Dienst van SURF
© 2025 SURF
Abstract: Background: Chronic obstructive pulmonary disease (COPD) and asthma have a high prevalence and disease burden. Blended self-management interventions, which combine eHealth with face-to-face interventions, can help reduce the disease burden. Objective: This systematic review and meta-analysis aims to examine the effectiveness of blended self-management interventions on health-related effectiveness and process outcomes for people with COPD or asthma. Methods: PubMed, Web of Science, COCHRANE Library, Emcare, and Embase were searched in December 2018 and updated in November 2020. Study quality was assessed using the Cochrane risk of bias (ROB) 2 tool and the Grading of Recommendations, Assessment, Development, and Evaluation. Results: A total of 15 COPD and 7 asthma randomized controlled trials were included in this study. The meta-analysis of COPD studies found that the blended intervention showed a small improvement in exercise capacity (standardized mean difference [SMD] 0.48; 95% CI 0.10-0.85) and a significant improvement in the quality of life (QoL; SMD 0.81; 95% CI 0.11-1.51). Blended intervention also reduced the admission rate (relative ratio [RR] 0.61; 95% CI 0.38-0.97). In the COPD systematic review, regarding the exacerbation frequency, both studies found that the intervention reduced exacerbation frequency (RR 0.38; 95% CI 0.26-0.56). A large effect was found on BMI (d=0.81; 95% CI 0.25-1.34); however, the effect was inconclusive because only 1 study was included. Regarding medication adherence, 2 of 3 studies found a moderate effect (d=0.73; 95% CI 0.50-0.96), and 1 study reported a mixed effect. Regarding self-management ability, 1 study reported a large effect (d=1.15; 95% CI 0.66-1.62), and no effect was reported in that study. No effect was found on other process outcomes. The meta-analysis of asthma studies found that blended intervention had a small improvement in lung function (SMD 0.40; 95% CI 0.18-0.62) and QoL (SMD 0.36; 95% CI 0.21-0.50) and a moderate improvement in asthma control (SMD 0.67; 95% CI 0.40-0.93). A large effect was found on BMI (d=1.42; 95% CI 0.28-2.42) and exercise capacity (d=1.50; 95% CI 0.35-2.50); however, 1 study was included per outcome. There was no effect on other outcomes. Furthermore, the majority of the 22 studies showed some concerns about the ROB, and the quality of evidence varied. Conclusions: In patients with COPD, the blended self-management interventions had mixed effects on health-related outcomes, with the strongest evidence found for exercise capacity, QoL, and admission rate. Furthermore, the review suggested that the interventions resulted in small effects on lung function and QoL and a moderate effect on asthma control in patients with asthma. There is some evidence for the effectiveness of blended self-management interventions for patients with COPD and asthma; however, more research is needed. Trial Registration: PROSPERO International Prospective Register of Systematic Reviews CRD42019119894; https://www.crd.york.ac.uk/prospero/display_record.php?RecordID=119894
Lesson study is een methode waarbij een groep docenten zelf een vernieuwende les voorbereidt, en samen onderzoekt of deze werkt voor de leerlingen. In een stapsgewijs proces van ontwerpen, onderzoeken en bijstellen, werken docenten zo aan hun professionele ontwikkeling. Fontys en de Universiteit Gent onderzoeken momenteel de effectiviteit en toepasbaarheid hiervan bij LO.
In het middelbaar beroepsonderwijs worden hybride leeromgevingen, waarin de contexten van school en werk worden geïntegreerd, gezien als een veelbelovende manier om onderwijs en praktijk beter op elkaar aan te laten sluiten. Er is weinig bekend over het duurzaam ontwerpen van deze integratieve leeromgevingen binnen een mbo-instelling als geheel, waarbij het gaat om leeromgevingen van verschillende sectoren. In deze meervoudige, tweejarige case study zijn 45 integratieve leeromgevingen op de grens van school en werk, verspreid over zes sectoren binnen één onderwijsinstelling in kaart gebracht. Deze leeromgevingen zijn in focusgroepen geanalyseerd op 1) waar zij zich bevinden op de dimensie school-werk, 2) de ontwerpkenmerken inhoudelijk, sociaal, temporeel, instrumenteel en ruimtelijk, en 3) bevorderende en belemmerende factoren bij het ontwerpen en uitvoeren van integratieve leeromgevingen. Dit onderzoek geeft inzicht in hoe deze leeromgevingen zijn ontworpen en welke factoren daarbij van belang zijn. Integratief samenwerken met het werkveld blijkt in alle sectoren mogelijk. De ontwerpkenmerken inhoudelijk, sociaal en ruimtelijk worden vaker als integratief ervaren dan het ontwerpkenmerk temporeel. Vanuit het temporele perspectief blijken vooral kaders van school leidend en komen daarmee naar voren als een belangrijke factor in het succesvol opschalen en verduurzamen van leeromgevingen.
MULTIFILE
The main objective is to write a scientific paper in a peer-reviewed Open Access journal on the results of our feasibility study on increasing physical activity in home dwelling adults with chronic stroke. We feel this is important as this article aims to close a gap in the existing literature on behavioral interventions in physical therapy practice. Though our main target audience are other researchers, we feel clinical practice and current education on patients with stroke will benefit as well.
In het project “ADVICE: Advanced Driver Vehicle Interface in a Complex Environment” zijn belangrijke onderzoeksresultaten geboekt op het gebied van het schatten van de toestand en werklast van een voertuigbestuurder om hiermee systemen die informatie geven aan de bestuurder adaptief te maken om zo de veiligheid te verhogen. Een voorbeeld is om minder belangrijke informatie van een navigatiesysteem te onderdrukken, zolang de bestuurder een hoge werklast ervaart voor het autorijden en/of belangrijke informatie juist duidelijker weer te geven. Dit leidt tot een real-time werklast schatter die geografische informatie meeneemt, geavaleerd in zowel een rijsimulator als op de weg. In de ontwikkeling naar automatisch rijden is de veranderende rol van de bestuurder een belangrijk (veiligheids) onderwerp, welke sterk gerelateerd is aan de werklast van de bestuurder. Indien rijtaken meer geautomatiseerd worden, wijzigt de rol van actieve bestuurder meer naar supervisie van de rijtaken, maar tevens met de eis om snel en gericht in te grijpen indien de situatie dit vereist. Zowel deze supervisie als interventietaak zijn geen eenvoudige taken met onderling een sterk verschillende werklast (respectievelijk lage en (zeer) hoge werklast). Of een goede combinatie inclusief snelle overgangen tussen deze twee hoofdtaken veilig mogelijk is voor een bestuurder en hoe dit dan het beste ondersteund kan worden, is een belangrijk onderwerp van huidig onderzoek. De ontwikkeling naar autonoom rijden verandert niet alleen de rol van de bestuurder, maar zal ook de eisen aan het rijgedrag van het voertuig beïnvloeden, de voertuigdynamica. Voor de actieve bestuurder kunnen snelle voertuigreacties op bestuurdersinput belangrijk zijn, zeker voor een ‘sportief’ rijdende bestuurder. Indien dit voertuig ook automatische rijtaken moet uitvoeren, kan juist een meer gelijkmatig rijgedrag gewenst zijn, zodat de bestuurder ook andere taken kan uitvoeren. Dit stelt eisen aan vertaling van (automatische) input naar voertuigreactie en aan de voertuigdynamica. Mogelijk wil zelfs een sportieve bestuurder een meer comfortabel voertuiggedrag tijdens automatisch rijden. Eveneens voor deze twee voertuigtoestanden, menselijke of automatische besturing, moet gezocht worden naar een goede combinatie inclusief (veilige) overgangen tussen deze twee toestanden. Hierbij speelt de werklast en toestand van de bestuurder een doorslaggevende rol. In de geschetste ontwikkelingen in automatisch rijden kunnen de onderzoeksresultaten van ADVICE een goede ondersteuning bieden. Veel van deze ontwikkelingen worstelen met het schatten van de werklast van de bestuurder als cruciaal (veiligheids) aspect van automatisch rijden. De ADVICE resultaten zijn echter gepresenteerd voor beperkt publiek en gepubliceerd op conferenties, waarvan de artikelen veelal slechts tegen betaling toegankelijk zijn. Daarnaast zijn dergelijke artikelen gelimiteerd in aantal pagina’s waardoor de over te dragen informatie beperkt is. Om een betere doorwerking van ADVICE aan ‘iedereen’ te realiseren en tevens de mogelijkheden hiervan in de toekomst van automatisch rijden te plaatsen, willen wij top-up gebruiken om hierover een artikel te schrijven en dit in een peer-reviewed Open Access tijdschrift online toegankelijk te maken. Hierdoor wordt de informatie voor iedereen, gratis toegankelijk (open access), is de inhoud uitgebreider aan te geven (tijdschriftartikel) en is de inhoud en kwaliteit goed en relevant voor het vakgebied (peer-reviewed).
Chronische gewrichtsaandoeningen zijn veelvoorkomende aandoeningen waarmee patiënten bij de fysiotherapeut of oefentherapeut komen. Aandoeningen zoals artrose en reuma veroorzaken problemen in het dagelijks functioneren vanwege pijn en verminderde mobiliteit. Genezing is vaak niet mogelijk, maar het bevorderen van zelfmanagement kan verergering voorkomen. Oefentherapeuten en fysiotherapeuten spelen een centrale rol in het ondersteunen van zelfmanagement bij patiënten met gewrichtsaandoeningen. De inzet van online toepassingen, waaronder mobiele applicaties, en online platforms, die gericht zijn op het bevorderen van zelfmanagement (in dit voorstel gedefinieerd als Behavioral Intervention Technologies: BITs) kunnen patiënten met chronische gewrichtsaandoeningen ondersteunen. Echter, voor veel professionals is het onduidelijk hoe BITs kunnen worden ingezet om zelfmanagement te vergroten en hoe dit gecombineerd kan worden met fysieke begeleiding. Daarom onderzoeken we in dit tweejarige project de manier waarop oefen- en fysiotherapeuten coaching op zelfmanagement via BITs kunnen vormgeven. In werkpakket 1 brengen we met een review, observaties en een concept mapping in kaart welke elementen en randvoorwaarden van BITs belangrijk zijn voor het bevorderen van zelfmanagement. Zodra we inzicht hebben in deze elementen en randvoorwaarden wordt in co-creatie met stakeholders toegewerkt naar beroepsrollen en beroepscompetenties die voorwaardelijk zijn voor het gebruik van BITs. Met de input van deze onderzoeksactiviteiten ontwikkelen we samen met de doelgroep de AmSOS methodiek die professionals helpt bij het gebruik van BITs om zelfmanagement te bevorderen bij patiënten met chronische gewrichtsaandoeningen (WP2). Om te bepalen in hoeverre de methodiek bruikbaar is in de praktijk wordt in WP3 een haalbaarheidsstudie opgezet waarbij 25 eerstelijnsfysio- en/of oefentherapiepraktijken de AmSOS methodiek gaan gebruiken in de behandeling van patiënten met chronische gewrichtsaandoeningen. Omdat gewrichtsaandoeningen een substantieel onderdeel zijn van de curricula, maar tegelijkertijd weinig aandacht wordt besteed aan technologie en zelfmanagement, ontwikkelen we in WP4 een onderwijsmodule voor scholing van studenten en praktiserende oefen- en fysiotherapeuten.