Er blijft behoefte bestaan aan de kernfunctie van corporaties, om sociale huurwoningenbeschikbaar te stellen tegen betaalbare huren voor mensen met lagere inkomens. Tegelijkertijd staan corporaties voor het eerst sinds de brutering onder zware financiële druk. Aan de financiële druk liggen veel factoren ten grondslag die corporaties slecht kunnen beïnvloeden, zoals de economie en het beleid van de landelijke overheid. Afgezien van de beslissing om wel of niet te investeren is er echter een belangrijke factor die wel beïnvloedbaar is door de corporatie zelf, namelijk de bedrijfskosten. Er zijn aanwijzingen dat de bedrijfskosten substantieel omlaag kunnen, door de organisatie doelmatig in te richten, het takenpakket te reduceren, in het onderhoud strakker op een basiskwaliteit te sturen en commerciële partijen in te schakelen bij het uitvoeren van activiteiten. Deze notitie beschrijft een bedrijfsmodel van een corporatie die zich richt op het investeren in en beheren van betaalbare huurwoningen, met structureel en substantieel lagere bedrijfskosten. Corporaties zijn in hun huidige vorm betrokken bij alle werkzaamheden binnen de hele bedrijfskolom van woningontwikkeling tot het beheer van woningen. Daarnaast vervullen zij in één organisatie de rollen van belegger, ontwikkelaar en beheerder. De combinatie van de rol van èn belegger, èn ontwikkelaar èn beheerder is uniek en kan voordelen hebben in een situatie waarin ze een brede rol bij de (her)ontwikkeling van wijken en woningen willen en kunnen vervullen, maar nadelen hebben als het gaat om het optimaliseren van het doelmatig uitvoeren van hun kerntaken. In het voorliggende model wordt kostenoptimalisatie bij het uitvoeren van de kerntaak als doel gesteld. Hiertoe worden bezit, financiering en beleid juridisch en functioneel gescheiden van de uitvoerende werkzaamheden. De vermogensverschaffings- en beleggingsfunctie worden ondergebracht in een zogenaamde regiecorporatie. Door de uitvoerende werkzaamheden in concurrentie aan te besteden is het mogelijk, met behoud van basiskwaliteit, klantgerichtheidIV en zorgvuldigheid, de bedrijfskosten per woning structureel te verlagen.
Er blijft behoefte bestaan aan de kernfunctie van corporaties, om sociale huurwoningenbeschikbaar te stellen tegen betaalbare huren voor mensen met lagere inkomens. Tegelijkertijd staan corporaties voor het eerst sinds de brutering onder zware financiële druk. Aan de financiële druk liggen veel factoren ten grondslag die corporaties slecht kunnen beïnvloeden, zoals de economie en het beleid van de landelijke overheid. Afgezien van de beslissing om wel of niet te investeren is er echter een belangrijke factor die wel beïnvloedbaar is door de corporatie zelf, namelijk de bedrijfskosten. Er zijn aanwijzingen dat de bedrijfskosten substantieel omlaag kunnen, door de organisatie doelmatig in te richten, het takenpakket te reduceren, in het onderhoud strakker op een basiskwaliteit te sturen en commerciële partijen in te schakelen bij het uitvoeren van activiteiten. Deze notitie beschrijft een bedrijfsmodel van een corporatie die zich richt op het investeren in en beheren van betaalbare huurwoningen, met structureel en substantieel lagere bedrijfskosten. Corporaties zijn in hun huidige vorm betrokken bij alle werkzaamheden binnen de hele bedrijfskolom van woningontwikkeling tot het beheer van woningen. Daarnaast vervullen zij in één organisatie de rollen van belegger, ontwikkelaar en beheerder. De combinatie van de rol van èn belegger, èn ontwikkelaar èn beheerder is uniek en kan voordelen hebben in een situatie waarin ze een brede rol bij de (her)ontwikkeling van wijken en woningen willen en kunnen vervullen, maar nadelen hebben als het gaat om het optimaliseren van het doelmatig uitvoeren van hun kerntaken. In het voorliggende model wordt kostenoptimalisatie bij het uitvoeren van de kerntaak als doel gesteld. Hiertoe worden bezit, financiering en beleid juridisch en functioneel gescheiden van de uitvoerende werkzaamheden. De vermogensverschaffings- en beleggingsfunctie worden ondergebracht in een zogenaamde regiecorporatie. Door de uitvoerende werkzaamheden in concurrentie aan te besteden is het mogelijk, met behoud van basiskwaliteit, klantgerichtheidIV en zorgvuldigheid, de bedrijfskosten per woning structureel te verlagen.
Deze handreiking bestaat uit zes praatplaten (drie wijktypes met een onderscheid voor hoog en laag Nederland) die dienen als toekomstschetsen om visueel inzichtelijk te maken hoe groen in de wijk droogtebestendiger gemaakt kan worden. Iedere praatplaat omvat een visualisering van mogelijke maatregelen per wijktype in hoog of laag Nederland. Dit om een breder perspectief weer te geven van wijktypes met verschillende (technische) haalbaarheidseigenschappen. ‘Oudere woonwijken’ zijn een samenvoeging van de karakteristieken van verschillende wijktypes: tuindorp, volkswijk, naoorlogse tuinstad, laagbouw en naoorlogse woonwijk, allen gebouwd in de eerste helft van de 20e eeuw. Bloemkoolwijken en Vinexwijken zijn later ontwikkeld en hebben een andere ruimtelijke indeling, groeiplaatsomstandigheden, waterhuishouding en andere technische eigenschappen.Voor de uiteenzetting van de maatregelen is per wijktype gekeken naar zowel de technische haalbaarheid van implementatie van maatregelen in de straat als naar planning van inpassing van maatregelen in lijn met de reguliere beheer-, vervangings- en/of herinrichtingsopgave.Dit betekent dat de praatplaten een algemeen toekomstbeeld schetsen van maatregelen die toepasbaar zijn per wijk- en bodemtype. Het is goed mogelijk dat voor specifieke situaties weggelaten maatregelen wel implementeerbaar zijn, zowel vanuit een technisch oogpunt als vanuit het implementatie-vlak. Deze praatplaten fungeren dan ook als eerste inventarisatie van mogelijke kansen en 'bottlenecks’ en vormen daarbij het startpunt voor gesprekken met andere afdelingen.Elke praatplaat geeft inzicht in drie verschillende doelen: Wat betekent een set aan maatregelen voor de ruimtelijk indeling van een wijk, zowel boven- als ondergronds (indeling straatprofiel, kabels & leidingen, riolering etc.)? Wanneer implementeer je een maatregel en hoe zit het met koppelkansen? Zonder mee te koppelen, tijdens een vervangingsopgave (vervangen straat, riolering en groen), of tijdens een herinrichtingsopgave (herinrichting openbare ruimte). Welke combinaties van maatregelen zijn noodzakelijk, vullen elkaar aan of zijn conflicterend?
De GreenPee is een combinatie van een urinoir en een plantenbak. De GreenPee is niet alleen mooi en functioneel, maar ook duurzaam en draagt bij aan een positieve omgevingsboodschap. Doordat de GreenPee niet hoeft te worden aangesloten op water of riool wordt het milieu veel minder belast. Daarnaast draagt de GreenPee bij aan een duurzame samenleving. De GreenPee vangt de urine op in een bak met geurabsorberende hennepvezel. Deze vezel, vermengd met de urine, vormt na compostering een fosfaatrijke biologische meststof welke gebruikt kan worden om op een natuurlijke wijze groenperken te bemesten. Een handig in-hydro systeem vangt regenwater op in een 30 liter reservoir, wat ervoor zorgt dat de planten bij droogte minimaal bewaterd hoeven te worden. Helaas blijkt het concept in de praktijk te hoge onderhoudskosten te hebben en tevens blijken composteringsbedrijven niet erg geinteresseerd te zijn in de verwerking en brengen (hoge) kosten in rekening. In dit KIEM GoChem project gaat de Universiteit van Amsterdam in samenwerking met MKB SEMiLLA Sanitation Hubs b.v. een proces ontwikkelen waarbij de urine wordt voorbehandeld met een speciaal ontwikkelde ureaseremmer. Hierdoor is de verwachting dat ammoniavorming achterwege blijft en de originele voedingsstoffen behouden blijven. De urine wordt vervolgens centraal via vacuumverdamping verwerkt tot 90% loosbaar water en 10% hoogwaardige, vloeibare meststof voor planten. Er is dan geen hennepvezel meer nodig in het proces en de urine uit de GreenPee kan eenvoudig verwerkt worden.
Service logistics in de vliegtuigonderhoudindustrie is een zeer kennisintensieve en concurrerende markt. De meest cruciale factor in deze industrie is het laag houden van de downtime tijdens maintenance, repair en overhaulactiviteiten. Met name opslag, distributie en het managen van spare parts spelen hierin een belangrijke rol. Om tijdig vliegtuigen te kunnen onderhouden, hebben onderhoudsbedrijven vaak duizenden onderdelen, van kleine ophangpennen tot zeer dure motoren, op voorraad. Hierin zit dan ook de paradox: onderhoudskosten dalen door lagere down time en grote voorraden zorgen op hun beurt weer voor hoge warehousing kosten. Het lectoraat Aviation Engineering voert thans een RAAK-MKB project uit waarin primair wordt onderzocht of historische onderhoudsdata kan worden gebruikt voor MRO-onderhoudsplannen die de downtime verlagen. Gaandeweg de uitvoering van dit project is echter gebleken dat niet alle onderhoud van te voren gepland kan worden en dat juist real time data tijdens de vlucht erg relevant is voor snel en efficiënt onderhoud. De doelstelling van dit KIEM-project is enerzijds het vergaren van nieuwe kennis en inzichten over service logistics en het daarmee aanjagen nieuw onderzoek waarin wordt onderzocht of de inzet van real time big data bijdraagt aan het verminderen van de downtime. Anderzijds wordt onderzocht of nieuwe samenwerkingen (met IT-bedrijven) mogelijk zijn die voorraadkosten verminderen. Onderzoek wordt gedaan naar: 1. Knelpunten voor de inzet van real time big data in relatie tot MRO-activiteiten. 2. Vraagarticulatie en samenwerkingsmogeljkheden met nieuwe mkb-bedrijven. 3. Spare part warehousing efficiëntie (parts pooling). 4. Infrastructuur en standaarden voor opslag en toegankelijkheid van gezamenlijke en individuele (bedrijfsgevoelige) data. De HvA, NAG en JetSupport verwachten dat met dit project nieuwe mkb-onderhoudsbedrijven, vliegtuigmaatschappijen en overheden gaandeweg het project gaan aanhaken. Uitkomsten zijn enerzijds nieuwe kennis en inzichten op het gebied van service logistics en anderzijds commitment voor een vervolgonderzoek op het lopende RAAK-project.
Het project "Port State Control" was aangevraagd om onderzoek te kunnen doen naar de oorzaak wan het grote aantal aanhoudingen van Nederlandse schepen in buitenlandse havens. Doel van het onderzoek was om belangrijke oorzaken daarvan boven water te krijgen en oplossingen daarvoor te onderzoeken en bedenken. Schepen worden door PSC gecontroleerd, waarbij er wordt gekeken of ze voldoen aan de internationale wet- en regelgeving, met name de veiligheid aan boord. Reders en bemanning zijn verantwoordelijk voor een veilige uitvoer van de taken aan boord. Indien er tekortkomingen worden geconstateerd, mag een PSC-autoriteit een schip aanhouden. Uit de onderzoeken naar de oorzaken blijk onder andere: - Nalatigheid bemanning bij controles installaties door werkdruk en repetitief werk, kennis niet beschikbaar. - Nalatigheid rederij; besparen op onderhoudskosten. - Het aantal en de kwaliteit van de bemanning aan boord van Nederlandse schepen. - Nalatigheid eindconsument; logistiek proces dient zo goedkoop mogelijk te zijn vanwege lage prijs. Consequentie: minder investeringen in bemanningen en scheepsonderhoud. Het project doet daarom de volgende aanbevelingen: Om bemanningen aan boord zo goed mogelijk voor te bereiden op PSC-inspecties is kennisvalorisatie erg belangrijk. De laatste informatie dient beschikbaar te zijn. Rederij is daar werantwoordelijk voor. De betrokkenheid van de reder is belangrijk bij het motiveren van de bemanning. Daarbij is scheepsfamiliarisatie cruciaal. Net zoals het verantwoordelijkheidsgevoel m.b.t. de scheepsveiligheid. Een tastbaar eindproduct van het project is de Port State Contol app. De app is een digitale omgeving die laat zien hoe situaties wel of niet horen te zijn. Met deze app worden bemanningsleden bekend gemaakt met het schip waar ze op komen te varen. Innovaties als Virtual Reality en distance learning zou de essentiële verbeterslag gemaakt kunnen !Worden. Met inzet van digitale hulpmiddelen kan de familiarisatie van nieuwe bemanningsleden werbeterd worden zodat zij beter zijn voorbereid op de taak aan boord.