Dienst van SURF
© 2025 SURF
In Nederland zijn sinds 2000 verschillende publicaties verschenen waar de effecten van voor- en vroegschoolse educatie (vve) zijn onderzocht. Deze overzichtsstudie vat met behulp van een ‘multi-level’ meta-analyse 21 (deel)studies samen waarin ruim 50.000 kinderen zijn onderzocht in de periode 2000-2015 met in totaal 165 uitkomstmaten, verdeeld over het taaldomein (k = 46), het rekendomein (k = 26), algemene intelligentie (k = 18) en het sociaal-emotionele domein (k = 75). Het geaggregeerde effect van vve is niet-statistisch significant en is vrijwel nul (d = 0.026, standaardfout = 0.029); ook de uitkomsten voor de afzonderlijke domeinen wijken niet significant af van nul. De studie-uitkomsten zijn kleiner in vve-publicaties van recentere datum. De teleurstellende opbrengsten laten zien dat vve, ten opzichte van de reguliere groepen in de voor- en vroegschoolse periode, geen toegevoegde waarde heeft voor de ontwikkeling van het jonge kind in de Nederlandse context
Rapport IEBB (Integrale Energietransitie Bestaande Bouw) De energietransitie vraagt de komende jaren een grondige renovatie van de bestaande woningvoorraad. Wooncomplexen die in bezit zijn van woningcorporaties lenen zich in principe goed voor grootschalige aanpak voor verduurzaming. In de loop der jaren is echter ook een gedeelte van het woningbezit van woningcorporaties verkocht. Deze verkoop heeft geleid tot een gespikkeld woningbezit. Dit belemmert grootschalige woningrenovatie. Het project Energietransitie in Gespikkelde wijken richt zich op deze problematiek en vormt onderdeel van het IEBB-project te weten activiteit 4 van deelproject 7.2. Het valt binnen Thema 7 Keteninnovatie en binnen onderdeel 7.2 Eenduidige vraag- en vraag-aanbodbundeling. Voor het project is een afbakening gemaakt naar grondgebonden woningen (dus zonder VvE-structuur) die voorheen eigendom waren van woningcorporaties. Het gaat dus om wijken met voormalige sociale huurwoningen (destijds in bezit van woningcorporaties); veelal rijtjeshuizen en veelal geschakelde woningen. De afbakening houdt in dat complexen en appartementen met een VvE-structuur niet de focus hebben. Ook verkocht eigendom dat voorheen in bezit was van institutionele beleggers vormt niet de focus in dit project.
Zijn startgroepen effectief in het kleiner maken van (taal)achterstanden bij kinderen? Ja, blijkt uit onderzoek door de Universiteit Twente en Oberon. Met veel uren (12,5 per week), een pabo-geschoolde leerkracht, nadruk op opbrengstgericht werken, een doorgaande leerlijn en onder regie van de basisschool kunnen doelgroepkinderen geholpen worden.
LINK
The energy transition is a highly complex technical and societal challenge, coping with e.g. existing ownership situations, intrusive retrofit measures, slow decision-making processes and uneven value distribution. Large scale retrofitting activities insulating multiple buildings at once is urgently needed to reach the climate targets but the decision-making of retrofitting in buildings with shared ownership is challenging. Each owner is accountable for his own energy bill (and footprint), giving a limited action scope. This has led to a fragmented response to the energy retrofitting challenge with negligible levels of building energy efficiency improvements conducted by multiple actors. Aggregating the energy design process on a building level would allow more systemic decisions to happen and offer the access to alternative types of funding for owners. “Collect Your Retrofits” intends to design a generic and collective retrofit approach in the challenging context of monumental areas. As there are no standardised approaches to conduct historical building energy retrofits, solutions are tailor-made, making the process expensive and unattractive for owners. The project will develop this approach under real conditions of two communities: a self-organised “woongroep” and a “VvE” in the historic centre of Amsterdam. Retrofit designs will be identified based on energy performance, carbon emissions, comfort and costs so that a prioritisation strategy can be drawn. Instead of each owner investing into their own energy retrofitting, the neighbourhood will invest into the most impactful measures and ensure that the generated economic value is retained locally in order to make further sustainable investments and thus accelerating the transition of the area to a CO2-neutral environment.
Het postdocproject behelst een praktijkgericht ontwerponderzoek naar professionalisering van professionals in het domein Kind en Educatie die werken met jonge kinderen (0-6 jaar). De focus betreft taalstimulering op het gebied van het meervoudig benutten van tekstloze prentenboeken. Deze boeken zijn uitdagend: ze wekken de nieuwsgierigheid op en stimuleren het denken en de fantasie. Ze zijn daardoor beloftevol om te benutten voor meerdere doelen, zowel bij de versterking van leesmotivatie en verhaalbegrip, als mondelinge taalvaardigheid, in het bijzonder woordenschat en het gebruik van cognitieve taalfuncties, waarbij taal wordt ingezet om denkprocessen te verwoorden. Ook is de inzet van deze boeken kansrijk bij ouderbetrokkenheid en taalstimulering. Het is cruciaal voor taalontwikkeling om kinderen op jonge leeftijd al voor te lezen en met hen te praten over boeken. Echter, er zijn grote verschillen in de leesopvoeding van kinderen en het taalgebruik in de thuisomgeving. Kinderen van laaggeletterde ouders en/of ouders die een lage sociaaleconomische status hebben, voeren minder denkstimulerende gesprekken, worden minder vaak voorgelezen en hebben thuis minder boeken tot hun beschikking. Kansengelijkheid creëren door het zo vroeg mogelijk verbinden van de thuisomgeving met de omgeving van de VVE/basisschool is een complexe opdracht voor professionals. Ze hebben moeite met het betrekken van ouders bij taalstimulering. Daarnaast zijn er verbeterkansen op het gebied van de versterking van competenties van professionals als leesbevorderaar. Het ontwerpgericht onderzoek geeft inzicht in kenmerken van een aanpak waarin tekstloze prentenboeken zowel in de thuisomgeving als in VVE/basisonderwijs worden ingezet. Op basis van een contextanalyse zal een ontwerp gecreëerd worden dat in een casestudie getest zal worden. De evaluatie van het ontwerp en de daaruit voortvloeiende kennisontwikkeling zal benut worden voor de ontwikkeling van twee nieuwe modules in de lerarenopleiding en voor acht hervormingen in bestaande modules in het AD en BA-curriculum en in drie post-hbo-opleidingen.
In het funderend onderwijs wordt de basis gelegd voor de kennissamenleving. Het is belangrijk dat kinderen van jongs af aan leren zichzelf aan te sturen wanneer ze leerzame activiteiten ondernemen. In de kinderopvang, vve en onderbouw basisonderwijs wordt veel aandacht besteed aan de ontwikkeling van zelfsturing ('executieve functies') bij jonge kinderen en is spel een belangrijke activiteit. Maar onderzoek wijs uit dat de cognitieve ontwikkeling tegenvalt. In veldonderzoek articuleren professionals grote handelingsverlegenheid om de nieuwsgierigheid van kinderen en hun spel te gebruiken voor de cognitieve ontwikkeling in directe samenhang met de ontwikkeling van de executieve functies. Vanaf groep 3 basisschool, wanneer het accent verschuift van 'spel' naar 'leren', ligt de aansturing grotendeels in handen van de leerkracht en ervaren kinderen geen noodzaak meer te plannen of het gedrag te reguleren. Hierdoor betrekken kinderen hun nieuwsgierigheid en exploratiedrang niet meer op leertaken. Deze ongewenste verschoolsing lijkt zich door te zetten naar de kleuters en de peuters. In dit project willen de onderzoekspartners onder leiding van het lectoraat Leiderschap in Onderwijs en Opvoeding van Windesheim inzichten en tools ontwikkelen om deze handelingsverlegenheid weg te nemen door samen met professionals in opvang en basisonderwijs rijke spelsituaties te ontwerpen en te onderzoeken, die een beroep doen op specifieke executieve functies en waar expliciet aandacht is voor leren, met name wat betreft taalontwikkeling, aanvankelijk rekenen en het beter begrijpen van de wereld van wetenschap en technologie. Het project richt zich op professionals die kinderen begeleiden in de leeftijd van 3 tot 7 jaar. Hierbij is aandacht voor de belangrijke overgangen van peuter- naar kleutergroep en van de kleuters naar groep 3. Het onderzoek wordt uitgevoerd door een consortium van vier lectoraten van de hogescholen Windesheim, Saxion en Stenden in samenwerking met 16 locaties voor kinderopvang en basisonderwijs in Flevoland, Drenthe, Friesland en Overijssel