Dienst van SURF
© 2025 SURF
Het doel van dit onderzoek is het in kaart brengen van maatregelen waarmee de energieprestaties en binnenmilieu van onderwijsinstellingen verbeterd kunnen worden. Maatschappelijk vastgoed is een breed begrip, dit onderzoek zal zich daarom richten op onderwijsinstellingen. De FAME groep richt zich specifiek op het segment onderwijsinstellingen, vandaar dat het onderzoek gefocust wordt op dit segment. In de oriëntatie worden de werkzaamheden en de belangen van de FAME groep nader toegelicht. De probleemstelling in dit onderzoek zal zijn: Welke maatregelen kan de gemeente Zwolle treffen om haar primair, speciaal en voortgezet onderwijsinstellingen te verduurzamen.Studentenonderzoek in het kader van het thema Duurzaam bouwen.
Poster presentatie + poster award, Hanze Research Dag, 29 januari 2014 De Nederlandse overheid heeft beleid en doelstellingen geformuleerd ten aanzien van deelname aan excellentieonderwijs en het tot stand brengen van een cultuur van excellentie. Maar waarderen studenten wel de mogelijkheden die nu door onderwijsinstellingen worden georganiseerd om uit te blinken in onderwijs? In dit onderzoek wordt de vraag gesteld waar de houding van studenten ten aanzien van honoursonderwijs op gestoeld is.
In 1988 werden in Nederland de eerste islamitische basisscholen opgericht. Sindsdien liggen de scholen regelmatig onder vuur. Critici vrezen dat religieuze segregatie de sociale integratie van kinderen belemmert. Dit artikel laat daarentegen, op basis van de resultaten van eerder onderzoek, zien hoe islamitische scholen kunnen bijdragen aan het wederzijdse proces van sociale integratie in de Nederlandse pluriforme samenleving. Verschenen in Religions, 13: 849.
MULTIFILE
De gemeenten Wageningen en Ede, studentenhuisvester Idealis, Wageningen University & Research en Christelijke Hogeschool Ede willen de kennis en expertise van de aanwezige studenten en kennisinstellingen meer inzetten voor lokale maatschappelijke opgaven in de directe leefomgeving. Dit betekent een nieuwe manier van samenwerken waarin studenten, inwoners, onderzoekers, gemeente en bedrijven samen kennis en expertise opbouwen, delen en toepassen. Op deze manier beogen we samen de zogenaamde complexe opgaven – “wicked problems” – op te pakken in een lokale context, de resultaten meer van effect op de inwoners van de stad te laten zijn en de grenzen tussen organisaties hierin meer te laten vervagen. De betrokken partijen hebben als ambitie dat deze manier van samenwerken over vijf jaar (eind 2022) vanzelfsprekend is. Met andere woorden: dat de basis voor het “Living Knowledge Network Wageningen & Ede” is gelegd. Om deze ambitie te behalen is experimenteerruimte nodig waarin we samen, in een veilige omgeving en binnen overzichtelijke concrete projecten, ervaring opdoen in het integraal samenwerken, kennis delen en toepassen. We kiezen er daarom voor om in 2018-2019 met twee pilotprojecten te starten op het gebied van voedselverspilling en klimaat neutrale stad in Wageningen. Het is onze ambitie dat deze twee projecten een sneeuwbaleffect veroorzaken waar meerdere vervolgprojecten (Living Labs), in zowel Wageningen als Ede, uit volgen. We vragen ondersteuning van de Impuls City Deal Kennis Maken om een aanjager aan te stellen die de coördinatie van deze twee pilotprojecten op zich neemt. De aanjager stimuleert de samenwerking, zichtbaarheid en evaluatie van beide projecten en ontwikkelt een plan van aanpak voor de doorontwikkeling van deze projecten tot Living Labs en vervolgprojecten. Ook vragen we de aanjager opgedane kennis te delen in het landelijke netwerk City Deal Kennis Maken.
Ballet en moderne dans zijn een vorm van topsport. De druk op dansers is enorm. Lange en intensieve werkdagen, veel reizen en verschillende werkplekken maken het lastig om lichaam en geest goed te verzorgen. Hierdoor liggen blessures en mentale klachten op de loer. Nederlandse dansgezelschappen willen meer aandacht gaan besteden aan preventieve maatregelen om fysieke en mentale problemen bij hun dansers te voorkomen. Het ontbreekt hen echter aan kennis en kunde om dit innovatieve vraagstuk op te kunnen pakken. Het Nationale Ballet en het Scapino Ballet hebben het lectoraat Performing Arts Medicine van Codarts (Hogeschool voor de Kunsten Rotterdam) benaderd om antwoord te krijgen op de vraag hoe dansers op de hoogste podia, op gezonde wijze, hun beste performance kunnen laten zien. Gezamenlijk is deze praktijkvraag omgevormd naar drie onderzoeksdoelstellingen: 1. Opstellen van meetinstrumenten om de fysieke en mentale gezondheid van dansers te screenen en te monitoren; 2. Ontwerpen van een web-based systeem dat automatisch en real-time informatie uit de ontwikkelde meetinstrumenten kan inlezen, analyseren en interpreteren; 3. Ontwikkelen van een Fit to Perform protocol dat aanbevelingen geeft ten aanzien van het verbeteren van de fysieke en mentale gesteldheid van de danser. Het consortium bestaat uit de volgende organisaties: - Praktijkgerichte onderzoeksinstellingen: Codarts Rotterdam en Hogeschool van Amsterdam; - Universiteiten: ErasmusMC, Technische Universiteit Eindhoven en Vrije Universiteit Amsterdam; - Praktijkinstellingen: Het Nationale Ballet en het Scapino Ballet; - Overige instellingen: het Nederlands Paramedisch Instituut (NPi) en het Nationale Centrum Performing Arts (NCPA). Bij de samenstelling van het consortium is gekozen voor een goede mix tussen praktijkorganisaties, onderzoeksinstituten en onderwijsinstellingen. Daarnaast is er sprake van cross-sectorale samenwerking doordat kennis vanuit de podiumkunsten, sport, gezondheidszorg, onderwijs en technologie met elkaar verbonden wordt.
Biobrandstoffen zijn nodig om de klimaatdoelstellingen van de Nederlandse overheid te halen m.b.t. de CO2-uitstoot. Aanvullend voordeel van een groeiende stroom biobrandstoffen is dat daarmee ook de beschikbaarheid van gestandaarde bio-grondstoffen voor de chemische industrie vergroot wordt. Dat brengt de vergroening van de chemie een stap dichterbij. Biobrandstoffen zijn een opkomende markt, die nog wel veel te maken heeft met “onbekend-maakt-onbemind”. Dat geldt in de industrie zelf, bij beleidsmedewerkers en in het onderwijs. Een open learning resource kan helpen om die onbekendheid te verminderen. Onderwijsinstellingen staan er voor open, maar hebben veelal niet zelf de kennis in huis. Via een Open Learning Resource worden de docenten ontzorgd.Het beoogde product is een online module met verschillende inhoudelijke aspecten die door verschillende partijen worden ingebracht (industrie, onderwijs en onderzoek), waaromheen een levendige community ontstaat waar bedrijven een belangrijke partij zijn. De online module omvat interactieve modules, die zowel als geheel als losstaand te gebruiken zijn.