Dienst van SURF
© 2025 SURF
Developers of charging infrastructure, be it public or private parties, are highly dependent on accurate utilization data in order to make informed decisions where and when to expand charging points. The Amsterdam The Amsterdam University of Applied Sciences in close cooperation with the municipalities of Amsterdam, Rotterdam, The Hague, Utrecht and the metropolitan region of Amsterdam developed both the back- and front-end of a decision support tool. This paper describes the design of the decision support tool and its DataWareHouse architecture. The back-end is based on a monthly update of charging data with Charge point Detail Records and Meter Values enriched with location specific data. The design of the front-end is based on Key Performance Indicators used in the decision process for charging infrastructure roll-out. Implementing this design and DataWareHouse architecture allows all kinds of EV related companies and cities to start monitoring their charging infrastructure. It provides an overview of how the most important KPIs are being monitored and represented in the decision support tool based on regular interviews and decision processes followed by four major cities and a metropolitan region in the Netherlands.
Since 2012 the dutch metropolitan area (the metropole region of amsterdam, the city of amsterdam, rotterdam, the hague, utrecht ) cooperate in finding the best way to stimulate electric mobility through the implementation of a public charging infrastructure. with more than 5600 charge points and 1.6 million charge sessions in the last two years this is one of the most extensively used public charging infrastructure available worldwide. in this paper a benchmark study is carried out to identify different charge patterns between these 5 leading areas with an extensive public charging infrastructure to establish whether and how charge behaviour (e.g. charged volume, capacity utilization, unique users) differs between cities. based on the results first explanations for possible differences in charge patterns between cities will be provided. the study aims to contribute to a better understanding of the utilization of public charging infrastructure in a metropolitan area existing of four city centres and the amsterdam metropolitan area and to provide input for policy makers to prepare a public charging infrastructure ready for the projected growth of electric mobility in the next five years.
Since the first release of modern electric vehicles, researchers and policy makers have shown interest in the deployment and utilization of charging infrastructure. Despite the sheer volume of literature, limited attention has been paid to the characteristics and variance of charging behavior of EV users. In this research, we answer the question: which scientific approaches can help us to understand the dynamics of charging behavior in charging infrastructures, in order to provide recommendations regarding a more effective deployment and utilization of these infrastructures. To do so, we propose a conceptual model for charging infrastructure as a social supply–demand system and apply complex system properties. Using this conceptual model, we estimate the rate complexity, using three developed ratios that relate to the (1) necessity of sharing resources, (2) probabilities of queuing, and (3) cascading impact of transactions on others. Based on a qualitative assessment of these ratios, we propose that public charging infrastructure can be characterized as a complex system. Based on our findings, we provide four recommendations to policy makers for taking efforts to reduce complexity during deployment and measure interactions between EV users using systemic metrics. We further point researchers and policy makers to agent-based simulation models that capture interactions between EV users and the use complex network analysis to reveal weak spots in charging networks or compare the charging infrastructure layouts of across cities worldwide.
Snelheid is één van de belangrijkste basisrisicofactoren in het verkeer. Hoe sneller er gereden wordt in een auto hoe groter de kans op (zware) ongevallen2 en hoe hoger de uitstoot. Veel verkeersveiligheidsbeleid spitst zich daarom toe op het voorkomen van te hoge snelheden en het voorkomen van te grote snelheidsverschillen. ISA, Intelligente Snelheid Adaptatie, is een van de technologische oplossingen die kan bijdragen aan het voorkomen van te hoge snelheden in auto’s. ISA kent vele verschijningsvormen, van informerend (via slimme technologie wordt de bestuurder geïnformeerd over de geldende maximumsnelheid) tot dwingend (de auto wordt fysiek beperkt om harder te rijden dan de maximumsnelheid). Inmiddels bestaat voldoende bewijs dat de acceptatiegraad van ISA hoog kan zijn, wanneer het systeem perfect werkt. De praktijk is echter weerbarstig, doordat systemen (soms) technisch kunnen falen of onvoldoende correcte informatie doorgeven aan de bestuurder. Dit staat de acceptatie van ISA in de weg; niet in de laatste plaats omdat onderzoek heeft aangetoond dat bestuurders hogere normen hanteren voor het accepteren van technisch falen in zelfrijdende voertuigen5. Een (rijtaakondersteunend)systeem moet ten alle tijden beter functioneren dan de mens. In ACTI-I wordt dit spanningsveld onderzocht. De vraag luidt: Welke impact heeft technisch falen op de acceptatie van ISA? Deze vraag wordt beantwoord middels 1) literatuuronderzoek naar falen en acceptatie van technologische systemen; 2) rijsimulator/deelnemersonderzoek naar de waardering voor ISA en of, en zo ja hoe, de waardering verandert al naar gelang het falen van het systeem toeneemt. We werken hiervoor samen met drie MKB’s die ISA systemen ontwikkelen en verkopen aan particulieren en de overheid. De resultaten van ACTI-I zullen worden gepubliceerd en vormen de basis voor een RAAK-MKB onderzoek naar de relatie tussen technisch falen en de bestuurdersacceptatie van ISA en andere geavanceerde rijhulpsystemen
Eerstelijns gesubsidieerde rechtshulp door professionals van Het Juridisch Loket (HJL) sluit niet goed aan op de behoeften van cliënten met multiproblematiek en hun dienstverlening sluit onvoldoende aan bij andere disciplines in het sociale domein. Daarom willen rechtshulpprofessionals van HJL samen met Hogeschool Utrecht, diverse professionals van gemeenten en organisaties voor maatschappelijke dienstverlening praktijkgericht onderzoek uitvoeren naar een integrale aanpak, waarmee cliënten met multiproblematiek doeltreffend kunnen worden gesignaleerd en ondersteund bij wat zij werkelijk nodig hebben. De vraag is of zo’n integrale aanpak implementeerbaar is, daadwerkelijk voorziet in oplossingen voor problemen van de doelgroep en hun rechtshulpvragen afnemen. In dit onderzoek wordt het vraagstuk van optimale dienstverlening door HJL, benaderd vanuit ‘klantwaarde’ ofwel de ‘opbrengsten van de dienstverlening’ voor de cliënt. Dit in de marketingwetenschap vergaand ontwikkeld concept leent zich goed voor vraagstukken in het publieke domein omdat hiermee het klantperspectief voorop wordt gesteld. Dat is in dienstverlening niet altijd vanzelfsprekend. Professionals van HJL kijken nog teveel door hun ‘juridische bril’ naar cliënten met multiproblematiek waardoor ‘andere’ problemen nauwelijks worden opgemerkt. Met dit project wordt getracht om professionals innovatieve methoden en instrumenten aan te reiken waarmee een goede inbedding van HJL in locale hulpverleningsinfrastructuren kan worden gerealiseerd. De centrale onderzoeksvraag in het project luidt: hoe kunnen eerstelijns rechtshulpprofessionals van HJL hun dienstverlening aan cliënten met multiproblematiek verbeteren? Het onderzoek wordt (deels) uitgevoerd in de vorm van een parallelle casestudie. Vestigingen van HJL en sociale netwerkpartners vormen de cases. Onderdeel van deze casestudie is dat van elkaars praktijken wordt geleerd door middel van een crosscase-analyse. Beoogde opbrengsten van het project zijn nieuwe kennis over cliënten met multiproblematiek, diagnostisch instrumentarium voor eerstelijns rechtshulpprofessionals, een nieuwe klantgerichte en integrale aanpak van dienstverlening en state-of-the-art onderwijsmateriaal. De projectopbrengsten worden in publicaties, workshops en conferenties gedissemineerd en geborgd in de juridische opleidingen aan Hogeschool Utrecht.
Logistics represents around 10-11% of global CO2 emissions, around 75% of which come from road freight transport. ‘The European Green Deal’ is calling for drastic CO2 reduction in this sector. This requires advanced and very expensive technological innovations; i.e. re-design of vehicle units, hybridization of powertrains and automatic vehicle technology. Another promising way to reach these environmental ambitions, without excessive technological investments, is the deployment of SUPER ECO COMBI’s (SEC). SEC is the umbrella name for multiple permutations of 32 meter, 70 tons, road-train combinations that can carry the payload-equivalent of 2 normal tractor-semitrailer combinations and even 3 rigid trucks. To fully deploy a SEC into the transport system the compliance with the existing infrastructure network and safety needs to be guaranteed; i.e. to deploy a specific SEC we should be able to determine which SEC-permutation is most optimal on specific routes with respect to regulations (a.o. damage to the pavement/bridges), the dimensions of specific infrastructures (roundabouts, slopes) and safety. The complexity of a SEC compared to a regular truck (double articulation, length) means that traditional optimisation methods are not applicable. The aim of this project is therefore to develop a first methodology enabling the deployment of the optimal SEC permutation. This will help transport companies (KIEM: Ewals) and trailer manufactures (KIEM: Emons) to invest in the most suitable designs for future SEC use. Additionally the methodology will help governments to be able to admit specific SEC’s to specific routes. The knowledge gained in this project will be combined with the knowledge of the broader project ENVELOPE (NWA-IDG). This will be the start of broader research into an overall methodology of deploying optimal vehicle combinations and a new regulatory framework. The knowledge will be used in master courses on vehicle dynamics.