ons zijn. Dat wil niet zeggen dat die competenties altijd optimaal worden benut of gedeeld. Daarbij zijn namelijk ook onze interprofessionele identiteit en interprofessionele competenties van belang, evenals de complementaire toewijding van anderen om ons heen en hun competenties om samen tot een optimale aanpak te kunnen komen. Daarnaast zijn infrastructuur en implementatiestrategieën vereist om synergie tussen beroepsgroepen te realiseren. Hoe meer al deze factoren worden bevorderd, hoe meer hun samenspel bijdraagt aan integrale zorg en welzijn. Van solo naar synergie laat op basis van de Vlaams-Nederlandse versie van het Meta-Model of Interprofessional Development zien hoe deze synergie te bereiken is. Dit model biedt een gefundeerde routekaart voor ontwikkeling van interprofessionele praktijk, onderwijs en onderzoek. Jan-Jaap Reinders doet als arbeids- en organisatiepsycholoog onderzoek naar interprofessionele identiteit en de sociotechnische systeembenadering van interprofessionele samenwerking. Hij is werkzaam binnen de Research Group IPE van het LEARN programma, SHARE Onderzoeksinstituut, UMCG en binnen het Centrum voor Tandheelkunde en Mondzorgkunde. Hij is senior onderzoeker bij de Hanzehogeschool, spreker, docent en Aletta Jacobs Fellow. Hij begeleidt promovendi in binnen- en buitenland en is bestuurslid van Interprofessional.Global, een wereldwijde confederatie die diverse regionale, nationale en internationale netwerken rond interprofessionele educatie en samenwerking vertegenwoordigt. Peter Pype is huisarts en palliatief arts van opleiding. Hij werkt als hoofddocent aan de Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen van de Universiteit Gent, België. Hij leidt daar het Centrum voor Interprofessionele Samenwerking in Onderwijs, Onderzoek en Praktijk. Hij is verantwoordelijk voor de uitbouw en implementatie van interprofessioneel onderwijs aan de Faculteit. Zijn onderzoek focust op evaluatie van interprofessioneel onderwijs, op werkplekleren in interprofessionele zorgsettings en op teamdynamiek bekeken door de bril van het complexiteitsdenken.
Om te kunnen functioneren in de huidige kennismaatschappij worden kritische en onderzoekende vaardigheden belangrijk geacht voor toekomstige professionals (De Boer, 2017). Hogescholen spelen een belangrijke rol in het opleiden van deze professionals en hebben mede daarom de wettelijke taak gekregen om onderzoek te doen en dit te integreren in het onderwijs (Griffioen & De Jong, 2015). Hoe dragen docenten, onderzoekers, onderzoek- en onderwijsmanagers in de dagelijkse praktijk bij aan het samenbrengen van onderzoek en onderwijs? Om deze vraag te beantwoorden werden N=61 interviews afgenomen met deze actoren binnen drie Nederlandse hogescholen. De resultaten laten zien dat de gedragsintenties die de respondenten bespreken verdeeld kunnen worden in drie categorieën: integratie van onderzoek in onderwijs; integratie van onderwijs in onderzoek; en het samenkomen van onderzoek en onderwijs. In de drie categorieën kan zowel ‘direct gedrag’ als ‘ondersteunend gedrag’ onderscheiden worden. Opvallend is dat de focus binnen de gedragsintenties ligt op het integreren van iets van onderzoek in het onderwijs, en in mindere mate van iets van onderwijs in het onderzoek. De implicaties van de resultaten en de opzet van het vervolgonderzoek worden bediscussieerd met het publiek tijdens het congres.
Van Jeugdzorg naar oplossingen beschrijft de mogelijkheden om door samenwerking met jeugdzorg en onderwijs het product te verbeteren en tevens de waarde van de sportvereniging te verhogen voor alle belanghebbenden. Sport is een plezierige belevenis door Physieke Prestaties met Partners. Daarnaast bevat sport een groot scala van additionele producten waarmee de persoonlijke ontwikkeling van kinderen kunnen worden verbeterd, alsmede de socialisatie en nog veel maatschappelijke bijproducten. Door de verbetering van deze additionele waardes ontstaat vanzelf een beter hoofdproduct. Onderwijs en Jeugdzorg kunnen hier een belangrijke bijdrage in leveren. Anderzijds kan de sportvereniging een belangrijke tegenprestatie leveren ten gunste van de ontwikkeling en het geluk van kinderen. Hierdoor krijgt de subsidie een draagvlak waarmee verenigingen beoordeeld kunnen worden. Synergie is hierbij het sleutelwoord, door samenwerking ontstaan nieuwe processen of leiden ze tot kostenreductie. De productiviteit en dus de meerwaarde van verenigingen kan toenemen door deze verhoogde effectiviteit en efficiency. Organisatorisch zal er ruimte moeten worden gemaakt voor de pedagogisch- en zorg-coördinator. Met een beter informatiesysteem krijgt jeugd een meer centrale positie die sturend kan worden voor de ontwikkeling. Per regio of zorggebied kan een intensieve samenwerking worden gestimuleerd van zelfsturende teams met doelstellingen op projectbasis. Vanuit het onderwijs en de jeugdzorg kan de participatie bij jeugdverenigingen worden gestimuleerd. Verenigingen krijgen nu veel, volle en vaste leden/ vrijwilligers die vaker komen waarmee de positionering duidelijker wordt.
MULTIFILE