Dienst van SURF
© 2025 SURF
Background: The present study investigates the suitability of various treatment outcome indicators to evaluate performance of mental health institutions that provide care to patients with severe mental illness. Several categorical approaches are compared to a reference indicator (continuous outcome) using pretest-posttest data of the Health of Nation Outcome Scales (HoNOS). Methods: Data from 10 institutions and 3189 patients were used, comprising outcomes of the first year of treatment by teams providing long-term care. Results: Findings revealed differences between continuous indicators (standardized pre-post difference score ES and ΔT) and categorical indicators (SEM, JTRCI, JTCS, JTRCI&CS, JTrevised) on their ranking of institutions, as well as substantial differences among categorical indicators; the outcome according to the traditional JT approach was most concordant with the continuous outcome indicators. Conclusions: For research comparing group averages, a continuous outcome indicator such as ES or ΔT is preferred, as this best preserves information from the original variable. Categorical outcomes can be used to illustrate what is accomplished in clinical terms. For categorical outcome, the classical Jacobson-Truax approach is preferred over the more complex method of Parabiaghi et al. with eight outcome categories. The latter may be valuable in clinical practice as it allows for a more detailed characterization of individual patients.
The importance of leadership is increasingly recognized in relation to digital transformation. Therefore, middle management and top management must have the competencies required to lead such a transformation. The purpose of this paper is to investigate the relationship between the digital leader competencies as set out by the European e-competence framework (e-CF) and the digital transformation of organizations. Also, the relationship between digital leadership competency (DLC) and IT capability is examined. An empirical investigation is presented based on a sample of 433 respondents, analyzed using PLS-SEM. The results strongly support our hypotheses. DLC has a strong impact on organizational digital transformation. A post-hoc analysis showed this is predominantly the case for the e-CF competencies of business plan development, architecture design, and innovating while business change management and governance do not seem to affect organizational digital transformation. This is the first empirical study to conceptualize, operationalize and validate the concept of DLC, based on the e-competence framework, and its impact on digital transformation. These findings have significant implications for researchers and practitioners working on the transformation toward a digital organization.
MULTIFILE
The swift enhancement of technology has affected the business environment as higher education alone no longer plays a definitive role in the employment process. To meet the emerging requirements of employers, individuals, specifically students, need to gain more entrepreneurial tendencies. The aim of this study is to investigate the factors affecting the entrepreneurial intention (EI) of university students. In order to do so, five constructs (EI, individual entrepreneurial orientation (IEO), self-efficacy, environmental support, and knowledge sharing) and their items taken from existing literature were used within the proposed model, and the constructed hypotheses were evaluated using structural equation modelling (SEM). Based on the model, a survey was distributed to 332 students of various universities.Self-efficacy and IEO are expected to be the prime factors affecting EI, whereas environmental support and knowledge sharing are expected to have more of an indirect effect on EI. Overall, this study will help establish the influencers of EI among university students.
Massafabricage in de (MKB) maakindustrie is aan het veranderen in flexibele fabricage en assemblage van kleine series, klantspecifieke onderdelen en eindproducten. Hiervoor zijn nieuwe systemen voor het MKB nodig, waarin robots en mensen samen kunnen werken en die zich snel kunnen aanpassen aan nieuwe productieomstandigheden met lage opstartkosten. De ambitie van het project ?(G)een Moer Aan!? is om het herconfigureren van een robotsysteem voor een nieuwe taak in een productieomgeving net zo eenvoudig en snel te maken als het gebruik van een smartphone. Zo?n benadering biedt kansen om de skills van de operator te benutten. De operator kent immers zijn processen en de robot wordt zijn hulpje. Op vraag van betrokken mkb partners is de focus gelegd op een repeterende productiehandeling die in veel sectoren voorkomt en die relatief veel arbeidstijd kost: het indraaien van moeren en bouten in een object. De centrale onderzoeksvraag van het project luidt: Hoe kan een operator een robot eenvoudig, snel en veilig inleren om assemblage handelingen te verrichten voor het snel en robuust verbinden van bouten, moeren en ringen met objecten? Resultaat van dit praktijkgerichte onderzoeksproject is een algemeen bruikbare en gevalideerde ontwerpmethodiek voor de opzet van een gebruiksvriendelijke user interface van een boutmontagerobot op de werkvloer. Door slim gebruik van geïntegreerde inzet van CAD productinformatie, vision technologie en compliant (meegaand) gripping en placing wordt de robot zo veel als mogelijk vooraf automatisch geconfigureerd. Het projectconsortium dat het onderzoek gaat uitvoeren bestaat uit: " 13 bedrijven (12 mkb) actief als toeleverancier, system integrator of gebruiker op het terrein van industriële robotica (Yaskawa, ABB, Smart Robotics, Hupico, Festo, CSi, Demcon, Heemskerk Innovate, WWA, Van Schijndel Metaal, Van Beek, Tegema en Zest Innovate); " Hogescholen Fontys (penvoerder), Avans, Utrecht en NHL; " Kennisinstellingen TNO en DIFFER; " Coöperaties Brainport Industries, FEDA en Koninklijke Metaalunie; " De gemeente Eindhoven is betrokken als partner in de klankbordgroep. De gemeente ondersteunt het belang van dit project voor behoud en verbetering van arbeidsplaatsen in de maakindustrie. Er zullen circa 20 (docent)onderzoekers van de hogescholen en ongeveer 80 studenten betrokken worden bij dit project, die in de vorm van stages en afstudeeronderzoeken werken aan interessante vraagstukken direct afkomstig uit de beroepspraktijk. Naast genoemde meerwaarde voor het bedrijfsleven beoogt het project een verdere verankering van kennis en kunde in onderwijs en lectoraten en een vergroting van de kwaliteit van docenten en afstudeerders.
3D betonprinten is een techniek met een grote potentie voor de bouwsector . Het in 2018 geëindigde RAAK-mkb KONKREET project, heeft voor lectoraat Industrial Design en de betrokken partners veel inzichten op gebied van 3D betonprinten opgeleverd. (van Beuren & Vrooijink, 2018) Één van deze inzichten is dat door het laagsgewijs opbouwen van het object bij 3D betonprinten het wapenen nog als uitdaging kan worden gezien. Immers als de wapening er al is wanneer de printkop er langs komt zit deze de printkop in de weg, en wanneer deze later aangebracht moet worden kan het beton al zijn uitgehard. Dit ‘wapeningsprobleem’ zorgt ervoor dat wapening uit het printvlak in-situ niet te realiseren is. Binnen het KONKREET project is hiervoor als oplossing een concept met technisch textiel bedacht om te wapenen. Hierbij kan het vormbare textiel tijdens het printproces tegen het oppervlak worden aangedrukt. De partners van dit project, Ter Steege advies & innovatie en Vertico XL printing, willen bewijzen dat door het concept verder uit te werken een belangrijke drempel van het 3D betonprinten kan worden weggenomen. Het doel is om een methode te ontwikkelen om in-situ wapening in de vorm van technisch textiel te realiseren bij 3D geprint beton. Dit vraagt om een creatieve oplossing. Om dit te doen zijn er 6 projectstappen: 1. Belastingseis vaststellen 2. Geschikt textiel selecteren 3. Methode ontwikkelen voor het aanbrengen van textiel 4. Onderzoek naar binding textiel aan het beton 5. Onderzoek naar de mechanische eigenschappen van het nieuwe materiaal 6. Disseminatie van de opgedane kennis. Belangrijk is om hierbij te benoemen dat het om een verkennend onderzoek gaat waarbij onderzocht wordt of het een kansrijke wapeningsmethode kan zijn.
Size measurement plays an essential role for micro-/nanoparticle characterization and property evaluation. Due to high costs, complex operation or resolution limit, conventional characterization techniques cannot satisfy the growing demand of routine size measurements in various industry sectors and research departments, e.g., pharmaceuticals, nanomaterials and food industry etc. Together with start-up SeeNano and other partners, we will develop a portable compact device to measure particle size based on particle-impact electrochemical sensing technology. The main task in this project is to extend the measurement range for particles with diameters ranging from 20 nm to 20 um and to validate this technology with realistic samples from various application areas. In this project a new electrode chip will be designed and fabricated. It will result in a workable prototype including new UMEs (ultra-micro electrode), showing that particle sizing can be achieved on a compact portable device with full measuring range. Following experimental testing with calibrated particles, a reliable calibration model will be built up for full range measurement. In a further step, samples from partners or potential customers will be tested on the device to evaluate the application feasibility. The results will be validated by high-resolution and mainstream sizing techniques such as scanning electron microscopy (SEM), dynamic light scattering (DLS) and Coulter counter.