Dienst van SURF
© 2025 SURF
Het doel van dit rapport is het evalueren van de vakmanschapslijn van het huidige curriculum van de opleiding leraar basisonderwijs van de Christelijke Hogeschool Ede op de aansluiting met de vereisten waarover startende leraren moeten beschikken in het toekomstig onderwijs volgens de literatuur en het werkveld en het geven van mogelijke adviezen als startpunt voor het aanpassen van het curriculum. Hierbij is allereerst een literatuuronderzoek uitgevoerd naar de benodigde vereisten voor de startende leraar. Dit resulteerde in criteria. Vervolgens is met behulp van interviews achterhaald wat volgens schoolleiders- en bestuurders belangrijke vereisten zijn en hoe deze een plek krijgen in de huidige kritische beroepssituaties (KBS’en). Het rapport sluit af met een conclusie over de aansluiting van de vakmanschapslijn van het huidige curriculum bij de afgeleide vereisten en met een advies waarin handvatten gegeven worden om te starten met de curriculumaanpassing.
Dit stuk gaat in op de vakmanschapslijn, een opleidingslijn in het curriculum van de Lerarenopleiding Basisonderwijs aan de Christelijke Hogeschool Ede. De basis van de vakmanschapslijn wordt gevormd door vijf kritische beroepssituaties. Dit zijn beschrijvingen van vijf actuele, veelvoorkomende situaties relevant voor een startbekwame leraar. De vijf kritische beroepssituaties zijn: teach what you preach, grip op de groep, werk smart, kinderen en hun talenten en de professionele leergemeenschap. Het is een onderbouwing die het lectoraat heeft geschreven bij de vernieuwing van het curriculum.
Van 2018 tot 2020 deed de onderzoeksgroep The Work Lab van de Hogeschool van Amsterdam onderzoek naar de duurzame inzetbaarheid van (oudere) werknemers, vakmanschap en de skills die medewerkers denken nodig te hebben voor het werk, nu en in de toekomst. Het onderzoek werd uitgevoerd onder 91 medewerkers van twee grote organisaties in de grootstedelijke regio Amsterdam. Op basis van de uitkomsten van assessments, in de vorm van individuele interviews met de medewerkers, zijn groepsgesprekken gehouden met zes teams. We vroegen medewerkers naar het effect op hun functioneren van veranderingen in de sector en de arbeidsorganisatie als gevolg van bijvoorbeeld digitalisering of verduurzaming. Hoe kunnen zij duurzaam inzetbaar blijven en welke skills hebben zij nodig voor het werk in de toekomst? In teamverband werd vervolgens besproken wat de gevolgen (zouden kunnen) zijn van technologische, maatschappelijke en organisatorische ontwikkelingen op de beleving van hun kwaliteit van de arbeid.In beide organisaties werken de meeste medewerkers vanuit de notie van vakmanschap, waarbij door de jaren heen met name in de praktijk opgebouwde kennis en skills van groot belang zijn in het werk in ‘hun’ organisatie, op locatie of in het team. Uit het onderzoek blijkt dat het vakmanschap, de duurzame inzetbaarheid en de mogelijkheden om skills van medewerkers verder te ontwikkelen onder druk staan. Dit is het gevolg van diverse keuzes en ontwikkelingen met betrekking tot de organisatie van het werk en de arbeidsomstandigheden binnen de twee organisaties Die keuzes en ontwikkelingen betreffen verdergaande flexibilisering, verduurzaming en digitalisering van de productie en dienstverlening. In het onderzoeksrapport worden deze ontwikkelingen samengevat in vijf overkoepelende thema’s: 1) duurzame inzetbaarheid en werkdruk, 2) teamwerk en autonomie, 3) standaardisering, protocollering en verantwoording, 4) ontwikkelmogelijkheden, 5) toekomst van werk en organisatie.De medewerkers die The Work Lab in dit onderzoek sprak, vragen om waardering en erkenning van hun vakmanschap. De medewerkers stellen dat dit vakmanschap onder druk staat, waar dit in hun ogen juist een belangrijke rol speelt in hun werk, nu en in de toekomst. Niet alleen voor kwalitatief goede arbeid, maar ook voor het kwalitatief goed voortbestaan van de arbeidsorganisaties en voor de realisatie van ambities rond duurzaamheid en digitalisering. De belangrijkste aanbeveling uit het onderzoek is om het vakmanschap centraal te zetten bij de vraag hoe het (toekomstig) werk moet worden vormgegeven.