Educational innovations often tend to fail, mainly because teachers and school principals do not feel involved or are not allowed to have a say. Angela de Jong's dissertation shows the importance of school principals and teachers leading 'collaborative innovation' together. Collaborative innovation requires a collaborative, distributed approach involving both horizontal and vertical working relationships in a school. Her research shows that teams with more distributed leadership have a more collaborative 'spirit' to improve education. Team members move beyond formal (leadership) roles, and work more collectively on school-wide educational improvement from intrinsic motivation. De Jong further shows that school principals seek a balance in steering and providing space. She distinguished three leadership patterns: Team Player, Key Player, Facilitator. Team players in particular are important for more collaborative innovation in a school. They balance between providing professional space to teachers (who look beyond their own classroom) and steering for strategy, frameworks, boundaries, and vision. This research took place in schools working with the program of Foundation leerKRACHT, a program implemented by more than a thousand schools (primary, secondary, and vocational education). The study recommends, towards school principals and teachers, and also towards trainers, policymakers, and school board members, to reflect more explicitly on their roles in collaborative innovation and talk about those roles.
Educational innovations often tend to fail, mainly because teachers and school principals do not feel involved or are not allowed to have a say. Angela de Jong's dissertation shows the importance of school principals and teachers leading 'collaborative innovation' together. Collaborative innovation requires a collaborative, distributed approach involving both horizontal and vertical working relationships in a school. Her research shows that teams with more distributed leadership have a more collaborative 'spirit' to improve education. Team members move beyond formal (leadership) roles, and work more collectively on school-wide educational improvement from intrinsic motivation. De Jong further shows that school principals seek a balance in steering and providing space. She distinguished three leadership patterns: Team Player, Key Player, Facilitator. Team players in particular are important for more collaborative innovation in a school. They balance between providing professional space to teachers (who look beyond their own classroom) and steering for strategy, frameworks, boundaries, and vision. This research took place in schools working with the program of Foundation leerKRACHT, a program implemented by more than a thousand schools (primary, secondary, and vocational education). The study recommends, towards school principals and teachers, and also towards trainers, policymakers, and school board members, to reflect more explicitly on their roles in collaborative innovation and talk about those roles.
In March 2020 schools in The Netherlands closed to contain the spread of Covid-19 virus. Shortly after, schools took to online education. The condensed setting of the Covid-19 situation provided a background to study which learning activities and tools teachers choose in online education and how they use them to promote interaction. Interaction is quintessential to learning but in online education it is not easy to provide room for interaction. Our central research question therefore is how interaction within online education activities change over time. An online longitudinal survey amongst teachers was conducted. The first four rounds took place in the early stages of the lockdowns and shortly after. In total 179 different secondary school teachers participated of whom 16 responded three rounds or more. Most teachers use tools in online education that can facilitate more interaction than necessary for the Instructional Design. This means that improving interaction in online education is more a pedagogical challenge than a technical one. It was also found that teachers who deploy Instructional Designs that require more interaction use more and different tools. However, only few of these tools seem to facilitate the interactive quality the teachers pursued. Over time we saw the interactive quality of Instructional Design and tools converge. We are in awe of the artful way in which some teachers manage to combine the possibilities of different tools to establish high interactive quality in the online learning processes they conduct.
De COVID-19-pandemie heeft het belang duidelijk gemaakt van continuïteit van zorgverlening binnen de GGZ. Online behandeling is een veelbelovende oplossing daarvoor. Vaktherapie is een vaak ingezette behandeling voor psychiatrische aandoeningen. Vaktherapie is ervaringsgericht en bestaat uit beeldende, dans-, drama-, muziek-, psychomotorische en/of speltherapie. Vaktherapie wordt tot dusverre nog niet online aangeboden. Virtual Reality (VR) is een innovatieve manier om vaktherapie online aan te bieden. Eerder is een innovatieve online vaktherapieruimte ontwikkeld, de VR Health Experience (VRhExp). Hierdoor konden cliënten online vanuit huis aan vaktherapie deelnemen. De VRhExp werd door vaktherapeuten als veelbelovend beschouwd. Tegelijkertijd gaven vaktherapeuten aan specifieke interventies te missen. Het ´ARts and psychomotoR Interventions for Virtual rEality (ARRIVE)´ project stelt zich ten doel om vaktherapeutische VR-interventies te ontwikkelen en te bouwen voor de VRhExp. Vervolgens worden de VR-interventies in pilots onderzocht. Dit wordt gedaan door IT-technici, vaktherapeuten en onderzoekers met behulp van de Design Thinking methode. De VR-interventies worden Open Access beschikbaar gesteld. Door het opnemen van VR-interventies in de VRhExp wordt deze daadwerkelijk bruikbaar voor het aanbieden van online vaktherapie. Dit praktijkonderzoek wordt uitgevoerd door de lectoraten ‘Vaktherapie bij Persoonlijkheidsstoornissen’ en ‘Innovatie in de Care’ van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen in samenwerking met twee vaktherapeutische praktijken (MKB) en GGNet (Centrum voor Geestelijke Gezondheid). De onderzoeksresultaten worden geïmplementeerd in het onderwijs en het werkveld.
Vanuit het basisonderwijs is de behoefte groot om meer vanuit een whole-child approach de schooldag in te richten, waarbij er niet alleen focus is op de cognitieve ontwikkeling, maar een bredere focus op welbevinden van kinderen. Die behoefte is gegroeid door de lockdowns in 2020 en 2021. Leerkrachten geven aan dat zij meer kinderen in de klas hebben die problemen in hun gedrag laten zien, zowel in de omgang met volwassenen en met andere kinderen, als verminderde taakgerichtheid in de klas. Enkele groepsleerkrachten en vakleerkrachten bewegingsonderwijs experimenteren daarom met het meer dynamisch inrichten van de schooldag, waarbij er regelmatig een afwisseling is van zittend leren en (gezamenlijke) beweegmomenten. Maar vervolgens ervaren groepsleerkrachten problemen in tijd, ruimte, materiaal, betrokkenheid van kinderen en aanpak bij de voorbereiding en organisatie van een beweegmoment. Daarnaast ondervinden de groepsleerkrachten en vakleerkrachten weerstand bij collega’s (“onrust in de klas”), directie en ouders (“wordt er nog wel geleerd op school?”) in het vormgeven, implementeren en borgen van een meer dynamische schooldag. In dit project ontwerpen de deelnemende scholen aan de hand van een basis onderwijsinnovatie Dynamische Schooldag, een Dynamische Schooldag op maat, passend bij hun context. Het onderzoeksplan heeft als basis een hybride effect-implementatie trial, wat betekent dat we het proces van de implementatie en het effect evalueren. De onderzoeksvragen zijn: 1) In hoeverre lukt het schoolteams om een op maat gemaakte Dynamische Schooldag toe te passen en wat zijn faciliterende en belemmerende factoren in het implementatieproces (procesevaluatie)? En 2) Wat is het effect van een dynamische schooldag op het welbevinden van 8-12 jarige leerlingen, het gedrag in de klas (taakgerichtheid, sfeer en sociale omgang) en hun zit- en beweeggedrag?
Het consortium ‘iXpact: Gepersonaliseerd leren met en over ict’ richt zich op het verbeteren van onderwijs en (leraren)opleidingen met behulp van ict en tbv de digitale samenleving. Digitalisering in het onderwijs is een complexe innovatie die vraagt om een integrale benadering en transformatief leren op alle niveaus in de onderwijsorganisatie. De centrale focus van het iXpact-consortium, dat wat praktijkpartners, lerarenopleidingen en onderzoekers verbindt, is de vraag hoe (aankomend) onderwijsprofessionals effectief kunnen worden toegerust en ondersteund voor deze innovatie. Het consortium iXpact heeft tot doel om reeds aanwezige kennis sectordoorsnijdend (po, vo, mbo, hbo) te bundelen en verder uit te bouwen en met die kennis de onderwijspraktijk en lerarenopleidingen beter te voeden. iXpact richt zich op het organiseren van de processen die nodig zijn om bestaande kennis (verder) toepasbaar te maken in de praktijk ten behoeve van de onderwijsprofessionals (leraren/docenten, lerarenopleiders, leidinggevenden) en de processen die nodig zijn om de vraagarticulatie ten behoeve van nieuwe onderzoeksvragen te versterken en de benodigde onderzoeksexpertise bijeen te brengen. Het doel is dat bestaande en nieuwe onderzoeksresultaten méér zichtbaar effect hebben in de schoolorganisaties en lerarenopleidingen en beter bijdragen aan de beoogde onderwijsinnovatie met ict. iXpact bouwt voort op de verbinding van het iXperium/Centre of Expertise Leren met ict van de HAN in structurele regionale en/of sectorale samenwerkingen en langlopende projecten. In deze samenwerkingsverbanden en projecten participeren vele onderwijspartners in po, vo en mbo, lerarenopleidingen, diverse hogescholen en onderzoekspartners. Het consortium beoogt deze verbinding te versterken in een landelijke, sectoroverstijgende structurele kennisinfrastructuur. Om dat te realiseren bouwt iXpact aan: een kennisorganisatie rond het thema van lectoren, practoren, universitair en overige onderzoekers met een gerichte kennisagenda als basis voor het ontsluiten van kennisproducten en nieuw onderzoek; een landelijke, sectoroverstijgende community van onderwijspraktijk, lerarenopleidingen en onderzoek; professionalisering en een netwerk van kartrekkers, leidinggevenden en procesbegeleiders/onderzoekers.