Dienst van SURF
© 2025 SURF
What is the triple helix?The triple helix (3H) of university-industry-government relations has become one of the most popular innovation models in the lasttwo decades. What is the relevance for cities? How can they grow their economies using triple helix approaches? What can we learnfrom cases across Europe and from URBACT networks that dealt with this theme?
MULTIFILE
Dit proefschrift gaat over de veerkracht van regionale arbeidsmarkten en de bijdrage die een triple helix partnership daaraan kan leveren. Het rapporteert over een onderzoek waarin de Health Hub Roden als triple helix partnership centraal staat. Vanuit de opvatting dat dit uiteindelijk bijdraagt aan een sterkere concurrentiepositie van de economie wordt in zowel internationaal, nationaal als regionaal beleid de noodzaak benadrukt om de samenwerking tussen onderwijs, overheid en bedrijfsleven te versterken. Ook in de wetenschappelijke literatuur wordt veel geschreven over triple helix samenwerking. Een belangrijk deel van de triple helix literatuur beargumenteert vanuit de theorie hoe deze partnerships zouden (moeten) werken, maar de vraag hoe dergelijke partnerships in de praktijk werken, bleef tot nu toe onderbelicht in empirisch onderzoek.De aanleiding voor dit onderzoek is gelegen in de unieke kans die zich voordeed om Health Hub Roden, een triple helix partnership in de provincie Drenthe, en de betrokken partners longitudinaal en diepgaand te onderzoeken en zo in de ‘black box’ van een triple helix partnership te kijken om te achterhalen in hoeverre, en via welke mechanismen, een dergelijk partnership bijdraagt aan de economische veerkracht van de regio (in termen van werkgelegenheid en arbeidsparticipatie). Om inzicht te verkrijgen in de manier waarop die bijdrage precies geleverd zou kunnen worden, is op basis van literatuuronderzoek en empirisch onderzoek een globaal ordeningsmodel van mogelijke causale mechanismen ontwikkeld waarmee op microniveau in kaart gebracht kan worden in hoeverre er een bijdrage vanuit het triple helix partnership was. Het begrip causale mechanismen en het traceren daarvan staat centraal in de onderzoeksmethode process-tracing, die binnen dit onderzoek is gebruikt.Na het ontwikkelen van het globale ordeningsmodel is in kaart gebracht in hoeverre er in dit onderzoek bij dit concrete partnership voor de achtereenvolgende schakels waaruit de causale mechanismen zijn opgebouwd ook daadwerkelijk empirisch bewijs gevonden is. Op basis van het empirisch onderzoek kan gesteld worden dat er indicaties gevonden zijn voor een relatie tussen activiteiten vanuit het triple helix partnership en de ontwikkeling van werkgelegenheid en arbeidsparticipatie. Werkervaringsplaatsen voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt hadden een positief effect op de arbeidsparticipatie. Daarnaast resulteerde het netwerk in meer omzet in bestaande markten, met vervolgens een effect op de werkgelegenheid. Samenwerking in projecten droeg bij aan productinnovatie, met (mogelijk op termijn) een werkgelegenheidseffect in bedrijven tot gevolg. Ook werden in het empirisch materiaal aanwijzingen gevonden voor een relatie tussen samenwerking in projecten en de kwantitatieve personeelsvoorziening in bedrijven doordat bedrijven op deze manier hun (innovatie)capaciteit tijdelijk (en gratis) konden uitbreiden of makkelijker nieuw personeel konden werven. Ook werd via samenwerking in projecten gewerkt aan de competenties van personeel. In het ontwikkelde ordeningsmodel werden tot slot mogelijke effecten op procesinnovaties (en vervolgens werkgelegenheid) en ondernemerschap beschreven, maar in deze case werden geen of nauwelijks effect vastgesteld. Met dit onderzoek is inzicht gegeven in mogelijke handelingsopties in triple helix samenwerking en de wijze waarop daarmee een bijdrage geleverd wordt aan werkgelegenheid en arbeidsparticipatie. De belangrijkste adviezen voor het vormgeven van toekomstige samenwerkingen hebben betrekking op de noodzaak van het bepalen van een gezamenlijke lange termijnagenda voor de triple helix samenwerking, het vragen van daadwerkelijk commitment van de betrokken partners, het verbeteren van het inzicht in de collectieve scholingsbehoefte en het stimuleren van informeel leren. Een eerste aanbevelingen voor vervolgonderzoek betreft het toetsen van de beschreven causale mechanismen in vervolgonderzoek. Daarnaast zou een onderzoeksagenda opgesteld kunnen worden waarin relevante onderwerpen het bevorderen van de vraagarticulatie,het bevorderen van samenwerking tussen bedrijven, de rol van docenten en onderzoekers in deze samenwerking, de kwaliteit (en toegevoegde waarde) van dergelijke projecten in vergelijking met de meer traditionele vormen van samenwerking tussen onderwijs en bedrijfsleven en tot slot het stimuleren van open innovatieprojecten.
Co-creation in a quintuple helix, the art of including natural environments of society in a living lab that includes different types of stakeholders and monitoring the quality of this process of co-creation.In the last decade, co-creation has not only become a widely used concept in academic discourses but also in public policies that aim to tackle so called 'wicked problems', a term coined in the 1970s (Rittel & Webber, 1973) that is nowadays often interchangeably used with societal challenges or SDGs.This focus on tackling societal challenges by governments in collaboration with citizens opened the door for new concepts such as ‘living labs’ in 2006 (Rădulescu et al., 2022) ‘policy labs’, ‘innovation hubs’, ‘co-creation labs’ and recently ‘public sector innovation (PSI) labs’ (Fuglsang & Hansen, 2022; Hansen & Fuglsang, 2020; McGann et al., 2021; Torvinen & Jansson, 2022). The use of labs has also been addressed by the OECD in their publication on innovation in the public sector outlook to make policymakers aware of the importance of public sector innovation (OECD, 2015).Literature research in combination with questionnaires into these types of labs showed that the definitions of PSI labs are quite ‘fuzzy’, sometimes even interchangeable and are heavily dependent on the national, regional and local context as well (McGann et al., 2018). In addition, research also showed that it is difficult to distinguish good practices, let alone to define specific conditions for these good practices (Meister Broekema et al., 2022).In addition, an inductive analysis of a large number of EU policies shows that on a conceptual level, the EU uses specific interpretations of social innovation (Moulaert & MacCallum 2019) and co-creation in open innovation (‘Open Innovation 2.0’ 2013), influenced by the concept of triple- and quadruple helix innovation in which universities, governments and enterprises are collaborating, sometimes for the benefit of society as a whole (Carayannis & Campbell 2012; Leydesdorff 2010). Co-creation as such is used merely as a criterion within social innovation projects that aim to tackle societal challenges, therefore neglecting the quality of the process of co-creation (Meister Broekema et al. 2021).In order to maximise the impact of co-creation and be able to tackle societal challenges such as climate change, it is therefore essential to focus more on the quality of co-creation between 4 helixes in these processes and include the environment as a fifth helix (quintuple helix innovation as defined by Carayannis et. al. 2012). In the talk, a novel framework will be presented that will support collaborators in a project that aims to tackle a societal challenge by including the right stakeholders at the right time and monitor progress and satisfaction continuously (Meister Broekema 2023) in a quintuple helix setting.This presentation will contribute mostly to SDG 17 (partnership for the goals) and SDG4 (Quality Education) and is best suited for SDG13 (Climate Action).The insights can be used to enable multiple stakeholders from government, education and research, enterprises and citizens within a natural environment (mountains & oceans) to co-create in a quintuple helix setting, maximising their impact on climate change and strengthening partnerships for this goal.
Een vraagarticulatieproces met projectmanagers en -leiders uit private en Triple-Helix organisaties laat zien dat zij behoefte hebben aan tools voor: 1. Het bepalen van de juiste incentives om stakeholders actief te betrekken in multi-sector collaboratieve innovatieprojecten (verder verwezen als innovatieprojecten), en 2. Het concreet, transparant en op één lijn te krijgen van de belangen van de partners. Vandaar dat dit project betreft het doorontwikkelen van het Degrees of Engagement diagram (DoE-diagram), een tool voor het managen van stakeholder engagement in innovatieprojecten voor het behalen van de maatschappelijke opgaven. Hiermee sluit het project aan bij de programmalijn ‘rollen, belangen en coördinatie’ van de Kennis en Innovatieagenda van de missie Maatschappelijke Verdienvermogen- thema’s Klimaat & Energie en Circulaire economie. Het consortium bestaat uit de Hogeschool van Amsterdam (HvA), KplusV en Amsterdam Smart City (ASC). De HvA ontwikkelde het DoE-diagram. Voor het identificeren van stakeholders bevat het DoE-diagram attributen op project- en organisatieniveau. In dit project wordt het DoE doorontwikkeld door onderzoek te doen naar: 1. De attributen op individuniveau en potentiele nieuwe attributen op project- en organisatieniveau, 2. De mate waarin deze attributen invloed hebben op het bepalen van de passende incentives, de concretisering van de partnerbelangen en al dan niet succesvolle verloop van innovatieprojecten, 3. Een verkenning van een digitale versie van het DoE voor het managen van in- en uitstappen van partners. Hiermee beoogt het project twee doelen: 1. Inzicht verkrijgen in stakeholderconfiguraties voor het ondersteunen van beslissingen met betrekking tot stakeholder-engagement, 2. Bouwen van een consortium van partijen die vervolg aan het project gaan geven door longitudinaal onderzoek te doen naar de inzet van de uitbreiding van het DoE-diagram en het maken van een werkend prototype en testen van de digitale versie ervan.
Circular BIOmass CAScade to 100% North Sea Region (NSR) economic activity and growth are mostly found in urban areas. Rural NSR regions experience population decline and negative economic growth. The BIOCAS project expects revitalizing and greening of rural areas go hand in hand. BIOCAS will develop rural areas of the NSR into smart specialized regions for integrated and local valorization of biomass. 13 Commercial running Bio-Cascade-Alliances (BCA’s) will be piloted, evaluated and actively shared in the involved regions. These proven concepts will accelerate adoption of high to low value bio-cascading technologies and businesses in rural regions. The project connects 18 regional initiatives around technologies, processes, businesses for the conversion of biomass streams. The initiatives collaborate in a thematic approach: Through engineering, value chain assessments, BCA’s building, partners tackle challenges that are shared by rural areas. I.e. unsustainable biomass use, a mineral surplus and soil degradation, deprivation of potentially valuable resources, and limited involvement of regional businesses and SMEs in existing bio-economy developments. The 18 partners are strongly embedded in regional settings, connected to many local partners. They will align stakeholders in BCA’s that would not have cooperated without BIOCAS interventions. Triple helix, science, business and governmental input will realize inclusive lasting bio cascade businesses, transforming costly waste to resources and viable business.Interreg IVB North Sea Region Programme: €378,520.00, fEC % 50.00%1/07/17 → 30/06/21
Meer dan de helft van de boerenbedrijven moet stoppen of krimpen vanwege de stikstofaanpak. Veel boeren willen toch al stoppen, omdat ze geen opvolger kunnen vinden én omdat het verdienmodel al jaren onder druk staat. Tot 2030 komen er in de Regio Foodvalley meer dan 1,6 miljoen vierkante meter aan stallen en schuren leeg te staan. We spreken dan van Vrijkomende Agrarische Bebouwing (VAB). Regio Foodvalley bestaat uit acht gemeenten, namelijk Barneveld, Ede, Nijkerk, Rhenen, Renswoude, Scherpenzeel, Veenendaal en Wageningen. Betonfabrikanten zoeken naar alternatieve grondstofstromen voor zand en grind door stijgende grondstofprijzen en ontregelde toeleveringsketens. VAB bestaat voor 56% uit beton en 28% uit metselwerk. De stromen worden op dit moment laagwaardig hergebruikt als funderingsmateriaal onder wegen. Bij demontage van VAB (het separaat breken van beton- en metselpuin) kunnen de stromen worden hergebruikt door betonfabrikanten voor hoogwaardige betonproducten, waardoor de cirkel wordt gesloten. Dit project heeft tot doel om de keten in Foodvalley in beeld te brengen qua hoeveelheden VAB en wie per ketenschakel partijen zijn en welke partners gezamenlijk een circulaire betonketen uit VAB willen vormen. Het projectresultaat is de aanzet tot een circulaire betonketen in Foodvalley met een goede businesscase en passende governance. Het consortium bestaat uit de Christelijke Hogeschool Ede (CHE), Bosch Beton en Living Lab Regio Foodvalley Circulair en betreft een nieuw netwerk. Partijen uit de triple helix werken in Regio Foodvalley, onder de naam Living Lab Regio Foodvalley Circulair, aan een toekomstbestendige en volhoudbare economie waarin circulair de gewoonte is. Betonfabrikant Bosch Beton heeft behoefte aan een continue stroom van beton uit VAB, een winstgevend verdienmodel en zekerheid dat alle ketenpartijen meewerken aan de circulaire betonketen uit VAB, voordat zij hierin gaat investeren. In dit project worden deze randvoorwaarden onderzocht.