Dienst van SURF
© 2025 SURF
Thirty to sixty per cent of older patients experience functional decline after hospitalisation, associated with an increase in dependence, readmission, nursing home placement and mortality. First step in prevention is the identification of patients at risk. The objective of this study is to develop and validate a prediction model to assess the risk of functional decline in older hospitalised patients.
Objective: To predict mortality by disability in a sample of 479 Dutch community-dwelling people aged 75 years or older. Methods: A longitudinal study was carried out using a follow-up of seven years. The Groningen Activity Restriction Scale (GARS), a self-reported questionnaire with good psychometric properties, was used for data collection about total disability, disability in activities in daily living (ADL) and disability in instrumental activities in daily living (IADL). The mortality dates were provided by the municipality of Roosendaal (a city in the Netherlands). For analyses of survival, we used Kaplan–Meier analyses and Cox regression analyses to calculate hazard ratios (HR) with 95% confidence intervals (CI). Results: All three disability variables (total, ADL and IADL) predicted mortality, unadjusted and adjusted for age and gender. The unadjusted HRs for total, ADL and IADL disability were 1.054 (95%-CI: [1.039;1.069]), 1.091 (95%-CI: [1.062;1.121]) and 1.106 (95%-CI: [1.077;1.135]) with p-values <0.001, respectively. The AUCs were <0.7, ranging from 0.630 (ADL) to 0.668 (IADL). Multivariate analyses including all 18 disability items revealed that only “Do the shopping” predicted mortality. In addition, multivariate analyses focusing on 11 ADL items and 7 IADL items separately showed that only the ADL item “Get around in the house” and the IADL item “Do the shopping” significantly predicted mortality. Conclusion: Disability predicted mortality in a seven years follow-up among Dutch community-dwelling older people. It is important that healthcare professionals are aware of disability at early stages, so they can intervene swiftly, efficiently and effectively, to maintain or enhance the quality of life of older people.
MULTIFILE
Introduction: Fall rates and fall-related injuries among community-dwelling older adults (≥65 years) are expected to increase rapidly, due to the aging population worldwide. Fall prevention programs (FPPs), consisting of strength and balance exercises, have been proven effective in reducing fall rates among older adults. However, these FPPs have not reached their full potential as most programs are under-enrolled. Therefore, this study aims to identify promising strategies that promote participation in FPPs among community-dwelling older adults. Methods: This is an exploratory qualitative study. Previously, barriers and facilitators for participation in FPPs by older adults had been identified. Next, six strategies had been designed using the Intervention Mapping approach: (1) reframing; (2) informing about benefits; (3) raising awareness of risks; (4) involving social environment; (5) offering tailored intervention; (6) arranging practicalities. Strategies were validated during semi-structured interviews with communitydwelling older adults (n = 12) at risk of falling. Interviews were audio-recorded, transcribed, and analyzed following a qualitative thematic methodology, with a hybrid approach. Results: All strategies were considered important by at least some of the respondents. However, two strategies stood out: (1) reframing ‘aging’ and ‘fall prevention’: respondents preferred to be approached differently, taking a ‘life course’ perspective about falls, and avoiding confronting words; and (2) ‘informing about benefits’ (e.g., ‘living independently for longer’); which was mentioned to improve the understanding of the relevance of participating in FPPs. Other strategies were considered important to take into account too, but opinions varied more strongly. Discussion: This study provides insight into potential strategies to stimulate older adults to participate in FPPs. Results suggest that reframing ‘aging’ and ‘fall prevention’ may facilitate the dialogue about fall prevention, by communicating differently about the topic, for example ‘staying fit and healthy’, while focusing on the benefits of participating in FPPs. Gaining insight into the strategies’ effectiveness and working mechanisms is an area for future research. This could lead to practical recommendations and help professionals to enhance older adults’ participation in FPPs. Currently, the strategies are further developed to be applied and evaluated for effectiveness in multiple field labs in a central Dutch region (Utrecht).
MUSE supports the CIVITAS Community to increase its impact on urban mobility policy making and advance it to a higher level of knowledge, exchange, and sustainability.As the current Coordination and Support Action for the CIVITAS Initiative, MUSE primarily engages in support activities to boost the impact of CIVITAS Community activities on sustainable urban mobility policy. Its main objectives are to:- Act as a destination for knowledge developed by the CIVITAS Community over the past twenty years.- Expand and strengthen relationships between cities and stakeholders at all levels.- Support the enrichment of the wider urban mobility community by providing learning opportunities.Through these goals, the CIVITAS Initiative strives to support the mobility and transport goals of the European Commission, and in turn those in the European Green Deal.Breda University of Applied Sciences is the task leader of Task 7.3: Exploitation of the Mobility Educational Network and Task 7.4: Mobility Powered by Youth Facilitation.
In het project wordt een nieuw door de HvA ontwikkelde methodiek (Open Collaborative Business Modelling methodiek, verder: ‘OCBM-methodiek’), toegepast om waardeproposities voor circulaire en biobased verpakkingen te ontwikkelen, samen met partijen uit de waardeketen. De inzet van biobased materialen is essentieel voor het terugdringen van het gebruik van fossiele plastics en – uiteindelijk – voor het bereiken van een volledig circulaire economie. De specifieke waardeketen waar het project zich op richt is die van verpakkingen op basis van Olifantsgras / Miscanthus. Projectpartner Vibers is een bedrijf dat dit gewas als grondstof gebruikt voor het produceren van o.a. verpakkingsmaterialen. Tijdens het project zal een viertal OCBM-sessies worden georganiseerd waarin Vibers in nauwe samenwerking met een wisselende groep ketenpartners en andere stakeholders een nieuwe waardepropositie formuleert. Projectpartner Kennisinstituut Duurzaam Verpakken (verder: KIDV) bewaakt in de OCBM-sessies de duurzaamheid van de ontwikkelde propositie en speelt een rol bij evaluatie van de OCBM-methodiek voor de verpakkingsindustrie. Het project levert daarmee twee belangrijke resultaten op: 1. Een met behulp van de OCBM-methodiek ontwikkelde waardepropositie voor een circulair business model waarin een biobased verpakking centraal staat; 2. Aanbevelingen voor het verfijnen van de OCBM-methodiek: specifieke aandachtspunten voor het ontwikkelen van innovatieve, circulaire business modellen met behulp van deze methodiek.
Bedrijfsovername is een grote uitdaging voor agrarische familiebedrijven, waarbij het sociaal-emotioneel welzijn van de familie is geïdentificeerd als een belangrijk knelpunt. Vanuit het Nederlands Agrarisch Jongeren Kontakt (NAJK) en het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) is in 2019 het beleidsprogramma Duurzame Bedrijfsopvolging gestart om het aantal succesvolle bedrijfsoverdrachten te verhogen. Een belangrijk onderdeel hiervan is een op te richten Kenniscentrum. Dit project wil het Kenniscentrum voeden met onderzoek naar de familiale dimensie van bedrijfsopvolging. Het praktijkonderzoek wordt uitgevoerd door een consortium bestaande uit het Lectoraat Familiebedrijven van Hogeschool Windesheim, Aeres Hogeschool Dronten, Van Hall Larenstein Leeuwarden, het Fries Sociaal Planbureau, het NAJK en LTO Noord. Doel van dit project is het inventariseren en evalueren van de ondersteunende advies- en kennisinfrastructuur op de familiale dimensie bij het opvolgingstraject van agrarische familiebedrijven. Dit doen we door inzichten op te halen bij zestien agrarische bedrijfsfamilies, in verschillende stadia van het opvolgingsproces. In het project vergelijken we hoe de families en de ondersteunende advies- en kennispartijen omgaan met de belangen en behoeften van verschillende familieleden (opvolgers, overdragers, partners en niet-opvolgers) tijdens het opvolgingsproces. Daarnaast wordt kwantitatief onderzoek gedaan onder studenten op de twee deelnemende agrarische hogescholen, om de behoeften en verwachtingen van potentiële opvolgers en niet-opvolgers ten aanzien van bedrijfsoverdracht in kaart te brengen. Het project moet resulteren in gevalideerde verbetervoorstellen (stappenplannen) voor zowel agrarische bedrijfsfamilies als adviseurs gericht op de verschillende stadia van bedrijfsopvolging. Ook worden spelvormen ontwikkeld om moeilijke en relationeel ingewikkelde onderwerpen beter bespreekbaar te maken in het agrarisch onderwijs. Tot slot worden de resultaten van het onderzoek geschikt gemaakt voor gebruik binnen agrarische scholen om het curriculum over de zachte kant van bedrijfsopvolging te versterken.