De Kwaliteitswet Zorginstellingen verplicht zorginstellingen om gegevens te verzamelen over de kwaliteit van de geleverde zorg. Verpleegkundigen vervullen een rol door registratie van complicatierisico’s. Wat hebben zij nodig om deze registratie goed uit te voeren? In dit artikel beschrijven wij een onderzoek naar de factoren die het registratiegedrag van verpleegkundigen beïnvloeden en houden wij een pleidooi om de motivatie van verpleegkundigen te vergroten.
Introduction: Falls and fall-related injuries in community-dwelling older adults are a growing global health concern. Despite effective exercise-based fall prevention programs (FPPs), low enrollment rates persist due to negative connotations associated with falls and aging. This study aimed to investigate whether positive framing in communication leads to a higher intention to participate in an FPP among community-dwelling older adults. Methods: We conducted a twosequence randomized crossover study. We designed two flyers, a standard flyer containing standard terminology regarding FPPs for older adults, and a reframed flyer highlighting fitness and activity by reframing ‘fall prevention’ as an ‘exercise program’ and ‘old’ as ‘over 65 years’. With a Mann– Whitney U test, we investigated group differences regarding the intention to participate between the flyers. A sensitivity analysis and subgroup analyses were performed. We conducted qualitative thematic analysis on open-ended answers to gain a deeper understanding of participants’ intention to participate. Results: In total, we included 133 participants. Findings indicated a significantly higher intention to participate in the reframed flyer (median = 4; interquartile range = 1–6) compared to the standard flyer (median = 2; interquartile range = 1–4) (p = 0.038). Participants favored more general terms such as ‘over 65 years’ over ‘older adults’. Older adults who were female, not at high fall risk, perceived themselves as not at fall risk, and maintained a positive attitude to aging showed greater receptivity to positively-framed communications in the reframed flyer. Additionally, already being engaged in physical activities and a lack of practical information about the FPP appeared to discourage participation intentions. Discussion: The results in favor of the reframed flyer provide practical insights for designing and implementing effective (mass-)media campaigns on both (inter)national and local levels, as well as for interacting with this population on an individual basis. Aging-related terminology in promotional materials hinders engagement, underscoring the need for more positive messaging and leaving out terms such as ‘older’. Tailored positively framed messages and involving diverse older adults in message development are essential for promoting participation in FPPs across various population subgroups to promote participation in FPPs among community-dwelling older adults.
Introduction: Falls and fall-related injuries in community-dwelling older adults are a growing global health concern. Despite effective exercise-based fall prevention programs (FPPs), low enrollment rates persist due to negative connotations associated with falls and aging. This study aimed to investigate whether positive framing in communication leads to a higher intention to participate in an FPP among community-dwelling older adults. Methods: We conducted a twosequence randomized crossover study. We designed two flyers, a standard flyer containing standard terminology regarding FPPs for older adults, and a reframed flyer highlighting fitness and activity by reframing ‘fall prevention’ as an ‘exercise program’ and ‘old’ as ‘over 65 years’. With a Mann– Whitney U test, we investigated group differences regarding the intention to participate between the flyers. A sensitivity analysis and subgroup analyses were performed. We conducted qualitative thematic analysis on open-ended answers to gain a deeper understanding of participants’ intention to participate. Results: In total, we included 133 participants. Findings indicated a significantly higher intention to participate in the reframed flyer (median = 4; interquartile range = 1–6) compared to the standard flyer (median = 2; interquartile range = 1–4) (p = 0.038). Participants favored more general terms such as ‘over 65 years’ over ‘older adults’. Older adults who were female, not at high fall risk, perceived themselves as not at fall risk, and maintained a positive attitude to aging showed greater receptivity to positively-framed communications in the reframed flyer. Additionally, already being engaged in physical activities and a lack of practical information about the FPP appeared to discourage participation intentions. Discussion: The results in favor of the reframed flyer provide practical insights for designing and implementing effective (mass-)media campaigns on both (inter)national and local levels, as well as for interacting with this population on an individual basis. Aging-related terminology in promotional materials hinders engagement, underscoring the need for more positive messaging and leaving out terms such as ‘older’. Tailored positively framed messages and involving diverse older adults in message development are essential for promoting participation in FPPs across various population subgroups to promote participation in FPPs among community-dwelling older adults.
Ouderen hebben bij een stijgende leeftijd een grotere kans op frailty (kwetsbaarheid), een toestand van verminderde reservecapaciteit die ontstaat door afname van fysieke, psychologische en sociale capaciteit. Een relatief kleine aandoening of gebeurtenis kan een sterke achteruitgang in functioneren en zorgafhankelijkheid veroorzaken, waardoor ernstige complicaties kunnen ontstaan, zoals valincidenten, ziekenhuisopname en vroegtijdig overlijden. Het is daarom van belang dat (toekomstige) zorgverleners vroegtijdig en adequaat ingrijpen om frailty te voorkomen/verminderen. Dit project is ingebed in het Centre of Expertise Healthy Ageing (speerpunt FRAILTY), het Lectoraat Healthy Ageing, Allied Health Care and Nursing (LAHC) en het SPRONG-onderzoeksprogramma FAITH, welke focust op frailty. Praktijkpartners maken structureel onderdeel uit van FAITH en van het lectoraat. Het onderzoek sluit aan bij bestaande innovatie-/kenniswerkplaatsen waarin onderwijs, onderzoek en praktijk al samenwerken. Op dit moment worden o.a. de behoeften van werkveldpartners geïnventariseerd door een student aan de hand van interviews. Er zijn veel instrumenten voorhanden om de frailty status van een cliënt te bepalen. Echter deze worden in de praktijk vaak niet gebruikt. De (toekomstige) professional beoordeelt frailty soms helemaal niet of alleen globaal op eigen oordeel. Het gevolg hiervan is dat de cliënt niet optimaal behandeld wordt met alle medische en economische (kosten) gevolgen van dien. Het doel van dit project is om: • Het professioneel handelen te versterken door het concept frailty toepasbaar te maken voor de zorgpraktijk en het zorgonderwijs • Toepasbare assessmenttools te ontwikkelen waarmee frailty beoordeeld kan worden en leidend kunnen zijn in de keuze voor interventies en dit te implementeren in het onderwijs • Te analyseren wat de kostenbesparing is voor de gezondheidszorg als de professional het bruikbare meetinstrument of set instrumenten tijdig en optimaal inzet vergeleken met de huidige situatie waarin dit niet gebeurt (zoals boven beschreven). Bedoeling is om de postdoc-positie na 2 jaar te continueren en structureel te maken.
In Nederland leven 300.000 mensen met de gevolgen van een beroerte. De voornaamste problemen na een beroerte worden veroorzaakt door het niet meer goed kunnen lopen en staan. Opnieuw leren lopen is dan ook een van de primaire doelstellingen gedurende het revalidatietraject. Na ontslag ondervindt 60% nog steeds restverschijnselen. Daarnaast hebben mensen na een beroerte een hoge kans op terugval. Zo hebben ze een hoge kans op een recidief beroerte maar ook valincidenten hebben consequenties voor achteruitgang. Ongeveer 150.000 mensen in de chronische fase na beroerte valt minstens twee keer per jaar. Een val kan de oorzaak zijn van botbreuken, invaliditeit en zelfs van sterfte. Het doel van dit project is het ontwikkelen en implementeren van een objectief meetsysteem binnen het klinisch revalidatietraject na een beroerte. Dit meetsysteem is gebaseerd op een bewegingssensor en is in staat de kwaliteit van lopen en balans betrouwbaar te meten. Door eenduidig en objectief te meten, verzamelen we normdata. Met deze normdata kunnen we aan het einde van dit project de progressie monitoren, een prognose stellen, subgroepen maken en het risico op vallen voorspellen tijdens de revalidatie. Hiermee willen we revalidatie na beroerte verder personaliseren en dus verbeteren. Dit project bestaat uit zes werkpakketten. Werkpakket 1 begint met de ontwikkeling van valide en betrouwbare meetopstelling die goed haalbaar is in de revalidatie instellingen. In werkpakketten 2 tot en met 5 wordt normdata verzameld conform het meetprotocol van werkpakket 1. Werkpakket 2 en 4 richten zich op de ontwikkeling van het systeem en klinische waardevolle informatie zoals progressie, prognose en valrisico. Werkpakket 3 en 5 richten zich op het vergelijken en toevoegen van het systeem ten opzichte van de huidige meetinstrumenten. Werkpakket 6 helpt bij het omzetten van ruwe sensor data tot daadwerkelijke bruikbare informatie over kwaliteit van lopen en balans en gepersonaliseerde predictiemodellen.
In Nederland leven 300.000 mensen met de gevolgen van een beroerte. De voornaamste problemen na een beroerte worden veroorzaakt door het niet meer goed kunnen lopen en staan. Opnieuw leren lopen is dan ook een van de primaire doelstellingen gedurende het revalidatietraject. Na ontslag ondervindt 60% nog steeds rest verschijnselen. Daarnaast hebben mensen na een beroerte een hoge kans op terugval. Zo hebben ze een hoge kans op een recidief beroerte maar ook valincidenten hebben consequenties voor achteruitgang. Ongeveer 150.000 mensen in de chronische fase na beroerte valt minstens twee keer per jaar. Een val kan de oorzaak zijn van botbreuken, chronische invaliditeit en zelfs van sterfte. Het doel van dit project is het ontwikkelen en implementeren van een objectief meetsysteem binnen het klinisch revalidatietraject na een beroerte. Dit meetsysteem is gebaseerd op een bewegingssensor en is in staat de kwaliteit van lopen en balans betrouwbaar te meten. Door eenduidig, gestructureerd en objectief te meten verzamelen we normdata. Met deze normdata kunnen we aan het einde van dit project; de progressie monitoren, een prognose stellen, subgroepen maken en het risico op vallen voorspellen tijdens de revalidatie. Hiermee willen revalidatie na beroerte verder personaliseren en dus verbeteren. Dit project bestaat uit zes werkpakketten. Werkpakket 1 begint met de ontwikkeling van valide en betrouwbare meetopstelling welke goed haalbaar is in de revalidatie instellingen. In werkpakketten 2 tm 5 wordt normdata verzameld conform het meetprotocol van werkpakket 1. Werkpakket 2 en 4 richten zich op de ontwikkeling van het systeem en klinische waardevolle informatie zoals progressie, prognose en valrisico. Werkpakket 3 en 5 richten zich op het vergelijken en toevoegen van het systeem ten opzichte van de huidige meetinstrumenten. Werkpakket 6 helpt bij het omzetten van ruwe sensor data tot daadwerkelijke bruikbare informatie over kwaliteit van lopen en balans en gepersonaliseerde predictiemodellen.