Dienst van SURF
© 2025 SURF
Cultuurbeschrijving ziekenhuizen naar aanleiding van de Zembla-uitzending over de hygiëne in ziekenhuizen uit 2009. Na deze uitzending zijn er regels en protocollen ingevoerd en hebben ziekenhuizen zich gecommitteerd aan een verandering van het gedrag van hun personeel.
Background: Advanced medical technologies (AMTs), such as respiratory support or suction devices, are increasingly used in home settings and incidents may well result in patient harm. Information about risks and incidents can contribute to improved patient safety, provided that those are reported and analysed systematically. Objectives: To identify the frequency of incidents when using AMTs in home settings, the effects on patient outcomes and the actions taken by nurses following identification of incidents. Methods: A cross-sectional study of 209 home care nurses in the Netherlands working with infusion therapy, parenteral nutrition or morphine pumps, combining data from a questionnaire and registration forms covering more than 13 000 patient contacts. Descriptive statistics were used. Results: We identified 140 incidents (57 adverse events; 83 near misses). The frequencies in relation to the number of patient contacts were 2.7% for infusion therapy, 1.3% for parenteral nutrition and 2.6% for morphine pumps. The main causes were identified as related to the product (43.6%), the organisation of care (27.9%), the nurse as a user (15.7%) and the environment (12.9%). 40% of all adverse events resulted in mild to severe harm to the patient. Incidents had been discussed in the team (70.7%), with the patient/informal caregiver(s) (50%), or other actions had been taken (40.5%). 15.5% of incidents had been formally reported according to the organisation's protocol. Conclusions: Most incidents are attributed to product failures. Although such events predominantly cause no harm, a significant proportion of patients do suffer some degree of harm. There is considerable underreporting of incidents with AMTs in home care. This study has identified a discrepancy in quality circles: learning takes place at the team level rather than at the organisational level.
Eén van de taken van verpleegkundigen is om de kwaliteit van hun werk te monitoren via richtlijnen en protocollen. Maar in mensgerichte beroepen doen zich voortdurend omstandigheden voor waarin regels geen antwoord geven op individuele situaties en behoeften van zorgvragers. Daar waar regelgeving en protocollen haperen als instrument voor het professionele handelen, zal de professional een beroep doen op andere bronnen van inspiratie. Die bronnen zijn, naast cognitieve kaders, de normen en waarden die gevormd worden in de opvoeding, de cultuur en religie, de opleiding en de sociale context van het beroep. De diverse bronnen worden, meestal in overleg met anderen, gewogen om tot wijze besluitvorming te komen. Het verwerven en gebruiken van bronnen voor wijze besluitvorming wordt in de literatuur aangeduid als een stap in de ontwikkeling tot ‘expert’ professional. Deze ontwikkeling zou vooral ná de opleiding plaatsvinden door het opdoen van ervaringen in de beroepspraktijk. De laatste jaren is in de literatuur hernieuwde belangstelling voor deze ‘vaardigheid van wijze besluitvorming’ van professionals. Deze belangstelling lijkt een reactie op de protocollair aangestuurde beroepspraktijk en de onmogelijkheid om alle professionele handelen daarin te vatten. Data uit onderwijskundige bronnen tonen aan dat studenten al in de opleiding starten met het ontwikkelen van deze vaardigheid. Doel van het onderzoek is om meer kennis te verzamelen over deze vaardigheid van wijze besluitvorming van de hbo-verpleegkundige en hoe zij bronnen van inspiratie inzetten in hun professionele handelen. Het onderzoek beoogt 1) literatuurstudie naar het ontwikkelen van de vaardigheid van wijze besluitvorming en de rol daarin van bronnen van inspiratie, 2) kwalitatief onderzoek onder laatstejaars studenten en novice hbo-verpleegkundigen naar welke bronnen zij ontwikkelen en inzetten in de vaardigheid van wijze besluitvorming, en 3) actieonderzoek naar het gebruik van de bronnen in het handelen in de verpleegkundige praktijk en het handelingsrepertoire uit te breiden.
De toename van spoedeisende ambulancevragen legt een enorme druk op hbo-professionals in de ambulancezorg en de spoedzorgketen. Een op de vier ambulancezorgritten, die de meldkamer met spoedurgentie uitgeeft, resulteert in behandeling ter plaatse zonder vervoer naar de spoedeisende hulp (SEH). Behandeling ter plaatse kan plaats vinden op straat, in huis of overal waar de patiënt zich bevindt. Dit wordt in vaktermen ook wel ‘Eerste Hulp Geen Vervoer’ (EHGV) genoemd. EHGV-zorg leidt echter ook tot het hoogste percentage incidentmeldingen en calamiteiten, omdat patiënten met spoedeisende ingangsklachten achteraf soms toch een SEH-verwijzing en behandeling nodig hadden. In een aantal gevallen leidt EHGV-zorg zelfs tot ernstige schade of de dood. Ambulanceprofessionals voelen handelingsverlegenheid bij de risicotaxatie en besluitvorming ter plaatse zonder het vervoeren van de patiënt naar de SEH. Ze willen namelijk graag het juiste doen voor de patiënt, maar missen voor EHGV-zorg aanvullende competenties en handvatten. Niet voor niets staat EHGV op nummer één van de Landelijke Onderzoeksagenda Ambulancezorg 2014-2018. Ambulancezorgprofessionals hebben het lectoraat AIZ gevraagd hen te helpen om de risicotaxatie en besluitvorming bij patiënten met onwelwording en tijdelijk bewustzijnsverlies ter plaatse te verbeteren. Daarmee willen ze de patiëntveiligheid verhogen door onnodige verwijzing (en drukte) of vertraging in verwijzing naar de SEH te voorkomen. In dit project wordt ontwerpgericht onderzoek toegepast, waarbij we in vier fases toewerken naar de ontwikkeling van bruikbare evidence based criteria en passende innovatieve tools voor verbeterde risicotaxatie en besluitvorming voor EHGV-zorg. Het gaat daarbij bij om patiënten met klachten van onwelwording en tijdelijk bewustzijnsverlies. De HAN werkt samen met twee regionale ambulancevoorzieningen in Gelderland, V&VN Ambulancezorg en Ambulancezorg Nederland als consortiumpartners. Via het netwerk van Acute Zorgregio Oost en Zorgbelang Gelderland-Utrecht sluiten andere ketenpartners en patiëntvertegenwoordigers aan. Alle partners verspreiden ontwikkelde kennis en producten via hun netwerk.
Het aantal alarmen dat afgaat op een Neonatale Intensive Care Unit (NICU) is hoog omdat de vitale fysiologische parameters van de neonaten als vanzelfsprekend continu gemonitord worden door medische apparatuur. Dit leidt tot een enorme alarmdruk bij NICU-verpleegkundigen, want elk alarm moet beoordeeld worden. Echter, slechts 20% van de klinische alarmen is relevant, wat niet alleen leidt tot inefficiënte werkprocessen, maar ook tot alarmmoeheid en daarmee bedreiging van patiëntveiligheid. Literatuur- en praktijkonderzoek door studenten HBO-ICT en onderzoekers van het lectoraat ICT-innovaties in de Zorg (Hogeschool Windesheim) op de NICU van Isala ziekenhuis in Zwolle laat zien dat er winst lijkt te behalen in het slim combineren van alarmen en het aanpassen van grenswaarden. Hier kan uiteraard niet zomaar mee geëxperimenteerd worden in de werkelijke klinische setting. Isala heeft daarom behoefte aan een testomgeving waarin de impact van alarmaanpassingen op alarmreductie gemeten kan worden zonder dat patiëntveiligheid daarmee in gevaar komt. Een digital twin kan hier een oplossing bieden. Dit is een replica van de fysieke, dynamische NICU-setting waarin data van patiënten, apparaten en hun onderlinge interacties gesimuleerd kunnen worden en artificial intelligence voorspellingen kan doen over de impact van veranderingen. In de gezondheidszorg wordt de potentie van digital twins de laatste twee jaar gezien en het aantal publicaties en best practices neemt toe, maar toepassingen op de intensive care-setting zijn nog dun gezaaid. Dit project, waarvoor Windesheim, Isala en data science agency Little Rocket de krachten bundelen, levert hier een bijdrage aan