Dienst van SURF
© 2025 SURF
Uit de Managementsamenvatting: "In dit rapport beschrijven we de opzet en de uitkomsten van de evaluatie van het project Online Stagebegeleiding dat is uitgevoerd vanuit de Stimuleringsregeling Open en Online Onderwijs (projectcode O019-03). Het project had als doel om kennis te ontwikkelen over hoe online stagebegeleiding kan worden ingezet ter verrijking van werkplekleren in het hoger onderwijs. De conclusies en de daarop gebaseerde aanbevelingen presenteren wij in dit rapport met als doel de opgedane inzichten beschikbaar en inzichtelijk te maken voor geïnteresseerden in online onderwijs, stagebegeleiding of onderwijsinnovatie in het algemeen. Uit onderzoek blijkt dat goede begeleiding cruciaal is voor het succes van werkplekleren. Docenten zijn echter grotendeels niet op de werkplek aanwezig en hebben vaak (zeer) beperkte tijd om hun stagiairs te begeleiden. Daarbij is het voor studenten vaak moeilijk om hun leerproces op de stage te reguleren. In het project hebben wij de reeds bestaande Stage-App uitgebreid met functionaliteit voor docenten ter ondersteuning van de stagebegeleiding en hebben we deze ingezet in drie pilots."
Dit document is geschreven voor docenten die stagiairs begeleiden en ter ondersteuning daarvan de Stage-App gaan gebruiken. Het doel is om praktische tips en inzichten te geven voor het (deels) online begeleiden van stagiairs. Deze handreiking bestaat uit drie onderdelen: 1) Wat is bekend over goede (online) stagebegeleiding? 2) Hoe werkt de Stage-App? 3) Hoe gebruik je de Stage-App in het stagebegeleidingsproces? Dit rapport hoort bij https://www.hu.nl/onderzoek/projecten/online-stagebegeleiding
Een transformatie naar een nieuw economisch paradigma gaat niet vanzelf: wij maken als mensen onderdeel uit van het gevestigde systeem en gedragen ons daar ook naar. Om een echte transformatie te kunnen maken naar een samenleving met nieuwe en andere waarden moeten we eerst te rade gaan bij onszelf. Waarom doe ik wat ik doe? Hoe verhoud ik mij tot anderen en de samenleving? Wat is het effect daarvan? Word ik daar gelukkig van? Kan het ook anders? We moeten leren om kritisch te kijken naar onszelf, de natuur, de maatschappij, de systemen die wij gecreëerd hebben, waaronder ook ons eigen onderwijssysteem. Rust en stilte Dit nadenken en bezinnen kan alleen vanuit rust en stilte. In het muziekstuk 4’33” van componist John Cage spelen de opgestelde muzikanten 4 minuten en 33 seconden lang geen noot. Met de verwijzing naar dit muziekstuk willen de schrijvers benadrukken dat het nemen van rust en stilte in een tijd van een steeds sneller draaiende economie met meer en meer burn-outs (van mensen, systemen en uiteindelijk ook de Aarde) geen vanzelfsprekendheid is. Het zoeken naar rust en stilte in een dolgedraaide wereld vergt om een actieve inspanning. Vanuit het bewustzijn dat vanuit het stilstaan ontstaat is het mogelijk ons ONT-wikkelen: het losmaken van ingesleten patronen, waarden en gewoonten die ons met de paplepel zijn ingegoten. Een mindshift is nodig is om te komen tot andere maatschappelijke waarden en systemen. Het slagen van de circulaire economie is daarvan in grote mate afhankelijk. Deze vergt andere waardesystemen, andere vormen van samenwerking en een andere consumentenvraag. Die komen er niet vanzelf, dat vergt tijd, inspanning en zelfreflectie op alle niveaus. Behoefte Het boek is geschreven door het ‘collectief circulaire economie’: een samenwerkingsverband tussen auteurs van binnen en buiten Fontys. Het doel van het boek is een nieuw licht te werpen op de benodigde transitie naar een circulaire economie. Het voorziet daarmee in een behoefte van onze studenten, die vragen om meer literatuur over circulaire economie. Daarnaast is het boek ook bedoeld voor docenten en professionals. In de diverse hoofdstukken laten de auteurs zien dat de transitie naar een circulaire economie meer is dan het sluiten van grondstofkringlopen. Zij betogen dat een circulair economisch model niet verenigbaar is met het huidige economische systeem gericht op onstuitbare groei en financiële winstmaximalisatie. De transitie naar een echt circulaire economie vergt een grotere transformatie van de maatschappij als geheel: van een competitieve naar een meer coöperatieve samenleving, van een individualistische naar een netwerksamenleving en van het loslaten van ingesleten consumptiepatronen zoals de wens tot steeds meer bezit. Dat er hierin al iets aan het veranderen is in de maatschappij is zichtbaar: een bijvoorbeeld is de razendsnelle en succesvolle opkomst van servicegerichte bedrijvigheid, zoals bijvoorbeeld Swapfiets, waarbij studenten voor een vast per maand altijd een werkende fiets ter beschikking hebben
LINK
TechForFuture en SRON hebben elkaar gevonden op het onderzoeksterrein van de nanotechnologie. SRON is het Nederlands Instituut voor Ruimtevaartonderzoek, een van de acht NWO-instituten, gespecialiseerd in hoogwaardig, fundamenteel onderzoek op het snijvlak van space-technologie, ruimte-instrumentarium en de enabling technologieën. TechForFuture (TFF) is het Centre of Expertise HTSM-Oost, een samenwerking van Saxion en Windesheim, voor praktijkgericht onderzoek binnen het kennisterrein van de Hightech Systemen en Materialen. Door de samenwerking tussen TFF en SRON ontstaat een doorlopende kennislijn van fundamenteel naar toepassingsgericht en wordt de interactie tussen fundamenteel en toepassing in het mkb versterkt. Deze samenwerking krijgt vorm in de persoon van Aleksandar Andreski, die als gezamenlijk onderzoeker actief zal zijn bij zowel TFF als SRON. Zijn opdracht is de praktijkgerichte valorisatiekennis van TFF te verbinden met de fundamentele kennis en ervaring van SRON, om zo een brug te slaan tussen nieuwe technologie, inclusief de praktijk van de engineering uit het ruimteonderzoek en praktijktoepassing in en met het mkb.
Aanleiding Mede door de vergrijzing groeit de zorgvraag in Nederland. Tegelijkertijd vallen veel verpleegkundigen uit door fysieke en mentale arbeidsbelasting. Dit begint al tijdens de opleiding/aan de start van de loopbaan. Dreigende arbeidstekorten en decentralisatie in de zorg vragen om verpleegkundigen die regie kunnen voeren over hun eigen werkgerelateerde gezondheid. Er is nog weinig wetenschappelijke kennis over het vroegtijdig signaleren en aanpakken van uitval onder verpleegkundigen. Bovendien hapert de invoer van effectieve interventies. Daarom willen zorginstellingen, verpleegkunde-opleidingen en wetenschappelijke organisaties onderzoek doen naar de oorzaken van uitval en een instrument ontwikkelen om problemen vroegtijdig te herkennen en te ondervangen. Doelstelling Het consortium wil een wetenschappelijk en praktisch onderbouwd instrumentarium ontwikkelen voor het signaleren van risicofactoren, gezondheidsproblemen, productiviteitsverlies en uitval bij stagiairs en beginnende verpleegkundigen, met daaraan gekoppeld effectieve preventieve interventies voor in de onderwijs- en stagepraktijk. Het programma kent twee fases. 1) literatuuronderzoek, kwalitatief onderzoek naar nog onbekende risicofactoren en longitudinaal cohortonderzoek vormen de basis voor een signaleringsinstrument/predictiemodel. In het cohortonderzoek worden van 750 (aankomend) verpleegkundigen 2,5 jaar de determinanten voor uitval gemonitord. In expertmeetings selecteert men vervolgens 6 evidencebased interventies. 2) het onderzoeksteam pre-test deze interventies op eerste haalbaarheid bij studenten verpleegkunde met risico. De 2 kansrijkste interventies, één voor mentale en één voor fysieke werkbelasting, worden in pilots op effectiviteit getoetst. In het onderzoek zet men de psychometrisch beproefde meetinstrumenten in van de European Nurses Early Exit Study (online enquêtes), aangevuld met inzichten uit interviews, fysieke metingen en praktijkobservaties. Beoogde resultaten De beoogde resultaten van het project zijn: " inzicht in de fysieke en mentale problemen van verpleegkundigen; " een gevalideerd predictiemodel voor geïndiceerde preventie in de zorg; " good practices en een kant-en-klare webapplicatie voor vroegsignalering met interventies in het stageonderwijs en het werkveld om uitval te voorkomen; " valorisatie van kennis in co-creatie met studenten, zorginstellingen en zorgprofessionals in de regio; " kennisinput voor de opleidingen Nurse practitioner, Verpleegkunde, Arbeid en Gezondheid, HRM. Een grote groep studenten is respondent in het onderzoek. In de uitvoering participeren ook studenten en daarnaast onder meer lectoren, onderzoekers en docenten van Hogeschool Rotterdam en twee promovendi. Voor de wetenschappelijke disseminatie worden refereerbijeenkomsten en presentaties gehouden op internationale congressen, en proefschriften en artikelen geschreven gepubliceerd. De verspreiding onder maatschappelijke partners gebeurt via vakpublicaties, expertmeetings en een slotsymposium. Met internationale partners uit het netwerk worden mogelijkheden verkend voor internationale parallelstudies.
Weinig basisschoolleerlingen kiezen voor de technische profielen in het vmbo, terwijl juist daar kansen liggen. Leerlingen en ouders hebben een beperkt beeld van de mogelijkheden in de techniek. De vraag in dit project is hoe hands-on ervaring met technisch vmbo-onderwijs in groep 6 en 7 kan bijdragen aan interesseontwikkeling en schoolkeuze.Doel De arbeidsmarkt staat te springen om mbo-technici maar onder vmbo-leerlingen zijn de technische profielen vaak weinig populair en het kost vmbo-scholen, met name in de stedelijke omgeving, veel moeite om een levensvatbaar techniekaanbod in stand te houden. In T is for Tech werken de vmbo’s in de regio Eemland, gesteund door het landelijke actieplan "Sterk TechniekOnderwijs (STO)", daarom samen aan aantrekkelijk en up-to-date techniekonderwijs in het vmbo. Eén actielijn binnen dit project richt zich op de instroom vanuit de basisschool. Daarvoor is het belangrijk beter zicht te krijgen op de interesseontwikkeling van leerlingen in de vmbo-doelgroep, de beelden en waarden die bepalend zijn voor hun schoolkeuze, en de rol van leerkrachten, peers en ouders in dit proces. Looptijd 01 januari 2020 - 31 december 2023 Aanpak De leerlijn techniek in het basisonderwijs wordt nader ingevuld met behulp van de “Maakkunde”-materialen die door NEMO ontwikkeld zijn. Specifiek voor groep 6 en 7 worden onderwijseenheden ontwikkeld in samenwerking met techniekdocenten uit het vmbo, waarbij ook een deel van het onderwijs plaatsvindt in de werkplaatsen van het vmbo en bij betrokken bedrijven. Leerlingen ontwerpen en maken producten die ook aan de ouders gepresenteerd zullen worden. Deelnemende leerkrachten en stagiairs volgen (na)scholing die mede aangeboden wordt door de vmbo’s. Onderzoekers vanuit de HU begeleiden de ontwikkeling van deze activiteiten en onderzoeken de effecten op kennis, vaardigheid en houding bij leerlingen, ouders, leerkrachten en leerkrachten in opleiding.